De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Oefenen met pV=nRT.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Oefenen met pV=nRT."— Transcript van de presentatie:

1 Oefenen met pV=nRT

2 In een tank van 1,20 liter zit 3,2 mol waterstofgas
In een tank van 1,20 liter zit 3,2 mol waterstofgas. De temperatuur is 278K. Bereken de druk (Pa). pV=nRT wordt p=nRT/V V = 0,0012 m3 1,2 L = 1,2 dm3 = 0,0012 m3 n = 3,2 mol p = 3,2 * 8,3145 * 278 / 0,0012 p = 7396,58 / 0,0012 p = 6, Pa R = 8,3145 J.mol-1.K-1 (Tabel 37) T = 278 K

3 In een tank bevindt zich 0,18 mol zuurstofgas. Het volume is 1,8 m3
In een tank bevindt zich 0,18 mol zuurstofgas. Het volume is 1,8 m3. De druk is 0, Pa. Bereken de temperatuur. pV=nRT wordt T= pV/nR n = 0,18 mol V = 1,8 m3 p = 0, Pa. T = 0, *1,8 / 0,18 * 8,3145 T = 1, / 1,49661 T = K R = 8,3145 J.mol-1.K-1 (Tabel 37)

4 In een gastank is de druk 2,3. 104 Pa. De temperatuur is 295K
In een gastank is de druk 2,3.104 Pa. De temperatuur is 295K. In de tank zit 0,053 mol Chloorgas. Bereken het volume in liters. pV=nRT wordt V= nRT/p p = 2,3.104 Pa. T = 295K V = 0,053 * 8,3145 * 295 / 2,3.104 V = 129,997 / 2,3.104 V = 5, m3 = 5,65 L n = 0,053 mol R = 8,3145 J.mol-1.K-1 (Tabel 37)

5 De druk in een gastank is 4,52. 103 Pa. Het volume is 4,32 liter
De druk in een gastank is 4, Pa. Het volume is 4,32 liter. De temperatuur is 20 °C. Bereken het aantal mol. pV=nRT wordt n=pV/RT p = 4, Pa. 4,32 L = 4,32 dm3 = 0,00432 m3 V = 0,00432 m3 T = 20 °C is 293K n = 4, * 0,00432 / 8,3145 * 293 n = 19,526 / 2436 n = 8, mol R = 8,3145 J.mol-1.K-1 (Tabel 37)

6 Hieronder zie je een pT-grafiek van een gas. Hoe noemen we proces 1?
Teken de bijbehorende pV grafiek Isotherme compresie Isobaar verhitten 2 1

7 1e deel p.V = C (omgekeerd evenredig)
Van een hoeveelheid gas wordt eerst (bij constante temperatuur) het volume verdubbeld en vervolgens wordt (bij constant volume) de temperatuur gehalveerd. Teken van deze processen een p-V grafiek en een p-T grafiek. (p:verticaal) 1e deel p.V = C (omgekeerd evenredig) 2e deel p = C.T (recht evenredig ) p T C 0,8 80 0,01 0,9 90 1 100 1,5 150 2 200 3 300 5 500 7 700 10 1.000 15 1.500 20 2.000 p T C 0,8 100 1.000 0,9 1,0 1,5 2,0 3,0 5,0 7,0 10,0 15,0 20,0 p V C 0,8 1.250 1.000 0,9 1.111 1,0 1,5 667 2,0 500 3,0 333 5,0 200 7,0 143 10,0 100 15,0 67 20,0 50 p V C 0,8 100 0,9 1 1,5 2 3 5 7 10 15 20


Download ppt "Oefenen met pV=nRT."

Verwante presentaties


Ads door Google