De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De gezonde school en genotmiddelen

Verwante presentaties


Presentatie over: "De gezonde school en genotmiddelen"— Transcript van de presentatie:

1 De gezonde school en genotmiddelen
TEAMPRESENTATIE Heet de deelnemers welkom, stel jezelf voor en leg het doel van de teampresentatie uit. Leg uit dat de nadruk (net als in De gezonde school en genotmiddelen) ligt op alcohol, tabak en cannabis. Je kunt na je introductie beginnen met de volgende vraag: ‘Wat denkt u dat de school kan doen om leerlingen zich verantwoord te laten gedragen met betrekking tot genotmiddelen?’. Een inventarisatie van de antwoorden levert (met wat aanvullingen van jouw kant) meestal de elementen van een volledig schoolgezondheidsbeleid rond genotmiddelen op. Vertel dat De gezonde school en genotmiddelen voor al deze onderdelen over materialen beschikt en dat je in deze presentatie op de verschillende onderdelen in gaat. De gezonde school en genotmiddelen

2 De gezonde school en genotmiddelen
Doelstelling leerlingen Jongeren stimuleren om het drinken van alcohol uit te stellen tot in ieder geval 16 jaar en geen tabak en drugs te gebruiken. Doelstelling school De school heeft een samenhangend genotmiddelenbeleid ingevoerd. In dit schoolbeleid zijn structurele afspraken vastgelegd over het verzorgen van lessen over alcohol, roken en drugs, over het opstellen en naleven van een reglement, over de zorg voor leerlingen die (riskant) genotmiddelen gebruiken, en over het betrekken van ouders. Het doel van De gezonde school en genotmiddelen luidt: ‘Jongeren stimuleren om het drinken van alcohol uit te stellen tot in ieder geval 16 jaar en geen tabak en drugs te gebruiken’. Dit is eigenlijk het doel van de lessenserie, maar De gezonde school en genotmiddelen beoogt meer. Uiteindelijk gaat het om het ontwikkelen van een schoolgezondheidsbeleid op het terrein van genotmiddelen. Zo’n beleid bestaat uit een aantal onderdelen.

3 De gezonde school en genotmiddelen
Lesgeven Alcohol Roken Cannabis Ouders Ouderparticipatie Ouderavond Signaleren & Begeleiden Protocol Training Regels & Dealen De gezonde school en genotmiddelen bestaat uit het geven van lessen, het betrekken van ouders, het opstellen van een protocol bij signalering van overmatig gebruik, een training Signaleren & Begeleiden en een werkgroep Regels & Dealen. De samenhang in deze activiteiten versterkt de effectiviteit van het programma. Licht in het kort de onderdelen toe, laat de katernen zien en vertel eventueel wanneer de school met bepaalde onderdelen gaat beginnen.

4 Planning Schooljaar Wat Wanneer

5 Lesboekjes Vertel voor welke lesmaterialen de school in de voorbereidende besprekingen heeft gekozen. De lesboekjes (dia 4) of de ELO (dia 5). Als de school met gaat werken kun je de demo laten zien op

6 Vertel voor welke lesmaterialen de school in de voorbereidende besprekingen heeft gekozen. De lesboekjes (dia 4) of de ELO (dia 5). Als de school met gaat werken kun je de demo laten zien op

7 De gezonde school en genotmiddelen
Filosofie lessenserie Ik weet eigen ervaringen / middelenkennis Ik wil voor- en nadelen / eigen mening Ik kan invloed van anderen / ‘nee' zeggen Vertel dat de insteek van de lessenserie uit drie onderdelen bestaat: ‘ik weet’, ‘ik wil’ en ‘ik kan’. Dat betekent dat in de lessen zowel wordt ingegaan op kennisaspecten (voor- en nadelen van gebruik), op de houding van de leerlingen als op hun vaardigheden om bijvoorbeeld genotmiddelen te weigeren.

8 Achtergronden van gebruik
Eigen gebruik Wanneer gebruikte u zelf voor het eerst een middel en waarom? Op welke momenten en waarom gebruikt u ze nu? Als u niet-gebruiker bent, kunt u dan aangeven waarom? Om de achtergronden van de houding van de deelnemers tegenover genotmiddelengebruik te achterhalen, voer je de opdracht 'Eigen gebruik: vroeger en nu' uit. Deze opdracht wordt in tweetallen gedaan. De deelnemers kunnen hierbij gewoon aan tafel blijven zitten. Laat ze ongeveer 5 minuten praten over hun eigen genotmiddelengebruik, en over de motieven waarom zij zijn begonnen, doorgegaan en/of eventueel gestopt. Vraag bij de nabespreking (ongeveer 5 minuten) een aantal personen naar hun antwoorden op de vraag waarom ze begonnen of doorgegaan zijn. Vraag ook waarom ze eventueel inmiddels niet of niet meer gebruiken. Stel dan de vraag of de genoemde motieven bij de jongeren van nu anders zijn. Op deze manier wordt duidelijk dat de volwassenen van nu niet wezenlijk anders zijn in hun motieven dan de jongeren van nu. Benadruk het belang van de levensfase waarin jongeren zich bevinden. Daarin is het uitproberen van nieuw gedrag – en daarmee ook het gebruik van genotmiddelen – een logisch verschijnsel. Maak een switch naar de vraag ‘Wat is erg?’, en zeg daarbij meteen dat je daar op dat moment geen antwoord op gaat geven, maar dit later zal doen. Het voordeel van deze oefening is dat je voor de rest van de bijeenkomst voorbeelden van eigen gebruik kunt inzetten om de aandacht van de deelnemers vast te houden. Zo kun je bijvoorbeeld bij het behandelen van de werking van diverse middelen vragen naar eigen ervaringen.

9 Alcoholgebruik In groep 7 en 8 van de basisschool heeft een vijfde van de leerlingen al eens gedronken; jongens meer dan meisjes (25% versus 13%). Daarna neemt het gebruik van alcohol alleen maar toe. Op 12-jarige leeftijd heeft ruim een derde van de leerlingen in het voortgezet onderwijs ervaring met het drinken van alcohol en op 15-jarige leeftijd heeft 83% al eens alcohol gedronken. Bij de jongste leeftijdgroepen zien we dat jongens meer ervaring hebben met het drinken van alcohol dan meisjes, maar bij de oudere leeftijdscategorieën is dit verschil niet meer significant. Bijna de helft van de leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft in de afgelopen maand alcohol gedronken. Het 'recente' alcoholgebruik stijgt sterk tot de leeftijd van 16 jaar. Daarna neemt de stijging iets af. Omdat in het basisonderwijs ruim een vijfde van de jongeren al eens alcohol heeft gedronken en het gebruik daarna alleen maar toeneemt, is het belangrijk om in eerste jaar van het voortgezet onderwijs met alcoholvoorlichting te beginnen. Er zijn geen grote verschillen tussen de schoolniveaus in de lifetime- (gebruik ooit) en maandprevalentie (recent gebruik) van alcoholgebruik. De enige uitzondering zijn scholieren van het VMBO-b. Onder de actuele drinkers van dit schooltype komt binge drinken (veel drinken binnen korte tijd) vaker voor, zowel bij jongens als meisjes. Vijf op de tien scholieren in het VO die alcohol drinken, koopt meestal zelf zijn of haar alcohol. 14% van de scholieren zegt de alcohol meestal van zijn/haar ouders te krijgen. Dit percentage is met name onder de jongste leeftijdgroepen gedaald. In 2011 kreeg 28% van de jarige alcoholgebruikers de alcohol meestal van zijn ouders, in 2007 was dot nog 46%. Voorheen kregen ouders wel eens het advies om jongeren thuis te ‘leren drinken’. Tegenwoordig wordt dit afgeraden en is het advies om het drinken zo lang mogelijk uit te stellen, in ieder geval tot het 16e levensjaar. De wettelijke leeftijdsgrens voor het kopen van alcohol is ook 16 jaar. Deze grens is vastgesteld omdat alcohol een stof met een verdovende werking is, die schadelijke effecten heeft bij gebruik op jonge leeftijd en/of onverantwoord gebruik. Deze schadelijke effecten van drinken op jonge leeftijd zijn de afgelopen jaren in wetenschappelijk onderzoek steeds duidelijker aangetoond. Vanaf 1 januari 2013 zijn jongeren onder de 16 jaar ook strafbaar als zij alcohol in hun bezit hebben, in de kroeg of op de openbare weg. Meer informatie is te vinden op en

10 Dronkenschap Deze dia laat het (riskante) overmatige alcoholgebruik onder jongeren zien. Het blijkt dat het aantal jongeren dat de afgelopen maand - naar eigen zeggen - dronken is geweest (en dus overmatig heeft gedronken) op 15-jarige leeftijd al bijna 1 op de 3 (!) is. Dit geldt zowel voor jongens als voor meisjes. Dat onderstreept het belang om in het eerste leerjaar al voorlichting te geven over alcohol.

11 Roken De meeste dagelijkse rokers zijn gestart tussen het 13e en 16e jaar. Daarom is het belangrijk de lessen over tabak aan het einde van het eerste of het begin van het tweede leerjaar te geven. Na het 16e jaar starten er nog maar weinig jongeren met roken. Voor leerlingen die op 16-jarige leeftijd nog niet zijn begonnen met dagelijks roken, geldt dat de kans klein is dat zij dit alsnog gaan doen. Voorlichting kan het beginnen met roken uitstellen; uitstel tot het 16e jaar betekent mogelijk dus afstel!

12 Cannabisgebruik Rond het 14e, 15e en 16e levensjaar is er een stijging te zien in het ‘ooit’ gebruik van cannabis. Daarom worden de lessen over cannabis gegeven aan het einde van het tweede of in het begin van het derde leerjaar. Verder valt te zien dat er een groot verschil is tussen het ‘ooit’ en het ‘recente’ gebruik. Een groot deel van de jongeren die wel eens cannabis heeft gebruikt, gaat hier niet mee door.

13 XTC gebruik Het percentage jongeren dat XTC heeft geprobeerd is lager dan bij tabak, alcohol en cannabis. Wel is XTC de meest gebruikte harddrug. In het gebruik van XTC is een stijging te zien na het 14e jaar. Alle harddrugs bereikten een piek in het gebruik in 1996, waarna een geleidelijke daling werd ingezet. Een uitzondering hierop vormt heroïne; de lifetime prevalentie van deze drug schommelt al 20 jaar rond de één procent. Bijna eén op de vijfentwintig scholieren in het voortgezet onderwijs heeft ooit geëxperimenteerd met amfetamine, cocaïne, heroïne of XTC. Het aantal leerlingen dat tenminste ééén van de harddrugs heeft gebruikt is het laagst op het VWO, maar dit verschil is niet significant.

14 Drinken, Roken, Blowen en XTC
Op de dia zijn de cijfers van het actuele genotmiddelengebruik in 2011 te zien. Wanneer je de verschillende genotmiddelen met elkaar vergelijkt, dan blijkt alcohol de drug te zijn die het meest gebruikt wordt, en XTC het minst.

15 Effecten / Drinken Het aantal alcoholgebruikers is en blijft kleiner, terwijl de leerlingen die wel drinken bewuster omgaan met alcohol. (Met name bij de tweede meting was dit verschil goed zichtbaar). Ook de intentie om te gaan drinken is geringer op de deelnemende scholen.

16 Effecten / Roken Het aantal tabakrokers stijgt minder, hoewel dit verschil na verloop van tijd afneemt. Uitstel van de beginleeftijd levert echter ook gezondheidswinst op.

17 Effecten / Blowen Ook de toename van het aantal leerlingen dat cannabis rookt is op de deelnemende scholen lager dan op de controlescholen (maar dit verschil is niet significant). Deze leerlingen hebben tevens een lagere intentie om cannabis te gaan gebruiken.

18 Genotmiddelen Drugs Drugs zijn stoffen, die een verandering van het menselijk bewustzijn veroorzaken en om deze reden gebruikt worden. Verslaving Zeer grote, onweerstaanbare behoefte aan een stof of een bepaald gedrag. Afhankelijkheid Lichamelijk en/of geestelijk. De dia is met voorbeelden toe te lichten. Bijvoorbeeld: ‘Alcohol is een drug. Wanneer je alcohol gebruikt, kun je je anders gaan voelen. Veel jongeren drinken als ze uitgaan om wat ”losser” te worden. Wie te lang te veel drinkt, kan een zeer grote onweerstaanbare behoefte aan de stof krijgen (verslaving).’

19 Genotmiddelen Geestelijke afhankelijkheid
Het gevoel hebben niet te kunnen functioneren zonder het middel. Lichamelijke afhankelijkheid Gewenning / tolerantie Bij geregeld gebruik steeds meer nodig hebben voor hetzelfde effect. Onthoudingsverschijnselen Ziekteverschijnselen wanneer het middel niet meer wordt gebruikt. Verslaving bestaat uit een geestelijke en een lichamelijke afhankelijkheid van een bepaald middel. Geestelijke afhankelijkheid wil zeggen dat je het gevoel hebt niet te kunnen functioneren zonder het middel. Lichamelijke afhankelijkheid houdt in dat je onthoudingsverschijnselen krijgt als je het middel niet neemt. Bij lichamelijke afhankelijkheid hoort ook de opbouw van tolerantie: je hebt steeds meer van het middel nodig voor hetzelfde effect. Als je het niet meer gebruikt, krijg je last van onthoudingsverschijnselen.

20 Genotmiddelen Verdovend / Kalmerend Alcohol / Heroïne / GHB
Stimulerend / Oppeppend Tabak / Cocaïne / Speed / XTC Hallucinerend Hasj / Wiet / Paddo’s / LSD / XTC Kalmerende/verdovende middelen werken versuffend. Pijn, angst en spanning nemen af. Stimulerende of oppeppende middelen peppen lichaam en geest tijdelijk op. Stimulerende middelen in de sport noemt men doping. Hallucinerende of bewustzijnsveranderende middelen veranderen de waarneming. Je neemt licht, geluid en tijd anders waar.

21 Genotmiddelen Harddrugs Lijst I Onaanvaardbaar risico
Cocaïne / Speed / XTC / Gedroogde Paddo’s Softdrugs Lijst II Aanvaardbaar risico Hasj / Wiet / Verse Paddo’s Legaal Alcohol / Tabak Illegaal Alle andere middelen In de wet wordt, op basis van de aanvaardbaarheid van het risico, onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs. Beide zijn verboden, maar het doel van de (Opium)wet is vooral handel in harddrugs tegen te gaan.

22 Genotmiddelen Fasen in druggebruik Geen gebruik Kennismaken
Experimenteren Sociaal gebruik Problematisch gebruik Verslaving Wie een middel gebruikt, is er niet meteen verslaafd aan. Daar gaan een paar stappen aan vooraf. Vandaar dat er onderscheid gemaakt wordt naar verschillende ‘fasen van gebruik’. Kennismaken met een drug gebeurt veelal in de hoogste klassen van het basisonderwijs (tabak, alcohol) en de klassen 1 tot en met 3 van het voortgezet onderwijs, vaak door nieuwsgierigheid. Een volgende fase is experimenteren: meedoen en uitproberen. Sociaal gebruik houdt in dat het middel een sociale functie heeft, voor de gezelligheid of om iets te vieren. Gebruik om problemen op te lossen kan de volgende fase in een verslavingsproces zijn: gebruik om in te slapen, om iets te vergeten of als spanningsdemper. De gebruiker wordt afhankelijk van het middel. Wanneer het gebruik op zich een probleem is geworden, is er sprake van lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid. Je hebt het gevoel niet meer zonder het middel te kunnen functioneren. Op dat moment ben je verslaafd. Overigens hoeft de ene stap uiteraard niet per definitie tot de volgende stap te leiden. Er zijn immers veel mensen die met mate middelen kunnen gebruiken, zonder er ooit verslaafd aan te raken. Vertel de deelnemers dat nu zowel de indeling naar soorten middelen, als de functie van het gebruik van een middel aan de orde zijn geweest. Maak duidelijk dat de functie van het gebruik en de frequentie daarvan door de gebruiker erg belangrijk zijn bij het bepalen hoe problematisch middelengebruik is. Bijvoorbeeld: drinken om je problemen te vergeten is over het algemeen problematischer dan (overmatig) gebruik van alcohol ter verhoging van de feestvreugde.

23 Meer info www.dgsg.nl www.alcoholinfo.nl www.drugsinfo.nl


Download ppt "De gezonde school en genotmiddelen"

Verwante presentaties


Ads door Google