De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

A4 Oefentoets 1 Deze oefentoets bestaat uit 7 vragen. De vragen gaan over gedrag en interactie + onderzoeksvaardigheden. Voor deze oefentoets zijn maximaal.

Verwante presentaties


Presentatie over: "A4 Oefentoets 1 Deze oefentoets bestaat uit 7 vragen. De vragen gaan over gedrag en interactie + onderzoeksvaardigheden. Voor deze oefentoets zijn maximaal."— Transcript van de presentatie:

1 A4 Oefentoets 1 Deze oefentoets bestaat uit 7 vragen. De vragen gaan over gedrag en interactie + onderzoeksvaardigheden. Voor deze oefentoets zijn maximaal 14 punten te behalen. Bij deze oefentoets is gebruik van BINAS toegestaan. Succes!

2 De Thomsongazelle is een antilopensoort die voorkomt op de Serengetivlakte in Afrika. De gazellen grazen zowel op savannen met kort gras als op savannen met lang gras of gemengd lang en kort gras. Ongeacht het gebied en ongeacht of de gazelle alleen of in een kudde is vertoont hij een bepaald gedrag, zodra hij een roofdier, bijvoorbeeld een jachtluipaard, opmerkt. De gazelle maakt dan een speciaal soort sprong, waarbij hij ongeveer een halve meter omhoog springt, met alle vier de poten gestrekt en de staart omhoog, zodat de witte vlek op het achterlijf volledig zichtbaar wordt voor het roofdier. De gazelle kijkt daarbij recht vooruit. Tijdens het normale lopen en springen kijken gazellen verschillende kanten op. 1. Het beschreven gedrag lijkt niet steeds doelmatig voor een geslaagde vlucht. Noem twee gedragselementen uit bovenstaande tekst die niet doelmatig lijken bij een vluchtpoging van een solitaire Thomsongazelle. Leg van elk gedragselement uit waarom dat je niet doelmatig lijkt (2p).

3 De Thomsongazelle is een antilopensoort die voorkomt op de Serengetivlakte in Afrika. De gazellen grazen zowel op savannen met kort gras als op savannen met lang gras of gemengd lang en kort gras. Ongeacht het gebied en ongeacht of de gazelle alleen of in een kudde is vertoont hij een bepaald gedrag, zodra hij een roofdier, bijvoorbeeld een jachtluipaard, opmerkt. De gazelle maakt dan een speciaal soort sprong, waarbij hij ongeveer een halve meter omhoog springt, met alle vier de poten gestrekt en de staart omhoog, zodat de witte vlek op het achterlijf volledig zichtbaar wordt voor het roofdier. De gazelle kijkt daarbij recht vooruit. Tijdens het normale lopen en springen kijken gazellen verschillende kanten op. Ter verklaring van dit gedrag hebben onderzoekers vier hypothesen opgesteld: Verwacht gedrag Hypothese Solitaire gazelle springt Groepen gazellen springen Springende gazelle draait vlek naar roofdier Springende gazelle draait vlek naar gazellen 1 Alarmfunctie Nee Ja 2 Sociale functie 3 Verwarringsfunctie 4 Communicatiefunctie 2. Welke van de vier hypothesen wordt het best ondersteund door de gegevens uit bovenstaande tekst (2p)?

4 Bij veel soorten padden bestaat er een nauw verband tussen de hoogte van de kwaaktoon van een mannetje en zijn lichaamsgrootte: hoe groter een mannetje hoe langer zijn stembanden en daardoor hoe lager de kwaaktoon. Aan de hand van de kwaaktoon kunnen mannetjes de grootte en dus ook de vechtcapaciteit van een rivaal inschatten. Dit verband is onderzocht bij mannetjes van de paddensoort Bufo bufo. In een serie experimenten werd telkens een middelgrote pad (de aanvaller) in een aquarium geplaatst waarin zich reeds een parend paddenpaar bevond. Het mannetje van dit paar (de verdediger) was of klein of groot en was tot zwijgen gedwongen door een rubberen band tussen zijn kaken. Telkens wanneer de aanvaller het paar aanraakte werd via een luidspreker een kwaaktoon voortgebracht die of van een klein of van een groot mannetje was. 3. Welke uitwendige factor is of welke uitwendige factoren zijn volgens de resultaten van het onderzoek bij Bufo bufo van invloed op het overgaan tot de aanval (2p)? A Alleen de hoogte van de kwaaktoon B Alleen de grootte van de verdediger C De hoogte van de kwaaktoon en de grootte van de verdediger 4. Een leerling stelt de volgende hypothese op: “Bij de paddensoort Bufo bufo is de grootte van het vrouwtje een factor die het aanvalsgedrag van een mannetje (de aanvaller) op een rivaal (de verdediger) beïnvloedt.” Beschrijf het experiment dat de leerling kan uitvoeren om deze hypothese te toetsen (2p).

5 5a. Wat wordt bedoeld met klassiek conditioneren (1p). b
5a. Wat wordt bedoeld met klassiek conditioneren (1p)? b. Wat wordt bedoeld met operant conditioneren (1p)?

6 De gevlekte hyena leeft in groepen, die clans worden genoemd
De gevlekte hyena leeft in groepen, die clans worden genoemd. De vrouwtjes zijn groter en agressiever dan de mannetjes. Bij hyena’s maakt één vrouwtje de dienst uit. Zij wordt het alfavrouwtje genoemd. Mannetjes zijn onderdanig aan de vrouwtjes. Onderzoek heeft aangetoond dat hyenavrouwtjes hoge testosteronconcentraties in hun bloed hebben; in de draagtijd zijn deze soms hoger dan bij mannetjes. Hierdoor worden hun jongen sterk en agressief. Sommige hyenajongen zijn zo heetgebakerd dat ze hun nestgenoten doodbijten. 6. Leg aan de hand van beide diagrammen uit dat pups van alfavrouwtjes veel agressiever zijn dan pups van laag geplaatste vrouwtjes (2p).

7 De gevlekte hyena leeft in groepen, die clans worden genoemd
De gevlekte hyena leeft in groepen, die clans worden genoemd. De vrouwtjes zijn groter en agressiever dan de mannetjes. Bij hyena’s maakt één vrouwtje de dienst uit. Zij wordt het alfavrouwtje genoemd. Mannetjes zijn onderdanig aan de vrouwtjes. Onderzoek heeft aangetoond dat hyenavrouwtjes hoge testosteronconcentraties in hun bloed hebben; in de draagtijd zijn deze soms hoger dan bij mannetjes. Hierdoor worden hun jongen sterk en agressief. Sommige hyenajongen zijn zo heetgebakerd dat ze hun nestgenoten doodbijten. Een nadeel van de hoge testosteronconcentratie bij vrouwtjes is dat de geslachtsorganen vermannelijken. Vrouwelijke hyena’s hebben een verlengde clitoris die als een penis naar buiten hangt. Hierdoor moet het mannetje bij het paren lastige capriolen uithalen en is de bevalling een onhandige aangelegenheid. Moeders met een hoge testosteronconcentratie tijdens de zwangerschap hebben jongen die in het nest vaak oefenen in het beklimmen van hun broertjes en zusjes. Hierdoor hebben zonen van bijvoorbeeld het alfavrouwtje een voordeel bij het paren. Zonen van alfavrouwtjes zouden door hun gedrag in het nest later voordeel hebben bij het paren. 7. Welke leerstrategie heeft hierbij een rol gespeeld (2p)? A gewenning B inprenting C inzicht D klassieke conditionering E trial-and-error

8 Antwoorden 1. (2) Voorbeelden van juiste gedragselementen met uitleg zijn: – ‘De gazelle springt omhoog’. Door de verticale beweging vergroot hij de afstand tot het roofdier niet. – ‘De gazelle kijkt recht vooruit.’ Doordat hij niet omkijkt weet hij niet of hij nog achtervolgd wordt en dus onnodig energie verbruikt. – ‘De gazelle steekt zijn staart omhoog zodat de witte vlek volledig te zien is.’ Hierdoor geeft hij het roofdier juist een richtpunt. Per juist gedragselement met uitleg 1 pnt. 2. (2) Hypothese 4 (communicatiefunctie) 3. (2) C 4. (2) De leerling kiest een middelgrote pad als aanvaller en een middelgrote pad als verdediger. De aanvaller en verdediger moeten even groot zijn. Vervolgens laat hij steeds de verdedigende pad een paar vormen met een vrouwtje voordat hij de aanvaller in het aquarium zet. Hij varieert steeds de grootte van het vrouwtje. 5. (2) Klassiek conditioneren is het vervangen van de ene prikkel (eten ruiken) door een andere prikkel (belletje rinkelen) om bepaald gedrag (kwijlen) op te wekken. Operant conditioneren is het selecteren van bepaald gedrag door te straffen of belonen.

9 Antwoorden 6. (2) – uit de linker grafiek is af te leiden dat vrouwtjes die hoog op de sociale ladder staan een hoge testosteronconcentratie in de faeces en dus ook in het bloed/lichaam hebben tijdens de zwangerschap. – uit de rechter grafiek is af te leiden dat jongen van moeders met hoge testosteronconcentraties (die dus hoog op de sociale ladder staan) agressiever zijn ten opzichte van hun nestgenoten. 7. (2) E

10


Download ppt "A4 Oefentoets 1 Deze oefentoets bestaat uit 7 vragen. De vragen gaan over gedrag en interactie + onderzoeksvaardigheden. Voor deze oefentoets zijn maximaal."

Verwante presentaties


Ads door Google