Het atoommodel van Rutherford-Bohr (1913)
Inleiding: elektromagnetische straling
Emissiespectrum
Atoommodel Rutherford (1911)
Het atoommodel volgens Bohr Elke schil stemt overeen met een bepaald energieniveau (dit is voor alle elementen verschillend) Een elektron kan naar een hogere schil springen, wanneer er net voldoende energie aan toegevoegd wordt (= een KWANTUMSPRONG). Wanneer dat elektron naar zijn oorspronkelijke schil terugvalt, zendt het licht uit met precies dezelfde energie. Dat licht kan zichtbaar zijn. Alle mogelijke sprongen samen bepalen het ‘emissiespectrum’ van het atoom. Dit is kwantumfysica
Emissielijnen van een atoom Enkele zichtbare emissielijnen: Natrium- geel Kalium- zwak paars Rubidium- zwak paars Cesium-rose Lithium-wijnrood Strontium-rood Calcium-oranjerood Barium-geelgroen Boor - helder groen Thalium-helder groen koper-blauwgroen Lood-zwak blauw Zilver-donker blauwgroen Magnesium-wit IJzer-goudkleurig Seleen-helder blauw
Geen elektronenbanen, maar elektronenwolken of orbitalen De orbitalen geven alleen maar de waarschijnlijkheid aan dat een elektron zich op een bepaalde plaats bevindt, niet de reële positie van de elektronen.
Atoomorbitalen “Waarschijnlijkheidsverdeling”
Toepassingen van atoomspectra https://nl.wikipedia.org/wiki/Neonlamp