De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Gerrit Bloothooft Universiteit Utrecht

Verwante presentaties


Presentatie over: "Gerrit Bloothooft Universiteit Utrecht"— Transcript van de presentatie:

1 Gerrit Bloothooft Universiteit Utrecht
de zangstem Gerrit Bloothooft Universiteit Utrecht

2 Onderwerpen Stem en spraak Zangstem Fonetografie fysiologie akoestiek
klassieke zang boventoonzang Fonetografie

3 Longen De longen leveren ademdruk, zijn de energiebron
ademdruk over een groot bereik nauwkeurig regelbaar ademdruk in zang niet altijd noodzakelijk groot longvolume bij zangers niet groter

4 Anatomie van het strottenhoofd en de werking van de stemplooien

5 Vooraanzicht van het strottenhoofd Kaakbeen Adams appel Schildkraakbeen Ringkraakbeen

6 De ophanging van het strottenhoofd Kaakbeen Schildkraakbeen Ringkraakbeen naar borstbeen

7 Dwarsdoorsnede door het
strottenhoofd Strottenklep Valse stemplooien Ware stemplooien Luchtpijp

8 Bovenaanzicht van het strottenhoofd met belangrijke stemspieren
of stemspier of bekerkraakbeentjes

9 Stemplooien sluiten doordat de bekerkraakbeentjes
naar elkaar toe bewegen

10 Dwarsdoorsnede van een stemplooi Drie lagen: Mucosa (epitheel weefsel) Lamina propria Stemspier (M. Thyroarytenoidus)

11 Een bewegingscyclys van de stemplooien 1 gesloten 4 openmoment 6 maximaal open 8 sluitingsmoment 10 gesloten Let op de mucosa golf

12 Bovenaanzicht van de stemplooien Bekerkraakbeentjes Achter Voor Rand strottenklep

13 Strottenhoofd De stemplooien produceren het basisgeluid
balans tussen spierkracht die stemplooien sluit en de ademdruk die ze opent stemplooitrilling door Bernouilli-effect

14 Stem: toonhoogte Wordt bepaald door het aantal maal dat de stemplooien open en dicht gaan per seconde zang spreken mannen ~ 120 vrouwen ~ 240

15 Stem: luidheid Wordt bepaald door hoe abrubt de stemplooien keer op keer sluiten Ook articulatie speelt een rol Varieert tussen 45 dB en 120 dB (op 30 cm van de mond )

16 Toonhoogte en luidheid in kaart
Het fonetogram horizontaal: toonhoogte (Hz) verticaal: luidheid (dB)

17 Fonetogram contour vrouw
Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

18 Stem: register Verschillende trillingswijzes in combinatie met specifieke stemspierinstellingen Kraakregister Modale register Falsetregister

19 Kraakregister Minder dan 50 trillingen per seconde
Onregelmatige trilling Lange gesloten periode

20 Kraakregister Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

21 Modaal register “Normaal” stemgebruik Actieve rol M. Vocalis
Geheel trillende, dikke stemplooien Grote variatie in toonhoogte en luidheid Klank rijk aan boventonen

22 Modaal register Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

23 Falsetregister Hoge toonhoogten
M. Vocalis passief, ligamenten gespannen door M.Cricothyroidus Randtrilling van dunne stemplooien Klank bij ongeoefenden arm aan boventonen

24 Falset register Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

25 Register overlap Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

26 Borst- en kopstem Verwijzen naar secundaire lichaamstrillingen
Borststem: luide modale register Kopstem: mannen: hoge, zachte modale register in overlapgebied met falset register vrouwen: falsetregister

27 Borst- en Kopstem Borst Luidheid (dB SPL) Kop Toonhoogte (Hz)

28 Het “masker” Verwijst naar trillingssensaties in het hoofd
Deze zijn akoestisch NIET relevant Zangers draaien oorzaak en gevolg vaak om

29 Klankkleur Een stem/spraakklank is samengesteld uit een reeks boventonen (harmonischen) De eerste boventoon is de grondtoon De frequentie van de hogere boventonen is een veelvoud van die van de grondtoon

30 Een frequentiespectrum
Amplitude Frequentie (Hz)

31 Frequentiespectrum van de stem
Luid / Geknepen Zacht / Falsetto Normaal Amplitude Frequentie (Hz)

32 Articulatie Door articulatie wordt de vorm en inhoud van de mond-keelholte veranderd De mond-keelholte heeft resonantie-eigenschappen Resonantie betekent versterking van bepaalde frequenties

33 Frequentie-overdracht van een enkele resonantie (formant)
Amplitude Frequentie (Hz)

34 Meerdere formanten Het spraakkanaal kan worden beschreven met de eerste vijf resonanties Deze resonanties noemen we formanten De formantfrequenties hangen af van de articulatie

35 Frequentie-overdracht
Amplitude Frequentie (Hz)

36 Klinkers Klinkers worden vooral bepaald door de waarden van de eerste twee formanten De ‘aa’ ‘ie’ en ‘oe’ liggen daarbij het verst uiteen De hogere formanten geven aanvullende persoonlijke klankkleur

37 Articulatie en formanten
De relatie tussen articulatie en formantfrequenties is complex en NIET eenduidig Verschillende articulaties kunnen leiden tot ongeveer hetzelfde akoestische resultaat

38 Ruwe relaties Eerste formant Mondopening
Tweede formant Plaats van tongvernauwing Derde formant Lipronding en ruimte achter lippen, keelholte Vierde en vijfde formant Kleine holtes

39 De stem erbij Amplitude Frequentie (Hz)

40 De stem erbij (zacht / falset)
Amplitude Frequentie (Hz)

41 De stem erbij (luid / geknepen)
Amplitude Frequentie (Hz)

42 Hoge toonhoogte: Onverstaanbare klinkers
Amplitude Frequentie (Hz)

43 Door klinkeraanpassing luider
Amplitude Frequentie (Hz)

44 Klinkeraanpassing Vooral kleuring van de klinkers ‘oe’ en ‘ie’ want die hebben een lage eerste formant (~ 250 Hz) Vooral voor vrouwen, en in het bijzonder sopranen, want die zingen op hoge toonhoogte ( Hz)

45 Samenwerkende formanten: Zangersformant
Amplitude Frequentie (Hz)

46 Zangersformant F3+F4+F5 Amplitude Frequentie (Hz)
Frequentie (Hz)

47 Zangersformant en articulatie
Vaak geassocieerd met een lage strottenhoofdpositie (gedekt zingen) Niet noodzakelijk, andere condities in de keelholte kunnen de zangersformant mogelijk ook bevorderen Weinig relevant voor sopranen

48 Samenwerkende formanten: Boventoonzang
Amplitude Frequentie (Hz)

49 Boventoonzang F2+F3 Amplitude Frequentie (Hz)
Frequentie (Hz)

50 Boventoonzang en articulatie
Boventoon ~ 4 tot 10 Articulatie van ‘o’ naar ‘aa’ (mondopening) Boventoon ~ 8 tot 20 Articulatie van ‘o’ naar ‘ie’ (tongpositie) Plus zeer krachtige stembandsluiting

51 Stemkwaliteit in het fonetogram
Fonetogram contour geeft begrenzing van toonhoogte en luidheid Binnen de contour kan de akoestische kwaliteit van de stem zichtbaar gemaakt kunnen worden (via kleuring)

52 Stemkwaliteit: Jitter
Jitter beschrijft de onregelmatigheid in de duur van een stemperiode (eenmaal open en dichtgaan van de stemplooien) Jitter varieert van minder dan 1 % groen tot 2-4 % (pathologisch) rood

53 Jitter in het fonetogram
Regelmatig Luidheid (dB SPL) Onregelmatig Toonhoogte (Hz)

54 Stemkwaliteit: Crestfactor
De crestfactor beschrijft het akoestisch effect van de wijze van sluiten van de stemplooien krachtig -> krachtige boventonen -> hoge crestfactor rood zwak -> zwakke boventonen > lage crestfactor groen

55 Crestfactor in het fonetogram
Veel boventonen “Borststem” Luidheid (dB SPL) Zuivere tonen Toonhoogte (Hz)

56 Realisatiefrequentie
Hoe vaak wordt een combinatie van toonhoogte en luidheid gerealiseerd. Kleuring: weinig groen veel rood Meest gebruikt tijdens fonetogramopname

57 Realisatiefrequentie
Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

58 Opname protocol zweltonen Luidheid (dB SPL) glijtonen Toonhoogte (Hz)

59 Artistiek stemgebruik (modaal)
Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

60 Spreekstemgebied Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)

61 Registerovergang in glissando
Luidheid (dB SPL) Toonhoogte (Hz)


Download ppt "Gerrit Bloothooft Universiteit Utrecht"

Verwante presentaties


Ads door Google