Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJohannes de Winter Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Solon en Kroisos Menselijk geluk is onzeker
2
Σόλων μὲν δὴ εὐδαιμονίης δευτερεῖα ἔνεμε τούτοισι, Κροῖσος δὲ σπερχθεὶς εἶπε Solon deelde dan de tweede plaats van geluk toe aan hen, en Kroisos zei, geërgerd: 136 τούτοισι = Kleobis en Biton 137 σπερχθεὶς – welke vorm van welk ww? ptc aor P van spevrcomai; is een deponens, dus actief vertalen!
3
"ὦ ξεῖνε Ἀθηναῖε, ἡ δ᾽ ἡμετέρη εὐδαιμονίη οὕτω τοι ἀπέῤῥιπται ἐς τὸ μηδὲν ὥστε οὐδὲ ἰδιωτέων ἀνδρῶν ἀξίους ἡμέας ἐποίησας ;" ‘O vreemdeling uit Athene, is ons geluk door jou zo tot niets gereduceerd, dat u ons zelfs niet met gewone mensen op één lijn hebt gesteld?’ 137 ἡμετέρη – Ionisch Grieks: waarom? hier mag een h wel na een r τοι = soi; dativus auctoris geeft handelende persoon aan; altijd bij een passieve ww.vorm (nl. ἀπέῤῥιπται). 138 ἀπέῤῥιπται – welke vorm eigenlijk? perf passief (bij stammen die beginnen met een klinker of r lijkt de reduplicatie op een augment) ἡμέας = hJma~ – Kroisos bedoelt zichzelf (dichterlijk – of hier: koninklijk- meervoud) ἰδιωτέων ἀνδρῶν – hierin ligt kennelijk de grootste belediging! 139 ἐποίησας – aor omdat het afgesloten is; Solon heeft dat nl. al gedaan door Tellos en Kleobis en Biton te noemen.
4
ὁ δὲ εἶπε "ὦ Κροῖσε, ἐπιστάμενόν με τὸ θεῖον πᾶν ἐὸν φθονερόν τε καὶ ταραχῶδες ἐπειρωτᾷς ἀνθρωπηίων πρηγμάτων πέρι. Hij zei: ‘O Kroisos, terwijl ik weet dat het goddelijke allemaal afgunstig en destructief is, vraagt u mij over menselijke aangelegenheden. 140 τὸ θεῖον πᾶν ἐὸν φθονερόν - AcP bij ἐπιστάμενόν. φθονερόν – de fqovno~ ( afgunst, jaloezie) van de goden is een veelvoorkomend thema in de Griekse literatuur. Eeuwig geluk is een voorrecht van alleen de goden en daardoor verschillen zij van mensen. Als een mens bepaalde grenzen overschrijdt (bv te gelukkig is), worden de goden fqonerov~ en nemen hem het teveel af (of erger…: ταραχῶδες). τὸ θεῖον vormt een tegenstelling met ἀνθρωπηίων (πρηγμάτων )
5
ἐν γὰρ τῷ μακρῷ χρόνῳ πολλὰ μὲν ἐστὶ ἰδεῖν τὰ μή τις ἐθέλει, πολλὰ δὲ καὶ παθεῖν. Want in de lange tijd is het mogelijk veel te zien wat iemand niet wil en veel ook te ondergaan. 141 τὰ = ta;, a{ (de dingen die..) De aanvulling τὰ μή τις ἐθέλει moet je natuurlijk ook denken bij πολλὰ δὲ καὶ παθεῖν
6
Neem eens aan dat een mens maximaal 70 jaar oud wordt
Neem eens aan dat een mens maximaal 70 jaar oud wordt. Als je het uitrekent, komt je met die 70 jaar op dagen en dan tel ik de schrikkelmaanden niet mee. Voeg er om de 2 jaar een maand aan toe zodat de seizoenen met hun gewone regelmaat wisselen, dan krijg je in die 70 jaar 35 maanden extra ofwel 1050 dagen. Hoe berekend: 70 jaar à 12 maanden van 30 dagen = dagen 35 schrikkelmaanden (elke 2 jaar) = dagen + Totaal = dagen Wat is het doel van deze hele berekening binnen Solons verhaal? Gebruik voor je antwoord het vervolg. De wisselvalligheid van het lot onderstrepen: geen enkele dag (al zijn het er nog zoveel!) is hetzelfde: τὸ παράπαν οὐδὲν ὅμοιον προσάγει πρῆγμα (r. 150)
7
τουτέων τῶν ἁπασέων ἡμερέων τῶν ἐς τὰ ἑβδομήκοντα ἔτεα, ἐουσέων πεντήκοντα καὶ διηκοσιέων καὶ ἑξακισχιλιέων καὶ δισμυριέων, ἡ ἑτέρη αὐτέων τῇ ἑτέρῃ ἡμέρῃ τὸ παράπαν οὐδὲν ὅμοιον προσάγει πρῆγμα. Van al die dagen vallend binnen de zeventig jaren, zijnde (dagen), brengt de ene dag daarvan absoluut niets gelijkends [of: geen ding dat lijkt] op de andere dag met zich mee. 148 τουτέων τῶν ἁπασέων ἡμερέων – geen samentrekking (T2); nog veel vaker trouwens in deze zin τῶν – herhaling van lidwoord, dus wat erna staat is een bepaling bij ἡμερέων 150 ἡ ἑτέρη αὐτέων τῇ ἑτέρῃ ἡμέρῃ - polyptoton (diverse naamvallen van hetzelfde woord); mag je ook anafoor (herhaling) noemen
8
οὕτω ὦν Κροῖσε πᾶν ἐστὶ ἄνθρωπος συμφορή
οὕτω ὦν Κροῖσε πᾶν ἐστὶ ἄνθρωπος συμφορή. Zo dus, o Kroisos, is een mens geheel en al speelbal van het lot. 151 πᾶν ἐστὶ ἄνθρωπος συμφορή – sententia (S22); korte kernachtige uitspraak
9
ἐμοὶ δὲ σὺ καὶ πλουτέειν μέγα φαίνεαι καὶ βασιλεὺς πολλῶν εἶναι ἀνθρώπων· Mij schijn jij én zeer rijk te zijn én koning te zijn van vele mensen; 152 φαίνεαι = fain-e-sai - 2e ev Med (= fainei)
10
ἐκεῖνο δὲ τὸ εἴρεό με, οὔκω σε ἐγὼ λέγω, πρὶν τελευτήσαντα καλῶς τὸν αἰῶνα πύθωμαι. maar dat wat jij mij vroeg, noem ik jou nog niet, voordat ik vernomen heb dat jij je leven goed beëindigd hebt. 153 εἴρεό = ei[rou (2e ev impf Med; niet-samengetrokken) (se) τελευτήσαντα – AcP bij πύθωμαι.
11
οὐ γάρ τι ὁ μέγα πλούσιος μᾶλλον τοῦ ἐπ᾽ ἡμέρην ἔχοντος ὀλβιώτερος ἐστί, εἰ μή οἱ τύχη ἐπίσποιτο πάντα καλὰ ἔχοντα εὖ τελευτῆσαὶ τὸν βίον. Want niet is de zeer rijke gelukkiger dan degene die voor een dag genoeg heeft, tenzij het hem als lot ten deel valt dat hij, terwijl hij alles goed heeft, goed het leven beëindigd heeft. 154 ὁ μέγα πλούσιος Met welke woordgroep vormt dit een tegenstelling? τοῦ ἐπ᾽ ἡμέρην ἔχοντος De vergelijking tussen deze twee wordt in het vervolg voortgezet. Met welke woorden worden beide daar aangeduid (GR)? (πολλοὶ) ζάπλουτοι (ἀνθρώπων) en (πολλοὶ δὲ) μετρίως ἔχοντες βίου τοῦ ἐπ᾽ ἡμέρην ἔχοντος – gesubst. ptc – degene die … heeft genitivus comparationis (bij ὀλβιώτερος) οἱ - dat van pers vnw. Wie wordt bedoeld? ὁ μέγα πλούσιος
12
πολλοὶ μὲν γὰρ ζάπλουτοι ἀνθρώπων ἀνόλβιοι εἰσί, πολλοὶ δὲ μετρίως ἔχοντες βίου εὐτυχέες. Want vele steenrijke (van de) mensen zijn ongelukkig, maar velen die bescheiden middelen hebben zijn gelukkig. 157 ἀνόλβιοι – welk Grieks woord uit het voorafgaande is hiervan het tegengestelde? 155 o[lbio~ (ὀλβιώτερος) – maar dat kun je dus pas zeggen als iemand dood is; daarvoor is hij slechts eujtuch~
13
ὁ μὲν δὴ μέγα πλούσιος ἀνόλβιος δὲ δυοῖσι προέχει τοῦ εὐτυχέος μοῦνον, οὗτος δὲ τοῦ πλουσίου καὶ ἀνόλβου πολλοῖσι· De zeer rijke, maar ongelukkige steekt slechts op/door twee punten uit boven de gelukkige, en die op vele punten boven de rijke en ongelukkige; 158 δυοῖσι – wat zijn die twee punten? - door zijn rijkdom kan hij zijn begeerten makkelijker vervullen (krijgen wat hij wil dus) - door zijn rijkdom kan hij rampen beter bestrijden οὗτος – wie wordt bedoeld? τοῦ εὐτυχέος 159 πολλοῖσι – wat zijn die voordelen? (zie vervolg) - door zijn geluk heeft hij geen rampen of begeertes - hij is knap, heeft kinderen etc.
14
ὁ μὲν ἐπιθυμίην ἐκτελέσαι καί ἄτην μεγάλην προσπεσοῦσαν ἐνεῖκαι δυνατώτερος, ὁ δὲ τοῖσιδε προέχει ἐκείνου· de één [of: eerstgenoemde] is meer in staat een verlangen te bevredigen en een grote ramp, als die hem overvallen heeft, te dragen, maar de ander [of: laatstgenoemde] steekt op deze punten boven hem uit: 160 προσπεσοῦσαν – ptc aor van prospivptw; congr. met ἄτην ἐνεῖκαι – inf aor van fevrw (ook ejnegkein) Let op de vormen van het ww. fevrw: fut: oi[sw, aor: h[negkon / h[neika (Hom.) τοῖσιδε – dat. mv van o{de;. Hier zelfst gebruikt; onz mv: door deze dingen (verwijst naar het vervolg) Wie is ὁ μὲν en wie is ὁ δὲ ? ὁ μὲν - de rijke (ongelukkige) ὁ δὲ - de arme maar gelukkige
15
ἄτην μὲν καὶ ἐπιθυμίην οὐκ ὁμοίως δυνατὸς ἐκείνῳ ἐνεῖκαι, ταῦτα δὲ ἡ εὐτυχίη οἱ ἀπερύκει, hij is niet op gelijke wijze als hij / de ander in staat een ramp en een verlangen te dragen, maar die dingen weert het geluk voor hem af, 161 ὁμοίως – de uitgang ως geeft bijwoord aan: op dezelfde manier (bep. bij δυνατὸς; bijwoord geeft extra info bij werkwoord of bijv nw!) ὁμοίως – dezelfde manier als wie? als de rijke 162 ταῦτα – verwijst naar? ἄτην μὲν καὶ ἐπιθυμίην οἱ - dat ev van pers vnw (=de arme, maar gelukkige)
16
ἄπηρος δὲ ἐστί, ἄνουσος, ἀπαθὴς κακῶν, εὔπαις, εὐειδής
ἄπηρος δὲ ἐστί, ἄνουσος, ἀπαθὴς κακῶν, εὔπαις, εὐειδής. en hij is zonder gebrek, zonder ziekte, zonder ervaring met rampen, gezegend met goede kinderen en gezegend met een goed uiterlijk;
17
εἰ δὲ πρὸς τούτοισι ἔτι τελευτήσῃ τὸν βίον εὖ, οὗτος ἐκεῖνος τὸν σὺ ζητέεις, ὁ ὄλβιος κεκλῆσθαι ἄξιος ἐστί· als hij daarbij nog zijn leven goed zal beëindigen, (dan) [is] hij degene die jij zoekt, degene die het verdient om gelukkig te worden genoemd; 164 κεκλῆσθαι – inf perf pass van kalevw (hier: noemen)
18
πρὶν δ᾽ ἂν τελευτήσῃ, ἐπισχεῖν, μηδὲ καλέειν κω ὄλβιον ἀλλ᾽ εὐτυχέα
πρὶν δ᾽ ἂν τελευτήσῃ, ἐπισχεῖν, μηδὲ καλέειν κω ὄλβιον ἀλλ᾽ εὐτυχέα. maar voordat hij gestorven is, moet men zich van een oordeel onthouden en hem nog niet ‘gezegend’ noemen, maar welvarend / gelukkig. 165 τελευτήσῃ - coni aor: futuralis / generalis ἐπισχεῖν, καλέειν – infin ipv imper.
19
τὰ πάντα μέν νυν ταῦτα συλλαβεῖν ἄνθρωπον ἐόντα ἀδύνατον ἐστί, ὥσπερ χωρῇ οὐδεμία καταρκέει πάντα ἑωυτῇ παρέχουσα, ἀλλὰ ἄλλο μὲν ἔχει ἑτέρου δὲ ἐπιδέεται· Dat iemand als mens [letterlijk: een mens zijnde] al die dingen nu tegelijkertijd krijgt, is onmogelijk, zoals geen enkel land zichzelf kan bedruipen, zichzelf alles verschaffend, maar het één heeft en het ander mist; 166 Vanaf hier nieuwe stap in redenering. Wat tot nu toe werd gezegd is onmogelijk: niemand is ooit 100% gelukkig . ἐόντα – acc van ptc. Hoort bij verzwegen onderwerp van de AcI: het is onmogelijk dat iemand … krijgt, als hij een mens is. ἄνθρωπον ἐόντα – waarom is deze toevoeging essentieel? omdat alleen de goden alles kunnen hebben 167 ὥσπερ – hier begint een vergelijking. Wie wordt waarmee vergeleken? een mens met een land
20
ἣ δὲ ἂν τὰ πλεῖστα ἔχῃ, αὕτη ἀρίστη
ἣ δὲ ἂν τὰ πλεῖστα ἔχῃ, αὕτη ἀρίστη. ὣς δὲ καὶ ἀνθρώπου σῶμα ἓν οὐδὲν αὔταρκες ἐστί· τὸ μὲν γὰρ ἔχει, ἄλλου δὲ ἐνδεές ἐστι· (het land) dat het meeste heeft, dat is het beste. Zo ook is absoluut geen enkel lichaam van een mens autark: want het heeft het één, maar aan iets anders heeft het gebrek. 168 ἣ verw. naar χωρῇ 169 ὣς δὲ - vanaf hier komt de overeenkomst in de vergelijking (tertium comparationis). De kern van de overeenkomst zit in het woord αὔταρκες (onz vorm) – geen enkel mens noch land is αὔταρκης (nom ev M) Dit woord heeft te maken met het ww. kat-arkevw uit de vorige zin (zich bedruipen); het is een samenstelling van aujto~ en ajrkevw Weet je het nog, Jelske?
21
ὃς δ᾽ ἂν αὐτῶν πλεῖστα ἔχων διατελέῃ καὶ ἔπειτα τελευτήσῃ εὐχαρίστως τὸν βίον, οὗτος παρ᾽ ἐμοὶ τὸ οὔνομα τοῦτο ὦ βασιλεῦ δίκαιος ἐστὶ φέρεσθαι. Wie voortdurend het meeste daarvan heeft en vervolgens op een mooie wijze het leven beëindigd heeft, die persoon is in mijn ogen gerechtigd, o koning, die naam/titel te verwerven. 170 πλεῖστα – onz mv: de meeste dingen; met welk woord uit het voorafgaande vormt dit een tegenstelling? 166 τὰ πάντα τὸ οὔνομα τοῦτο – welke naam wordt bedoeld? o[lbio~
22
Je lijkt nu wel gelukkig, maar de god kan je dat nog afnemen.
σκοπέειν δὲ χρὴ παντὸς χρήματος τὴν τελευτήν, κῇ ἀποβήσεται· πολλοῖσι γὰρ δὴ ὑποδέξας ὄλβον ὁ θεὸς προῤῥίζους ἀνέτρεψε." Men moet kijken naar het einde van elk ding, hoe het zal aflopen. Want nadat/hoewel de god nu velen geluk heeft voorgespiegeld, heeft hij hen (daarna) geheel en al te gronde gericht.’ Deze zin vormt de samenvatting van Solons hele waarschuwing aan Kroisos. Geef de waarschuwing in eigen woorden weer. Je lijkt nu wel gelukkig, maar de god kan je dat nog afnemen. Dit T-shirt vond ik mooi en lijkt bij het thema te passen, maar eigenlijk geeft het precies het omgekeerde aan van wat Solon zegt. Waarom? Volgens Solon heb je niets zelf in de hand/
23
ταῦτα λέγων τῷ Κροίσῳ οὔ κως οὔτε ἐχαρίζετο, οὔτε λόγου μιν ποιησάμενος οὐδενὸς ἀποπέμπεται, κάρτα δόξας ἀμαθέα εἶναι, Terwijl hij dit zei, deed hij Kroisos helemaal geen plezier, en nadat hij hem geen enkele aandacht waard gevonden had, stuurde hij hem weg, in de stellige mening [ptc.] dat hij dom was, 175 ταῦτα λέγων – vat het voorafgaande samen. 176 ἀποπέμπεται, δόξας – wie is het onderwerp? Kroisos ἀμαθέα εἶναι – wie wordt bedoeld? Solon
24
ὃς τὰ παρεόντα ἀγαθὰ μετεὶς τὴν τελευτὴν παντὸς χρήματος ὁρᾶν ἐκέλευε
ὃς τὰ παρεόντα ἀγαθὰ μετεὶς τὴν τελευτὴν παντὸς χρήματος ὁρᾶν ἐκέλευε. die, terwijl hij voorbijgegaan was aan de aanwezige goede dingen, beval te kijken naar het einde van elk ding. 177 μετεὶς – ptc aor van ….? meq-iJhmi
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.