Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdPepijn Brouwer Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
Oefententamen Twee groepen Iedereen geeft antwoord; A, B, C of D
Wie de meeste juiste antwoorden heeft, wint!
2
Oefententamen Vraag 1: Plasticiteit is: A: Een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste gevolgen heeft B: De mate waarin ontwikkelingsgedrag of fysieke structuur kan worden gewijzigd C: Een geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau voortvloeien uit die van de vorige niveaus D: Ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia
3
Oefententamen Vraag 2: Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? 1: Teratogene stoffen zijn cruciaal voor de ontwikkeling van een foetus. 2: De placenta heeft als taak teratogene stoffen tegen te houden. A: Stelling 1 en 2 zijn waar B: Stelling 1 is waar en 2 is niet waar C: Stelling 2 is waar en 1 is niet waar D: Stelling 1 en 2 zijn niet waar
4
Oefententamen Welk reflex heeft als functie het vermijden van gevaar?
Vraag 3: Welk reflex heeft als functie het vermijden van gevaar? A: Zoekreflex B: Zwemreflex C: Zuigreflex D: Moro-reflex
5
Oefententamen Vraag 4: Wij zijn constant bezig om alle informatie te verwerken in denkschema’s. Wat doen we wanneer wij assimileren? A: We passen ons aan aan de omgeving. B: We ontwikkelen het vermogen om je een beeld te vormen van het perspectief van een ander. C: We passen oude denkschema’s aan, of maken nieuwe denkschema’s aan als nieuwe informatie niet meer past in oude schema’s. D: We interpreteren informatie met bestaande denkschema’s.
6
Oefententamen Vraag 5: Pragmatiek is:
A: Gesproken taal die niet bedoeld is voor anderen B: Het systeem van regels dat bepaalt hoe gedachten kunnen worden uitgedrukt C: Taalgebruik dat gericht is tegen een ander en bedoeld om door die ander te worden begrepen D: Het aspect van taal dat betrekking heeft op effectief en toepasselijk communiceren met anderen
7
Oefententamen Vraag 6: Wat bedoelde Piaget met moreel realisme?
A: Het is een stadium dat ongeveer duurt van het zeven tot twaalfde levensjaar waar kinderen egocentrisch redeneren B: Het is een stadium dat ongeveer duurt van het vierde tot zevende levensjaar waar kinderen regels beschouwen als vast en onveranderlijk C: Het is een stadium dat ongeveer duurt van het vierde tot zevende levensjaar waar kinderen bewust formele regels veranderen tijdens het spelen D: Het is een stadium dat ongeveer duurt van het zeven tot twaalfde levensjaar waar kinderen niet meer concurreren met anderen tijdens het spelen
8
Oefententamen Vraag 7: Zet de levensfasen van Erikson in de juiste volgorde: 1. Initiatief versus schuldgevoel 2. Identiteit versus identiteitsverwarring 3. Intimiteit versus isolement 4. Vlijt versus minderwaardigheid A: B: C: D:
9
Oefententamen Vraag 8: Welke onderwijsinnovatie is gebaseerd op Vygotsky’s visie? A: Zelfstandig leren B: Interactief leren C: Samenwerkend leren D: Passief leren
10
Oefententamen Vraag 9: Welk hormoon geeft bij jongens een signaal als begin van de puberteit? A: Oestrogeen B: Progesteron C: Androgeen D: Aldosteron
11
Oefententamen Vraag 10: Wat heeft in Nederland veel invloed gehad op de onderwijsdeelname van vrouwen? A: Secularisme B: Individualisme C: Collectivisme D: Lokalisme
12
Oefententamen WIE IS DE WINNAAR?!
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.