Download de presentatie
1
Niet zenuwachtig worden, he?
REGELING Niet zenuwachtig worden, he?
2
Het zenuwstelsel Centrale zenuwstelsel Perifere zenuwstelsel
Grote hersenen Kleine hersenen Hersenstam Ruggenmerg Perifere zenuwstelsel Zenuwen naar het lichaam Autonome zenuwstelsel Somatische zenuwstelsel Het perifere zenuwstelsel (PZS) is een deel van het zenuwstelsel dat buiten het centrale zenuwstelsel (CZS) is gelegen. Het perifere zenuwstelsel vormt de verbindingen van en naar de organen/weefsels en het centrale zenuwstelsel. Het wordt naar functie verdeeld in het autonome zenuwstelsel en het somatisch zenuwstelsel (het somatische deel van het animale zenuwstelsel). Het bestaat uit 31 paar spinale zenuwen uit het ruggenmerg (nervi spinales), 12 paar hersenzenuwen uit de hersenstam (nervi craniales), 2 grensstrengen (splanchnische zenuwen) die links en rechts naast de wervelkolom liggen en hun bijbehorende zenuwcellen die tevens buiten het centrale zenuwstelsel liggen. Deze zenuwen innerveren onder andere spieren, organen en ledematen. Het PZS verbindt de genoemde structuren met het CZS. In tegenstelling tot het CZS wordt het PZS niet beschermd door botstructuren of een bloed-hersenbarrière.
3
Zintuigen Zintuigen Receptoren Effectoren Gezichtsvermogen Gehoor Reuk
Tast Smaak Receptoren Ontvangers Effectoren Uitvoerders
4
Zenuwcellen Zenuwcellen (neuronen) Cellichaam Uilopers Axon Ribosomen
Cytoplasma Uilopers Dendriet (naar toe) Axon (van af) Axon Myelineschede Cellen schwann
5
Type zenuwcellen Type neuronen Positie in het lichaam Motor Schakel
Sensorisch Positie in het lichaam Binnen czs Buiten czs
6
Synapsen en neurotransmitters
Waar de cel communiceert Neurotransmitters Overdrachtspakketjes Bioplek
7
Zenuwen Zenuwen Soorten zenuwen Bundels van uitlopers
Isolatie door myelineschede Soorten zenuwen Gevoelszenuw Bewegingszenuw Gemengdezenuw
8
Impulsgeleiding Actiefase Herstelfase Wisseling Na+ en K+ permanent?
Lading binnen wordt positief (Na+ naar binnen) Herstelfase Lading binnen wordt weer negatief (K+ naar buiten) Wisseling Na+ en K+ permanent? Derde poort (zie bioplek) Impulssterkte Geen sterkere impuls, wel meer. Bioplek
9
Impulsgeleiding Stadia van membraanpotentiaal Richting van het signaal
Depolarisatie Repolarisatie Hyperpolarisatie Richting van het signaal Sprongsgewijze impulsgeleiding Van insnoering naar insnoering
10
Impulsoverdracht Situatie waarin impulsen beide kanten worden opgeleid door kunstmatige prikkeling? Voorbeeld Effect? Synapsen bij dendrieten Neurotransmitters
11
Invloed van drugs Stimulatie Remming Verslavingsgehalte Nicotine
Sommige harddrugs Remming Morfine Alcohol Verslavingsgehalte Afhankelijkheid Lichamelijk Geestelijk Gewenningsfactor
12
Het ruggenmerg Ruggenmerg
13
Impulsgeleiding in het ruggenmerg
Bewuste reactie Reflex Reflexboog Onbewuste reactie
14
Autonome zenuwstelsel
Indeling op bouw Centrale zenuwstelsel Perifere zenuwstelsel Indeling op functie Animale zenuwstelsel Bewuste reactie en reflexen Voornamelijk spieren Autonome zenuwstelsel Onbewuste regeling Klieren en inwendige organen Normaal gesproken niet te beïnvloeden door de wil.
15
Autonome zenuwstelsel
Onderverdeling in: Orthosympatische deel Activiteit en energie opwekking (verbranding) Dissimilatie Parasympatische deel Rust en herstel Opname van voedingsstoffen uit voedsel Assimilatie
16
Innervatie Het voorzien van een doelwit orgaan met zenuwen heet innervatie. Het hart is aangesloten aan het parasympatische deel van het zenuwstelsel. Het hart is ook aangesloten aan het orthosympatische deel van het zenuwstelsel. Dubbele innervatie
18
Spierwerking Onderbouw herhaling Van spiervezels naar spierbundels
Antagonisten Samentrekken Ontspannen Van spiervezels naar spierbundels Spieren hebben energie nodig Antagonisten
19
Soorten spierweefsels
Glad spierweefsel Langwerpige cellen Huid Buisvormige organen. Bijv. darmen Gestreept spierweefsel Bestaat uit spiervezels Skeletspieren Hartspier
20
Minipracticum 20 min Je krijgt: Noem de zichtbare verschillen
Een microscoop Twee preparaten van spierweefsel Noem de zichtbare verschillen Pak DAARNA pas je boek en vul de verschillen/kenmerken aan. Je bent klaar: Wanneer je een tabel hebt met 2 kolommen met in iedere kolom een overzicht van alle kenmerken.
21
Spierweefsels
22
Anatomie Waar zitten die weefsel nu eigenlijk?
23
Verbinding met het zenuwstelsel
Eindplaatjes Veel actief Weinig actief Electrisch signaal naar chemisch signaal Bioplek
24
Spiercontractie Dwarsgestreept spierweefsel Samentrekking
Spierfibrillen Veel mitoschondien daartussen Samentrekking Actine filament Myosine filament Z- discs, naar M-lijn. Bioplek
27
Spiergebruik Spierspanning Training Anabole steroïden Doping
Hoeveel eindplaatjes zijn actief? Hoeveel spierfilamenten worden samengetrokken? Training Meer filamenten Effectiever gebruik van reserves Anabole steroïden Synthetische testosteron, extra eiwit aanmaak, snellere spiergroei. Doping Middelen om prestaties te verhogen Zuurstofrijk bloed inspuiten
28
Het hormonenstelsel Endocrine systeem Hormoonklieren Doelwitorganen
Hypofyse Schildklier Bijnieren Teelbal Eierstokken Doelwitorganen Hormoonspiegel Zenuwstls vs hormonen
29
Effect van hormonen Onderzoek naar de testis Testosteron
Haan met en zonder testis. Minder duidelijke secundaire geslachtskenmerken. Minder agressief gedrag.
30
De hypofyse Belangrijkste hormoonklier (voorkwab en achterkwab).
Is een aanhangsel van de hersenen. Maakt verschillende hormonen. Regelen van onder andere de groei. groeihormoon. Beïnvloeding van andere hormoonklieren. Voorbeelden Regeling werking van de schildklier. Schildklier maakt zelf ook weer een hormoon (schildklierhormoon). Stimuleert de verbranding in de cellen. Regeling werking van de geslachtsorganen. Vrouw: eicel gaat rijpen Man: zaadcellen worden gevormd. Geslachtsorganen gaan geslachtshormonen maken
31
TSH ACTH FSH LH GH Thyroide- stimulerend hormoon Corticotropine
Folikelstimulerend LH Luteïniserend GH Groei hormoon
32
hersenen
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.