Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Metafysica
2
Metafysica Metafysica is het filosofisch onderzoek naar de natuur als geheel, naar de samenstelling en de structuur van de werkelijkheid. Metafysica heeft een ruimer studiegebied dan de natuurwetenschappen (inclusief de kosmologie), omdat een van de onderwerpen de mogelijkheid is van het bestaan van niet-materiële entiteiten (God of geest bijvoorbeeld). Bovendien is metafysica meer fundamenteel dan (natuur)wetenschap, omdat een wetenschap al uitgaat van een bepaald idee over de aard van werkelijkheid. In dit verband worden bijvoorbeeld deze metafysische vragen gesteld: ‘bestaan fysieke objecten wel?’ of ‘heeft alles een oorzaak?’.
3
thema’s In deze tak van de filosofie werden en worden vragen gesteld over het (al dan niet) bestaan en de aard van: de geest lichamen god ruimte tijd causaliteit (oorzakelijkheid) eenheid (versus veelheid) identiteit de wereld
4
al 2600 jaar Vanaf het begin van de filosofie hebben filosofen zich de vraag gesteld waaruit de werkelijkheid bestaat (de ‘oerstof’, b.v. door Thales van Milete), of dat alles ‘stroomt’ (panta rei; Heraclitus) of dat alles in wezen gelijk blijft (Plato’s Ideeën). Vanaf die tijd (en zeker vanaf Plato) hebben filosofen geprobeerd om te bepalen wat voor soort dingen bestaan. Immanuel Kant heeft echter betoogd dat deze taak onmogelijk is; in plaats daarvan, stelde hij, moeten wij de algemene structuur van ons denken over de wereld onderzoeken.
5
positivisme Positivisten verwerpen de metafysica; metafysische uitspraken kunnen niet empirisch geverifieerd worden en zijn derhalve cognitief zonder betekenis. Daarom was de eerder genoemde Willard Van Orman Quine van mening dat alleen de wetenschappen echte kennis kunnen opleveren. De grondlegger van het positivisme, de Franse wiskundige en socioloog Auguste Comte ( )
6
of ontkom je er niet aan? Maar op basis waarvan doe je zo’n uitspraak? Dat doe je toch op basis van een theorie over wat er is en hoe dat gekend kan worden. Is dat geen metafysisch standpunt? Dit was de opvatting van Gustav Bergmann in The Metaphysics of Logical Positivism uit 1954. Gustav Bergmann Opmerkelijk: Bergmann was ooit een van de leden van de positivistische Wiener Kreis. De opvatting dat alles wat bestaat tijdruimtelijk (‘spatiotemporeel’) is en dat we daarover alleen kennis kunnen opdoen door middel van natuurwetenschappelijke methoden, is een metafysische opvatting, namelijk metafysisch naturalisme. Deze opvatting is niet wetenschappelijk gefundeerd.
7
Peter Strawson De Engelse filosoof Peter Strawson maakte, in de positivistische traditie, een onderscheid tussen beschrijvende metafysica (descriptive metaphysics): “tevreden zijn met het beschrijven van de feitelijke structuur van ons denken over de wereld”, en revisionistische metafysica (revisionary metaphysics), waaronder hij verstond “proberen een betere versie van die structuur te ontwerpen”. (in Individuals, 1959) Peter Strawson
8
uit Individuals Het staat vast dat begrippen veranderen (…). Het staat ook vast dat metafysici zich hebben beziggehouden met dergelijke veranderingen (…). Maar het zou een grote blunder zijn te denken dat metafysica alleen bestaat in de vorm van deze historische benadering. Er is namelijk een grote kern van menselijk denken die geen geschiedenis heeft—of een die geen deel uitmaakt van de geschiedenis van het denken. Er zijn categorieën en begrippen die, in hun meest fundamentele karakter, helemaal niet veranderen. Het is duidelijk dat deze niet behoren tot het meest verfijnde gespecialiseerde denken. Zij zijn de gemeenplaatsen van het minst verfijnde denken; toch zijn ze de onmisbare kern van het begrippenapparaat van ook de meest verstandige mensen. Met deze begrippen, hun verbindingen, de structuren die ze vormen, houdt de beschrijvende metafysica zich voornamelijk bezig. Strawson, Individuals, p.10
9
Bepaalde metafysische vragen hebben betrekking op de tijd:
tik ... tak ... TIJD Bepaalde metafysische vragen hebben betrekking op de tijd: wat is tijd? bestaat tijd? en zo ja, op welke manier?
10
wat is tijd? De opvatting dat tijd bestaat wordt onderbouwd door het feit dat we tijd kunnen meten: met de klok en de kalender. We kunnen dat doen met (afgesproken) eenheden die verschillen in formaat, zodat we een onderscheid kunnen maken in een ogenblik, een moment en langere tijdeenheden. Wat we ook kunnen doen, is gebeurtenissen die zich niet simultaan hebben voorgedaan, op een tijdlijn plaatsen, in de volgorde waarin ze zich hebben afgespeeld. Op de een of andere manier ‘is’ tijd, maar op welke manier is dat? Een andere vraag is of tijd alleen bestaat als er iets verandert. Dergelijke vragen hebben filosofen proberen te beantwoorden.
11
wat is tijd? Ook als we tijd niet meten, is er tijd. We kunnen echter niet over tijd struikelen of tijd in een doos stoppen. Wat bijvoorbeeld is een moment? Is dat zoiets als een wiskundig object, door mensen gecreëerd, maar met eigenschappen die in sommige gevallen moeilijk zijn te ontdekken? Of moeten we tijd opvatten analoog aan een geluidsgolf, een eigenschap van luchtmoleculen die pas optreed als er veel moleculen voorhanden zijn? Dus: wat is tijd? Er zijn allerlei antwoorden gegeven. Ik noem er een paar.
12
antwoord 1 “Tijd is wat wordt aangeduid met de tijdvariabele t in de beste en meest fundamentele wetenschappelijke theorie die op dit moment bestaat.” Het is interessant om naar het gedrag van die tijdvariabele te kijken, maar geeft dat antwoord op de vraag wat tijd is?
13
antwoord 2 “Tijd is een opeenvolging van momenten in een lineair verband.” Deze definitie roept de vraag op wat een ‘moment’ is. ‘Een ogenblik zonder duur’ is wel gezegd. Weten we zo meer? Een alternatief antwoord is: “Tijd is een verbinding van intervallen.” Het voordeel van deze definitie is dat het in dit verband wonderlijke begrip ‘zonder duur’ van de baan is, maar er ontstaat weer een ander probleem, namelijk wat in dit verband een interval is.
14
antwoord 3 “Een deel van de ruimtetijd.” Hier verlaten we de filosofie
en betreden het terrein van de fysica. Dit leidt tot een ander filosofisch probleem: het sciëntisme, ofwel: welke rol spelen de (natuur)wetenschappen en hun methoden in de filosofie.
15
verandering Een belangrijke vaststelling is dat tijd onlosmakelijk verbonden is met verandering. Een antwoord op de vraag “wat is verandering’’ kan wellicht helpen een antwoord te geven op de vraag wat tijd is. Verandering is een wijziging in de eigenschappen van een bestendig ding; bijvoorbeeld het veranderen van de kleur van een blad van groen naar bruin.
16
verandering Een alternatief antwoord is dat tijd een opeenvolging van toestanden is. Het blad-voorbeeld luidt dan als volgt: er is een opeenvolging van een groenblad-toestand en van een bruinblad-toestand. Deze benadering lijkt me onbevredigend vanwege twee redenen: Ten eerste is tussen elke toestand een tussenliggende toestand te bedenken en daardoor raken we in een oneindige regressie. Ten tweede is in deze benadering sprake van een constante, namelijk het blad.
17
tijd bestaat niet Er zijn ook denkers die het bestaan van tijd ontkennen; daar zijn niet de minsten bij, zoals Plato, Spinoza, Hegel en, in een wat minder ver verleden, Gödel, die rond 1950 het niet-bestaan van tijd afleidde uit Einsteins relativiteitstheorie (uit Einsteins vergelijkingen zou volgen dat er mogelijke werelden bestaan waarin gebeurtenissen aan zichzelf voorafgaan … deze uitspraak kan ik onmogelijk controleren). In deze eeuw beweerde onder anderen Julian Barbour dat als we de relativiteitstheorie in overeenstemming willen brengen met de kwantummechanica we moeten aannemen dat tijd óf niet bestaat óf dat het geen fundamentele entiteit in de natuur is. De meeste hedendaagse filosofen nemen echter aan dat tijd bestaat, maar ze verschillen—nog steeds—van mening over wat tijd is.
18
emergent? Of tijd een fundamenteel kenmerk van de natuur is, lopen de meningen uiteen. Het zou een kenmerk kunnen zijn dat voortkomt uit meer basale tijdloze eigenschappen van de natuur (een emergente eigenschap; vgl. het stromen van water als een grote verzameling H2O-moleculen aanwezig is). De ruimtetijd is een kandidaat voor dit fundament van tijd, of wellicht van iets anders dat nog basaler is. Er wordt ook, omgekeerd, wel gezegd dat tijd het fundament is van ruimte. Ik ben kort ingegaan op deze fysische theorieën om duidelijk te maken dat filosofie op dit terrein niet kan zonder de bevindingen van de fundamentele natuurwetenschap.
19
tijd en verandering Er zijn twee mogelijke theorieën over de bovengenoemde relatie tussen tijd en verandering. De eerste is de relationele theorie: tijd bestaat alleen als de eigenschappen van iets veranderen. Volgens deze theorie gebeurt er op elk moment iets (een elektron beweegt door de ruimte), want als dat niet het geval zou zijn, is er geen tijd. De tweede is de substantieve theorie: tijd bestaat onafhankelijk van veranderingen. Volgens deze theorie bestaat er zoiets als ‘lege tijd’ waarin niets verandert.
20
lege tijd De notie ‘lege tijd’ leidt tot een aardig gedachte-experiment. Dat gaat zo. Stel dat we accepteren dat lege tijd zich af en toe voordoet, dan kan de bewering dat een klok elke seconde tikt worden betwist door de mogelijkheid dat tussen elke seconde een periode van lege tijd ligt die een miljoen jaar duurt, zodat in feite het tikken van de klok een miljoen jaar plus één seconde duurt.
21
verleden-heden-toekomst
Maken verleden en toekomst deel uit van wat we als werkelijk aannemen? Uiteraard zijn filosofen verdeeld over een antwoord op deze vraag. Er zijn drie opvattingen.
22
‘hedenisme’ Het ‘hedenisme’ (presentism) is de opvatting dat uitsluitend het heden bestaat. Dit standpunt heeft consequenties voor de (verklaring van de) geschiedschrijving: een uitspraak over het verleden kan alleen dan waar zijn indien een feit in het heden die uitspraak waar maakt. Bijvoorbeeld: hoe weten we dat de uitspraak dat Willem van Oranje in 1584 werd vermoord, waar is? Wat in het heden maakt deze bewering waar? Is het voldoende dat in het heden bewijsmateriaal voorhanden is?
23
groeiend verleden Het ‘groeiend verleden’ is de opvatting dat het verleden werkelijk is en voortdurend groter wordt. De toekomst daarentegen is niet werkelijk. William Van Orman Quine huldigde deze opvatting.
24
bloktheorie De eeuwigheidstheorie of de bloktheorie houdt in dat er geen ontologisch verschil is tussen verleden, heden en toekomst. Er bestaat één blok ruimtetijd; de indeling komt voort uit het menselijke perspectief: de mentale mogelijkheden die de mens heeft. Deze theorie impliceert dat de toekomst al bestaat, dus vastligt. (De theorie past goed bij de predestinatieleer van Calvijn.) De aanhangers van de bloktheorie stellen dat er inderdaad één toekomst zal zijn, maar dat die stelling niets zegt over hoe die toekomst tot stand komt.
25
betekenis ‘bestaan’ Er zijn filosofen die van mening zijn dat deze controverses over verleden, heden en toekomst neerkomen op drie verschillende betekenissen van het woord ‘bestaan’. Denk hierbij aan de opvatting van Wittgenstein dat filosofie een therapeutische onderneming is die een dergelijke betekenis-verwarring moet oplossen.
26
het heden Dan is er nog de prangende vraag of ‘het heden’, het ‘nu’, wel bestaat. Het heden kan een subjectieve ervaring zijn, dus afhankelijk van een (menselijk) bewustzijn. Het heden heeft in dat geval geen ontologische status: het heden zou niet bestaan. Daar wordt tegenin gebracht dat alleen het heden voor iedereen een heldere, levendige ervaring is, heel anders dan die van het verleden (en zeker anders dan de toekomst). Wat is de verklaring voor dat verschijnsel? Bovendien is er over het algemeen veel overeenstemming tussen mensen wat er gebeurt en wat niet. Wijst dat er niet op dat het heden iets objectiefs is, en niet subjectief? (Een argument dat nog wordt versterkt door de veel voorkomende tegenwoordige tijd in de taal.)
27
levendig? Een argument tegen het aanroepen van levendigheid is dat wat we als levendig en helder ervaren, uiterst beperkt is. Het ‘nu’ strekt zich immers uit over het hele universum. Bovendien vormen we zelf een ervaring van het heden; als we iemand waarnemen die op enige afstand van ons staat, hebben we de indruk dat we die persoon op hetzelfde moment zien en horen, terwijl het geluid er langer over doet dan het licht om de afstand tussen spreker en luisteraar te overbruggen.
28
relativiteit De relativiteittheorie maakt het objectieve bestaan van het heden onmogelijk. Als twee waarnemers zich met hoge snelheid ten opzichte van elkaar bewegen, nemen zij dezelfde gebeurtenis niet op hetzelfde moment waar. Astronomische waarnemingen geven nog een ander argument tegen de objectiviteit van het heden. Op het moment dat hier op aarde een supernova wordt waargenomen in de Andromedanevel, heeft die kosmische gebeurtenis zich daar al miljoenen jaren geleden afgespeeld.
29
nu ... nu ... nu ... nu ... nu Tenslotte: wat is het heden? Zodra ik het woordje “nu” uitspreek, behoort die uitspraak strikt genomen al tot het verleden. Het heden is wellicht niet meer dan de overgang van het verleden naar de toekomst. Salvador Dali De Volharding der Herinnering 1931
30
DETERMINISME om precies te zijn: causaal determinisme
en niet sociaal determinisme of historisch determinisme
31
causaal determinisme Dit is het idee dat elke gebeurtenis noodzakelijk volgens natuurwetten voortkomt uit voorafgaande gebeurtenissen en voorwaarden. Op zich is het idee al oud; tegenwoordig is het verbonden met wat de moderne natuurwetenschappen ons leren. Er zijn implicaties voor ons zelfbegrip als mens. Het is (momenteel nog) niet duidelijk of causaal determinisme waar is of niet, en of we dat überhaupt kunnen weten.
32
causaal determinisme Een definitie van causaal determinisme luidt als volgt: De wereld wordt beheerst door (of is onder de heerschappij van) determinisme dan en alleen dan als, gegeven een gespecificeerde manier van hoe dingen zijn op moment t, de ontwikkeling van de dingen verloopt volgens natuurwetten.
33
Gottfried Wilhelm Leibniz
voldoende grond Leibniz formuleerde het ‘Beginsel van Voldoende Grond’, dat inhoudt dat voor alles wat bestaat een voldoende reden is dát het is, en waarom het zo is en niet anders. Deze formulering en de latere ontwikkeling van het idee causaal determinisme berust op de gedachte dat in principe alles verklaard kan worden. Gottfried Wilhelm Leibniz De formulering van Leibniz is in de loop van de tijd vervangen door het ontwikkelen van natuurkundige theorieën die op een deterministische manier geformuleerd werden: in de vorm van natuurwetten.
34
geen fatalisme Causaal determinisme moet niet verward worden met ‘het lot’ (fatum) en fatalisme. Fatalisme berust op de aanname van mystieke krachten of van Gods Wil, maar dat is heel iets anders dan natuurwetten. In die krachten zit namelijk een zekere of misschien wel grote mate van willekeur. De mens wikt, maar God beschikt; Gods Wegen zijn ondoorgrondelijk en wonderen zijn per definitie gebeurtenissen die niet in overeenstemming zijn met de wetten van de natuur.
35
geen voorspelbaarheid
Causaal determinisme mag ook niet worden verward met voorspelbaarheid. De werkelijkheid is dusdanig ingewikkeld en groot dat een gigantische rekenkracht nodig is om op basis van de huidige toestand van het universum het verloop van de dingen te kunnen voorspellen. (De wiskundige en astronoom Pierre-Simon Laplace (1749–1827) suggereerde dat God hiertoe wel in staat is.) Bovendien weten we inmiddels meer af van het verschijnsel chaos: deterministische, maar onvoorspelbare processen.
36
vrije wil? Tijdens de eerste bijeenkomst is de vrije wil aan de orde geweest. Het zal duidelijk zijn dat een volledig deterministisch universum vrije wil uitsluit. Wij vinden het echter een onaangename gedachte dat onze levensloop al vaststaat voordat we dat leven leiden.
37
Illustratie in de Rubaiyat
Omar Khayyam De Perzische dichter (en astronoom, filosoof, wiskundige) Omar Khayyam (1048–1123) gaf in een van zijn gedichten in de Rubaiyat blijk van een deterministische opvatting: En de eerste Ochtend van de Schepping schreef Wat de Dag van het Laatste Oordeel zal lezen Edmund Dulac ( ) Illustratie in de Rubaiyat 1909
38
metafysica als ontologie
39
verlate inleiding In de eerste eeuw voor Christus verzorgde Andronicos van Rhodos een uitgave van de werken van Aristoteles. Een aantal van die werken plaatste hij na de boeken over de natuurdingen (ta physica). Die werken werden sedertdien aangeduid als ta meta ta physica biblia, ‘de boeken die na de natuurkunde komen’. Na verloop van tijd kreeg het woord meta de betekenis ‘boven’; de metafysica kreeg zo de betekenis van ‘de studie van wat boven de natuurdingen uitgaat’.
40
bijzondere wetenschap
Die betekenis is in dit verband niet misplaatst, want Aristoteles beschreef in die werken een bijzondere wetenschap die twee studieobjecten heeft: 1 de wetenschap van het zijnde als zijnde. Hierna ga ik nader in op dit wetenschapsgebied. 2 de wetenschap van het boven-zinlijke (of boven-natuurlijke). Hierover zeg ik alleen dit ...
41
het boven-zinlijke Deze wetenschap van het boven-zinlijke is volgens Aristoteles een ‘theologische filosofie’, in zijn woorden: de ‘eerste wetenschap’. De ‘eerste wetenschap’ levert de “meest verheven” en de “meest begerenswaardige” kennis (vgl. wijs-begeerte). (De tweede wetenschap is de natuurkunde, de derde de wiskunde.) Tot zover dit studieobject.
42
met zijn vrouw Elfride in de hut bij Todtnauberg
Martin Heidegger Martin Heidegger ( ) met zijn vrouw Elfride in de hut bij Todtnauberg
43
Seinsvergessenheit Heidegger was van mening dat de westerse filosofie, in het bijzonder de metafysica, zich heeft beziggehouden met het Zijnde als zodanig, maar niet met wat dat Zijnde mogelijk maakt: het Zijn als zodanig. Heidegger gebruikt de term Seinsvergessenheit, waarmee hij tot uitdrukking bracht dat het Zijn als zodanig niet ter sprake werd gebracht. Anders gesteld, ook in een term van Heidegger, de ontologische Differenz tussen Zijn en Zijnde was geen thema in de metafysica.
44
Heideggers stijl Om u iets van Heideggers stijl te laten proeven neem ik deze zin onvertaald op: Der Differenz gemäß west ein Seiendes im Sein, und Sein west als Sein eines Seienden. (in Was heisst Denken? ) (west van wesen = leven, rondwaren)
45
onverborgen Hoe moeten we dat Zijn beschrijven?
Heidegger gebruikt frasen zoals ‘lichtendes Entbergen’ waarin het Zijn ‘zum Erscheinen gelangt’. In het Nederlands vertaald komen we termen tegen als ‘onverborgenheid’, ‘in het licht staan’, ‘in de verschijning tredend’. Al deze termen verwijzen naar een gebeuren, niet naar iets wat statisch en constant is. Belangrijk voor het begrijpen van Heidegger is dat dit gebeuren, als menselijk denken, historisch bepaald is: in elke historische periode gebeurt de onverborgenheid op een andere manier (die Geschichtlichkeit des menslichen Denkens).
46
Dasein Om uit te leggen hoe Heidegger dat ziet, moet ik een nieuw Heideggeriaans begrip introduceren: Dasein (er-zijn, existentie, de menselijke manier van Zijn). Heidegger definieert Dasein als het ontwerpend verstaan van het eigen in-de-wereld-zijn als een open zijn-kunnen, dat door het Dasein zelf verwerkelijkt moet worden.
47
der Hirt des Seins ‘Verstaan’ houdt in dat aan alle elementen en ingrediënten in de wereld zin en betekenis worden toegekend, waardoor die elementen en ingrediënten worden geconstitueerd tot de Zijnden die ze (voor ons) zijn. Dit ‘zingevend laten Zijn’ gebeurt altijd in een bepaald Seinsverständnis (vergelijk dit met Kuhns paradigma). Dit moet niet zo worden opgevat alsof de mens hierin een sturende rol speelt, want het is veeleer zo dat het ‘Zijn als lichten’ hierbij leidend is. De mens is geschikt om te denken vanwege een Geschick des Seins. De mens is de hoeder van het Zijn (der Hirt des Seins).
48
besmettelijk Dat Heideggers moeizame stijl besmettelijk is blijkt uit dit citaat van Th.C.W. Oudemans uit zijn artikel ‘Heidegger – een ontzetting of: hoe Sein und Zeit te lezen’. “De zaak die in het denken in het geding is, is niet beschreven in Sein und Zeit, en evenmin in de periode na Sein und Zeit. Zij blijft liggen voor het bedenken ervan. Ook wat iemand ‘weet’ op het gebied van het denken, is te allen tijde slechts een vermoed licht, dat om iets heen ligt, dat van verre over de denker heenreikt.”
49
metafysica? Wat moeten we ermee?
Is metafysica inderdaad, zoals J. Plat ( ), voormalig hoogleraar in de kennisleer en metafysica aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit van Nijmegen, schreef: “de meest algemene wetenschap”? Hij maakte ooit een vergelijking met de biologie, die wellicht enig licht werpt op de status van de metafysica.
50
algemene wetenschap Een ornitholoog onderzoekt de levende wezens die vliegen, een bacterioloog onderzoekt bacteriën, ook levende wezens, een vlinderkundige onderzoekt deze levende fladderaars en een botanicus plantaardig leven. Maar, zegt Plat, er is een wetenschap die onderzoek doet naar wat alle deelgebieden met elkaar verbindt: het leven. Biologie onderzoekt het leven als zodanig. Biologie is algemener dan de biologische deelgebieden. Analoog aan deze redenering is metafysica de wetenschap van wat alle wetenschappen met elkaar gemeen hebben: het Zijn als studieobject.
51
categoriefout Plat maakt hier echter een denkfout, want er is geen wetenschap algemene biologie die het leven als zodanig bestudeert. Als biologen zich met het leven als zodanig bezighouden, bestuderen ze hoe leven is ontstaan of hoe de overgang tussen dode en levende materie mogelijk is; dit zijn evengoed specialismen, biologische subdisciplines. ‘Biologie’ is een verzamelnaam, maar geen ‘hogere’ soort studie. Plat maakt hier een categorie-fout. Het begrip ‘categoriefout’, bedacht door de Engelse taalfilosoof Gilbert Ryle ( ; in The Concept of Mind uit 1949), slaat op een denkfout.
52
drogreden Ik geef een ander voorbeeld.
Iemand heeft mij gevraagd hem de universiteit te laten zien. Ik maak samen met deze persoon een wandeling over het universiteitsterrein en wijs op de verschillende gebouwen waar faculteiten gevestigd zijn, ik laat collegezalen zien en wellicht bezoeken we ook nog een natuurkundig laboratorium. Aan het eind van de rondleiding zegt mijn bezoeker tegen me: “Alles goed en wel, dank je voor de rondleiding, maar waar is nu de universiteit?” De manier waarop Plat deze denkfout gebruikt maakt deze tot een drogreden.
53
Afsluiten: onduidelijk
Er is geen overeenstemming over wat metafysica nu precies inhoudt. Een kort online onderzoek leverde deze definities op. Filosofisch onderzoek naar de meest algemene beginselen van het zijn. Filosofisch onderzoek naar de relaties tussen geest, werkelijkheid en taal. Bertrand Russel zei: Metafysica is speculatie (wat niet negatief bedoeld was). Metafysica is onderzoek naar onze a priori intuïties.
54
meer onduidelijkheid Metafysica lijkt op metatheorie (een element van de wetenschappen). Er is ook een metalogica mogelijk: namelijk de vraag ‘Is logica adequaat?’ Soms is metafysica kenleer: vragen naar waarheid, rationaliteit, het begrip ‘kennis’. Metafysica blijkt vaak neer te komen op ontologie (zijnsleer). Soms is metafysica de hele filosofie, namelijk alles wat wel serieus, maar niet wetenschappelijk onderzocht wordt. Volgens Schopenhauer is metafysica onontkoombaar: de mens is een animal metaphysicum.
55
visie Op 26 september 2014 hield Gert-Jan van der Heiden, de nieuwe hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, zijn inaugurele rede. Hierin ontvouwde hij zijn visie op de metafysica. Deze rede staat op mijn website als extra materiaal.
56
epiloog Met Heidegger zijn we in contact gekomen met een heel ander soort filosofie dan tot dusver aan de orde is geweest. Tot noch toe was er sprake van analytische filosofie. Heidegger is een prominent vertegenwoordiger van de continentale filosofie. Ik geef kort enkele verschillen aan tussen beide stromingen.
57
analytisch Analytische filosofen streven naar heldere argumenten en precisie ... ze maken gebruik van de gereedschappen van de logica ... en voelen zich meer verwant met de natuurwetenschappen en de wiskunde dan met de menswetenschappen. Dit soort filosofie vinden we vooral in de Angelsaksische wereld.
58
continentaal Continentale filosofen hanteren een literaire stijl.
Ze zijn minder analytisch en hun werk berust niet op een strikte logica. Hun belangstelling gaat uit naar actuele politieke en culturele onderwerpen, de condition humaine en de zin of betekenis van het leven. Continentale filosofen zijn zich ervan bewust dat er een relatie bestaat tussen (ook hun eigen) filosoferen en de historische situatie waarbinnen dat gebeurt.
59
toenadering Er is een beweging gaande om beide stromingen (of typen van filosoferen) meer met elkaar in contact te brengen. Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk op een analytische manier Heidegger te lezen.
60
volgende keer ethiek en politieke filosofie
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.