Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdBrecht Pauwels Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Bouwstenen van de persoonlijkheid - temperament - hechting
Week 4 Bouwstenen van de persoonlijkheid - temperament - hechting
2
Wat hebben jullie in de praktijk gezien van de theorie?
Voorbeelden ?
3
Hfst 7: Heeft een baby een persoonlijkheid?
Het is passender om te spreken van een gedragsstijl Temperament: een in aanleg individuele reactiewijze die zich al heel jong manifesteert en een zekere stabiliteit vertoont De uiteindelijke persoonlijkheid wordt gevormd door unieke ervaringen, waarop het kind zelf invloed uitoefent: denk aan taal, het kind is niet passief, er is sprake van interactie.
4
Hernieuwde belangstelling als reactie op nurture denken
Thomas &Chess Kinderen verschillen van elkaar,. Ook in identieke omstandigheden Oorzaak van gedragsstoornissen niet in de omgeving Druk op opvoeders Tempo, energie niveau, stemming, gerichtheid van gedrag
5
Temperamentskenmerken
Regelmaat( voorspelbaarheid) Stemming Aanpassing Toenadering/terugtrekking intensiteit
6
3 temperamentspatronen
Het moeilijke kind Het makkelijke kind De langzame starter Relatieve begrippen Goodness of fit: term uit de evolutietheorie die in dit verband duidt op een gunstige combinatie van temperamentkenmerken van het kind enerzijds, en de verwachtingen en eisen van de omgeving anderzijds. Gedragsproblemen kunnen ontstaan door een verschil tussen kindkenmerken enerzijds en verwachtingen en eisen vanuit de omgeving anderzijds. Dwingend gedrag van peuters: hoe interpreteer je dat?
7
Is dit toereikend om probleemgedrag te voorspellen?
Het makkelijke temperament blijkt stabieler dan het moeilijke: hoe komt dat? Risico- en beschermende factoren Het vaststellen van risicofactoren tijdens de vroegkinderlijke ontwikkeling biedt de mogelijkheid om via preventieve maatregelen de mogelijke gevolgen van deze risico’s te verminderen. Problemen: - Meestal gaat onder een risicofactor een reeks kleinere risicofactoren schuil. - Risicofactoren kunnen elkaar versterken. (depressiviteit en armoede) Toch zal men in een groep risicokinderen altijd enkele individuen aantreffen die zich ondanks alles voorspoedig ontwikkelen. Het is dan zaak de factoren te vinden waardoor deze kinderen ‘beschermd’ werden. In de vakliteratuur spreekt men meestal van protectieve factoren. Voorbeelden zijn: een goede intelligentie, positief sociaal gedrag en sociale ondersteuning).
8
De meest voorkomende risicofactoren zijn:
- Vroeggeboorte en ernstige medische aandoeningen; - Een moeilijk temperament; - Angstige gehechtheid; - Psychopathologie of verslaving van de ouders; - Huwelijksproblemen; - Armoede; - Een lage sociale klasse.
9
Big five Uit psychologie Ook toepasbaar op kinderen? lief
Cultureel bepaald Nederlandse ouders bijv hechten minder aan ‘gewetensvolheid’ dan Chinese ouders in hun beschrijvingen 5 dimensies: extraversie,vriendelijkheid,gewetensvolheid,stabiliteit en ideeenrijkdom
10
Anders dan anders Aanvankelijk: langzame starter
Sociale angst, verlegenheid Rol van de opvoeders belangrijk!
11
Hfst 8 Hechting Hechting is evenals temperament een bouwsteen van de persoonlijkheid. Temperament is nature, hechting heeft alles te maken met de interactie met de omgeving, dus nurture Aapje van Harlow: het gaat om meer dan alleen voeding Hechtingsfiguur, hechtingsgedrag Nabijheid zoeken, rol van huilen Exploratie gedrag
12
Een veilige basis Hoe raakt een kind gehecht aan zijn moeder?
Wat is belangrijker om te overleven? Liefde of voedsel?
13
Hechtingstheorie Moeder is startpunt voor andere relaties
Voor het hechtingsproces bestaan kritieke perioden Moderne psychologen spreken over gevoelige perioden Maar uit onderzoeken is gebleken dat als het kind niet veilig gehecht is na 2e jaar, dat er meestal sprake is van een hechtingsstoornis Wat denk jij? Heeft hechting een kritieke periode of gevoelige periodes?
14
Hechting - Bowlby 6-7 maanden: eenkennigheid
7-8 maanden: vreemdelingenangst, separatieangst Vanaf dit moment is het kind gehecht aan de primaire opvoeder
15
Hechting; experiment Hechting bij baby’s: Mary Ainsworth’s Vreemde Situatie
16
Type hechting Opvoedergedrag Kindgedrag
A-type vermijdend Afwijzend, Zoekt geen toenadering uit angst voor gehecht consequent insensitief afwijzing. B-type veilig Invoelend, Na frustratie is vertrouwen snel hersteld. gehecht consequent sensitief C-type ambivalent Grillig en onbereikbaar, Doet heftig beroep op beschikbaarheid gehecht inconsequent sensitief ouder.
17
Invloed op kwaliteit van hechting
Aard van de moeder Aard van het kind Vader Gezinsomstandigheden Biologie van de hechting; hormonen Broertjes en zusjes Knuffels ; overgangsobjecten
18
Hechting in speciale situaties
Kinderopvang Adoptie Echtscheiding
19
Stel dat we een peuter van 3 jaar een legpuzzel geven die nog te moeilijk voor hem is:
- De vermijdend gehechte peuter (A-type) heeft onvoldoende vertrouwen in de ander. Hij is vooral met de puzzeltaak bezig en zoekt geen contact met de opvoeder. Misschien is hij lang en ingespannen bezig of schuift hij al snel de stukjes van zich af. - Een veilig gehecht kind (B-type) heeft vertrouwen in zichzelf maar ook in de ander. Hij zal in eerste instantie met de puzzelstukjes aan de slag gaan, maar wanneer dit geen succes heeft een beroep op de ouder doen. Een sensitieve ouder zal die hulp zo geven dat het succes toch voor het kind zelf is. - Het ambivalent gehechte kind (C-type) heeft geen vertrouwen in zichzelf. Hij zal nauwelijks pogingen ondernemen om de puzzel te maken, maar onmiddellijk om hulp vragen, vaak op een dwingende manier.
20
Sensitiviteit en responsiviteit
Opvoedingsverleden van de ouder Werkmodel Kenmerken van het kind, of ontwikkelingsfase Gevolgen voor kinderopvang?
21
Gehechtheid en competentie
Maximale egoveerkracht en optimale egocontrole Grootste kans hierop bij veilig gehechte kinderen
22
Onder egoveerkracht verstaan we het vermogen om flexibel en vasthoudend te
reageren in probleemsituaties. Een kind met relatief veel egoveerkracht is over het algemeen bereid en in staat om problemen zelfstandig op te lossen, maar weet, waar nodig, op adequate wijze een beroep te doen op de steun van anderen. - De mate van egocontrole wordt bepaald door de neiging gevoelens te onderdrukken of juist meteen aan bod te laten komen. Kinderen met een sterke egocontrole reageren geremd en sluiten zich af voor het nieuwe en onbekende. Kinderen met een zwakke egocontrole reageren impulsief en hebben moeite zich op een taak te concentreren. Positief zijn dus een maximale egoveerkracht en een optimale egocontrole (dus niet te veel en niet te weinig). - Veilig gehecht: voldoende egoveerkracht, gunstige egocontrole. - Vermijdend gehecht: minder egoveerkracht, te veel egocontrole. - Ambivalent gehecht: minder egoveerkracht, te weinig egocontrole.
23
huiswerkopdracht Magazine/Archief/Zelfbeheersing-nee-is-het-nieuwe-ja.htm Welke onderwerpen uit de hoofdstukken die we hebben behandeld kom je hierin tegen
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.