De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.

Verwante presentaties


Presentatie over: "H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en."— Transcript van de presentatie:

1 H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en lenen wordt behandeld. Rente over spaargeld, rente en aflossen van leningen. Verschillende soorten leningen bv. Kopen op afbetaling

2 3.1 Uitgaven 3 soorten uitgaven: Huishoudgeld Vaste lasten
Reserveringsuitgaven

3 3.2 Een begroting maken Iedereen moet kiezen, er is maar een bepaalde hoeveelheid tijd en geld beschikbaar.

4 Begroting Begroting →Overzicht van geschatte inkomsten en geschatte uitgaven. NB een begroting maak je altijd voor een bepaalde periode Sluitende begroting → Geschatte inkomsten en uitgaven zijn aan elkaar gelijk.

5 Ben heeft een salaris van € 1. 650,00 permaand
Ben heeft een salaris van € 1.650,00 permaand. Zijn vaste lasten bedragen € 775,00 permaand. Het huishoudgeld is € 290,00 per maand. Het bedrag dat hij overhoudt, besteedt Ben aan incidentele uitgaven en sparen. 1 Hoeveel euro spaart Ben in een maand zonder incidentele uitgaven? 2 In maart heeft Ben een incidentele uitgave van € 193,75. Reken uit hoeveel euro Ben in maart spaart. 3 In april geeft Ben € 585,00 uit aan een incidentele uitgave. Hoeveel euro spaart Ben in april? 4 In mei ontvangt Ben boven zijn inkomen nog € 1.300,00 vakantiegeld. Ben boekt een vakantie van € 4.000,00; ook koopt hij een scooter voor € 900,00. Hoeveel neemt het spaargeld van Ben in mei toe of af? 1 Hij spaart: € 1.650,00 – (€ 775,00 + € 290,00) = € 585,00 2 Hij spaart in maart: € 585,00 - € 193,75 = € 391,25 3 Hij spaart dan: € 585,00 - € 585,00 = € 0,00 4 Hij zou zonder incidentele uitgaven sparen: € 585,00 + € 1.300,00 = € 1.885,00 Zijn incidentele uitgaven in mei: € 4.000,00 – € 900,00 = € 4.900,00 Zijn spaargeld neemt af met: € 4.900,00 – € 1.885,00 = € 3.015,00

6 3.3 Sparen, lenen of kopen op afbetaling
Sparen → niet uitgeven van een deel van het inkomen

7 Rente Rente → Is een vergoeding voor het uitlenen van geld
Waarom krijg je een vergoeding: Geld op een spaarrekening betekent geen geld om direct iets te kunnen kopen Prijzen van goederen en diensten die je koopt altijd wat stijgen → dit wordt inflatie of prijsstijging genoemd

8 Rente over 4 maanden = 4 × € 2,00 = € 8,00
1 Op 1 januari 2003 staat € 5.000,00 op een spaarrekening. Over 2003 vergoedt de bank 3% rente. Over 2004 vergoedt de bank 2,6% rente. Bereken de rente over Er staat € 800,00 gedurende 4 maanden op een spaarrekening. De bank vergoedt 3% rente. Bereken de rente over de 4 maanden. Gebruik hiervoor de formule: K x P x M 100 x 12 Waarbij geldt: K = Kapitaal P = Percentage M = aantal Maanden 1 Rente over 2003 = €5.000,00 × 3% = € 150,00. Op de rekening per = € 5.000,00 + € 150,00 = € 5.150,00 Rente over 2004 = €5.150,00 × 2,6% = € 133,90 2 K × P × M = 800 × 3 × 4 = = € 8,00 100 × Of: Rente per jaar = € 800,00 × 3% = € 24,00 Rente per maand = € 24,00 : 12 = € 2,00 Rente over 4 maanden = 4 × € 2,00 = € 8,00


Download ppt "H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en."

Verwante presentaties


Ads door Google