WATERVALLEN NATUURKUNDE (2016) HAVO
Overzicht onderdelen vandaag Inleiding Oefening 1 De druppelmethode Het correctievoorschrift Oefening 2 Watervallen. (Oefening 3) 5 minuten Eerste pauze Tweede pauze
Het belang van stress Spanning en ontspanning Visualisatie 20 minuten
Oefening 1 Grootheden en eenheden worden in de natuurkunde aangegeven met letters. Geef zoveel mogelijk betekenissen van de letters uit het alfabet. Je mag hierbij zowel de betekenis voor grootheden, als voor eenheden geven. Het winnende groepje wordt getrakteerd!!!
De druppelmethode: Hoe je voor te bereiden: tijdsindeling naar examen toe. Hoe je voor te bereiden: visualisatie: Type vragen: Bereken. Bepaal. Leg uit. De “witregel” in opgave: Geen witregel, gegevens gelden voor meerdere vragen. Wel witregel, gegevens gelden alleen voor die ene vraag. 30 minuten
Bij bereken vragen: 1. Je begint altijd met het opschrijven van de letter van de gevraagde grootheid. 2.Je zoekt formules die passen bij die letter. 3.Je noteert de gegevens uit de tekst die relevant zijn. 4.Je maakt mogelijk een “formuleboom”. 5.Je lost het vraagstuk op. 6.Je let op significantie en eenheid.
Bij bepaalvragen: 1. Je kijkt of er een “foto” of diagram gegeven is. o Bij “foto”: 1.Foto’s zijn altijd op schaal, dat betekent dat je iets zult moeten gaan opmeten in de foto. 2.Daarna kan het zijn dat je alsnog een berekening moet uitvoeren, (zie daarvoor de dia “berekening”). Vraag: “Schat de maximale hoogte die de ketting bereikt”
o Bij diagram: 1.Bij een diagram kun je: a)Punten aflezen. b)Helling bepalen: Gebruik formules van de vorm: c = Δ y/ Δ x. Als de niet recht is moet je een raaklijn tekenen waarvan je de helling bepaald. a)Oppervlak bepalen: Gebruik formules van de vorm c = y ∙ x. Bij een niet rechte lijn, hokjes tellen, of een ‘slimme lijn’ tekenen.
o Bepaal met behulp van een constructie: 1.Teken altijd op schaal. 2.Teken altijd een parallellogram, (die soms een rechthoek is). 3.Krachten optellen, krachten splitsen. 4.Blokje op de helling
o Leg uit: De verschillende vormen waarin je deze vraag kunt tegen komen: Beredeneer, leg uit De kandidaat moet gegevens uit de opgave combineren met natuurkundige kennis en een of meer denkstappen zetten om te komen tot hetgeen beredeneerd of uitgelegd moet worden. Noem, geef (aan), wat, welke, wanneer, hoeveel De kandidaat kan volstaan met een (eind)antwoord, tenzij vermeld staat: ‘licht toe’. In dat geval moet de kandidaat aangeven hoe hij aan het antwoord is gekomen. Toon aan / laat zien dat De kandidaat moet laten zien dat een gegeven waarde en/of bewering correct is. Hij kan daarbij gebruik maken van berekeningen en/of redeneringen.
Leid af De kandidaat moet van een formule (of eenheid) laten zien, dat deze volgt uit gegeven en/of bekende formules gebruik makend van wiskundige bewerkingen, zoals combineren, herschrijven en substitueren. Een getallenvoorbeeld volstaat niet bij het afleiden van een formule of een eenheid. Bij het afleiden van een formule volstaat bovendien een eenhedenbeschouwing niet. Schets De kandidaat moet door middel van een grafische voorstelling kenmerkende eigenschappen aangeven, zonder dat de waarden precies hoeven te kloppen. Teken De kandidaat moet door middel van een grafische voorstelling kenmerkende eigenschappen aangeven, waarbij de waarden precies moeten kloppen. In het correctievoorschrift wordt een marge voor deze waarden gegeven. Schat De kandidaat moet de waarde van een grootheid ongeveer aangeven, zonder de exacte waarde te bepalen.
Het correctievoorschrift Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 2 Algemene regels 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerst gegeven antwoord beoordeeld; 20 minuten
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.
7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 3 Vakspecifieke regels 1 Een afwijking in de uitkomst van een berekening door acceptabel tussentijds afronden wordt de kandidaat niet aangerekend. 2 Het laatste scorepunt, aangeduid met ‘completeren van de berekening/bepaling’, wordt niet toegekend als: − een fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst gemaakt is (zie punt 3), − een of meer rekenfouten gemaakt zijn, − de eenheid van een uitkomst niet of verkeerd vermeld is, tenzij gezien de vraagstelling het weergeven van de eenheid overbodig is, (In zo'n geval staat in het beoordelingsmodel de eenheid tussen haakjes.) − antwoordelementen foutief met elkaar gecombineerd zijn, − een onjuist antwoordelement een substantiële vereenvoudiging van de berekening/bepaling tot gevolg heeft.
3 De uitkomst van een berekening mag één significant cijfer meer of minder bevatten dan op grond van de nauwkeurigheid van de vermelde gegevens verantwoord is, tenzij in de vraag is vermeld hoeveel significante cijfers de uitkomst dient te bevatten. 4 Het scorepunt voor het gebruik van een formule wordt toegekend als de kandidaat laat zien kennis te hebben van de betekenis van de symbolen uit de formule. Dit blijkt als: − de juiste formule is geselecteerd, én − voor minstens één symbool een waarde is ingevuld die past bij de betreffende grootheid.
Oefening 2 Maak deze opgave Opgave 1 Tower of Terror In het attractiepark Dreamworld in Australië staat de Tower of Terror. Zie figuur 1. Op het stuk AB wordt een kar met behulp van elektromagneten versneld. Na het horizontale gedeelte komt de kar in een verticale bocht en gaat vervolgens loodrecht omhoog. Bij terugkeer wordt hij door de elektromagneten vertraagd. Figuur 2 laat zien hoe de grootte van de snelheid van de kar verloopt tussen het moment van vertrek en het bereiken van het hoogste punt D. De massa van de kar inclusief passagiers is 6,2 ⋅ 103 kg. 4p1Bepaal de (horizontale) kracht die de elektromagneten tussen t = 0 s en t = 7,0 s op de kar uitoefenen. Op t =10 s gaat de kar de bocht in. 3p2Bepaal de afstand die de kar aflegt tussen t = 0 s en t =10 s. 3p3Bepaal met behulp van de wet van behoud van energie de verticale afstand tussen het hoogste punt D en het horizontale gedeelte van de baan 30 minuten
Watervallen Nu volgt een overzicht van de leerstof uit de samenvattingen van de site. Rest van de tijd