Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdKarolien Dijkstra Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
1 De last van de schuld op onze overheidsfinanciën Luc Buffel BIOF 16/09/2011 Begroting 2011 – Fiscaal beleid
2
2 INHOUDSOPGAVE 1. Historiek van de overheidsfinanciën 2. Algemene beschouwingen over de overheidsschuld 3. Evolutie van de rentelasten en van de rentevoeten 4. Mogelijke evolutie van de schuld in de toekomst en weerslag van de vergrijzing 5. Weerslag van de financiële crisis 6. Eindbeschouwingen
3
3 1. Historiek van de overheidsfinanciën
4
4 Vorderingensaldo en primair saldo (1990-2010) van de GO
5
5 Vorderingensaldo en geconsolideerde brutoschuld van de GO
6
6 Kerncijfers financiën gezamenlijke overheid (in % bbp)
7
7 Overheidsschuld en overheidstekort van de GO in % bbp
8
8 2. Algemene beschouwingen over de overheidsschuld
9
9 Enkele kengetallen van de Federale Staatsschuld eind 2010 Schuld in euro: 99,97% (juli 2011: 99,64%) Korte/halflange en lange termijn: 14,6/85,4% Vaste/vlottende rentevoet: 84,65/15,35% OLO’s: 75,56%, Schatkistcertificaten: 11,84% Average term to maturity: 6,45 jaar Federale staatsschuld :341,61 (341,19) mrd euro Geconsolideerde schuld van de GO: 341,02 (96,6% bbp) Intrestlasten FO: 11,21 mrd Fed. Interestlasten in % van de federale uitgaven: 21,51%
10
10 Enkele kengetallen van de geconsolideerde brutoschuld van de gezamenlijke overheid (Maastricht-schuld) Eind 2010: 341,02 mrd (96,6% bbp) (a-b-d) Brutoschuld: 404,5 mrd (a) Fin. activa geplaatst bij de overheid: 74,8 mrd (b) Overige fin.activa: 72,0 mrd (c) Nettoschuld: 284,7 mrd (a-b-c) Gecons. brutoschuld bevat niet (d) de netto voorzieningen van de huishoudens in niet-zelfstandige pensioenfondsen opgericht door de overheid en te betalen rekeningen. Bijdrage van de schuld van de Schatkist tot de Maastricht-schuld: 332,71 mrd (94,7%), uitstaande schuld berekend aan nominale waarde (= op vervaldag) en na consolidatie Is niet gelijk aan financieel passief ESR95 (alle instrumenten en waardering tegen marktprijs).
11
11 Algemene beschouwingen (1) Ook een impliciete schuld: niet-gedekte pensioenverplichtingen en milieuschuld alsmede contingent liabilities (waarborgen) Voor het schuldbeheer is de schuldomvang een extern gegeven Schuld wordt voor het grootste deel maar niet alleen bepaald door gecumuleerde begrotingstekorten Belgische LT overheidsschuld: tweede hoogste kredietrating (AA+, AA+ en (Moody’s) AA1).
12
12 Algemene beschouwingen (2) Optimale schuldgraad? Houdbaarheid kan hier in een ruime zin omschreven worden als financiële stabiliteit op termijn van de overheidsfinanciën (in termen van tekorten en van schuldgraad) die het mogelijk maakt de geraamde budgettaire kosten van de vergrijzing te dekken zonder breuken of een betekenisvolle discontinuïteit te moeten opleggen in het gevoerde begrotingsbeleid (neutraliteit doorheen de tijd) en die intergenerationele neutraliteit nastreeft (HRF, maart 2007). Endogene schuldvariatie: interne schulddynamiek Exogene schuldvariatie: stock flow adjustments, verrichtingen buiten vorderingensaldo
13
13 Interne schulddynamiek Endogene schuldevolutie bepaald door wisselwerking tussen bbp- groei, impliciete rente en primair saldo (PS). Endogene schuldvariatie is het verschil tussen het voor stabilisatie van de schuldgraad vereist PS (= (schuld/bbp) t-1 * [(i-n)/(1+n)] t en het effectief PS. Met een tekort van 3,6% bbp (begrotingsdoelstelling) in 2011 ontstaat in 2012 opnieuw een omgekeerd sneeuwbaleffect (endogene afname van de schuldgraad). In 2010 nam het sneeuwbaleffect sterk af. Daarnaast ook een exogene schuldvariatie door verrichtingen buiten vorderingensaldo, hoogste waarde in 2008: 6,5% bbp (6,35% bbp steun aan de financiële sector).
14
14 Debt ratio and its determinants Source: National Accounts Institute
15
15 3. Evolutie van de rentelasten en van de rentevoeten
16
16 Rentelasten FO (in miljarden euro en % bbp) Agentschap van de schuld, juli 2011
17
17 Ratio rentelasten/overheidsuitgaven (gezamenlijke en federale overheid)
18
18 Evolutie van de rentelasten (1) Gew. gem. rentevoet van de rentegevende schuld uitgegeven of overgenomen door de Federale Staat: eind 2007: 4,65%, 2008: 4,30%, 2009: 3,68%, 2010: 3,51%. Fed. interestlasten in % van de federale uitgaven: 2006: 27,18, 2007: 26,91, 2008:17,47, 2009: 24,41, 2010: 21,51. Opgelet: bepaalde rentelasten (Rijksschuldbegroting) verschoven naar de departementale begroting van Financiën vanaf 2011 (FEDCOM). Ook primaire uitgaven op Schuldbegroting
19
19 Evolutie van de rentelasten (2) Staatsbegroting 2011: Kasbasis: 2010: 11,21 mrd, 2011: 11,30 mrd Ec. basis EDP (en incl. op schuld ION): 2010: 11,07 mrd, 2011: 11,57 mrd Laatste beschikbare ramingen Thesaurie: Intresten staatsschuld zouden enkel wegens rentevoetenverhoging (schuldgraad quasi constant) stijgen van 3,07% bbp in 2011 tot 3,64% bbp in 2015. Impliciete rentevoet schuld uitgegeven of overgenomen door de FO: van 3,56% in 2011 tot 4,25% in 2015. FPB: Ec. Vooruitzichten 2011-2016 : Stijging rentelasten FO van 3,3% bbp in 2011 tot 3,6% in 2016 door de verdere stijging van de rente (tot 2014 voor LTr en tot 2016 voor de KTr) zou verbetering primair saldo ongedaan maken. Rentelasten lager op EDP-basis dan op ESR95-basis dankzij swaps.
20
20 Yields on the secondary market of 10-year government bonds (benchmark)
21
21 Yields on the secondary market of 10-year government bonds (benchmark)
22
22 Evolutie rentevoeten (1) Algemene sovereign bonds crisis, vlucht naar Bunds als veilige haven Bijdrage politieke onzekerheid tot LT-rentespread B-D gering Evolutie schuldgraad in Europese context belangrijker dan hoogte schuldgraad op zich Gunstige macro-economische fundamentals: overschot lopende rekening betalingsbalans, dus is België globaal een netto-kapitaalexporteur, netto financieel vermogen van 75 mrd; land in zijn geheel is dus heel solvabel, ondanks zeer hoge overheidsschuld.
23
23 Evolutie rentevoeten (2) Verlaging LT-rentespread B-D mogelijk door: Rust op financiële markten (exogeen), (o.m. door inwerkingtreding Eur. beslissingen 21/7/2011: uitbreiding interventiemogelijkheden Eur. Noodfonds (EFSF), implementatie tweede hulpplan voor Griekenland) Structurele maatregelen begrotingssanering die de economische groei, die de terugbetalingscapaciteit van de schuld garandeert, niet aantasten = delicate evenwichtsoefening Aangegane verbintenissen Stabiliteitsprogramma goed naleven schept vertrouwen Wegnemen politieke-institutionele onzekerheid Schuldbeheer is reeds efficiënt, daarvan dus geen noemenswaardige bijdrage te verwachten
24
24 4. Mogelijke evolutie van de schuld in de toekomst en weerslag van de vergrijzing
25
25 Vergelijking van de schuldgraad in drie alternatieve scenario's met het Basisscenario Bron: HRF – maart 2011
26
26 Zilverfonds Bedrag portefeuille eind 2010: 17,627 mrd (wv 3,985 mrd gekapitaliseerde intresten) (22,722 mrd op eindvervaldag) en eind 2011: 18,38 mrd of 5% bbp Link schuld(graad)afname – prefinanciering pensioenen Schatkistbons-ZF maken deel uit van de schuld uitgegeven of overgenomen door de fed. Staat maar niet van de Maastricht-schuld Vermogenstoename alleen nog door gekapitaliseerde intresten Uitvoering wet 5/9/2001 (gewijzigd 20/12/2005) blijft ‘dode letter’: financieringstijdpad niet nageleefd bij gebrek aan vorderingenoverschotten Fusionering met Toekomstfonds geneeskundige verzorging???
27
27 Wat zou de toekomst kunnen brengen SCvV juli 2011 De budgettaire kosten van de vergrijzing bedragen 5,6% bbp in 2010-2060 (-0,5% bbp tov SCvV juni 2010); structureel begrotingsevenwicht in 2015 is dus zeker slechts een tussenstap.
28
28 Genormeerd begrotingstraject voor de gezamenlijke overheid
29
29 Debt ratio, financing balance and primary balance in the long term (in % of GDP) Source: Stability Programme
30
30 Weerslag van de financiële crisis
31
31 Steun aan de financiële sector Weerslag op de Maastricht-schuld door KVD (kapitaalinjecties): aandelen (13,52 mrd) en obligaties (alleen KBC, naast tijdelijk (reeds terugbetaald) deposito bij FPIM): 2008: FO: 20,02 mrd, Tot.: 22,02 mrd (6,38% bbp) 2009: FO: -4,7 mrd, Tot.: -1,2 mrd (-0,35% bbp) Tot. Netto 2008-2009: 20,82 mrd (6,14% bbp) De schuld daalt opnieuw bij terugbetaling leningen (KBC: wanneer?) of verkopen van aandelen Waarborgen: contingent liabilities, verhogen de overheidsschuld niet, Theoretisch maximumniveau eind 2009, 2010 en 2/9/2011: resp. 92,4 mrd, 55,7 mrd en 53,2 mrd. Netto budgettaire weerslag (ESR95) in mln (excl. Bijdragen BBF): 2008: -27 mln, 2009: -33 mln en 2010: +252 mln (0,1%bbp), 2011: hoger positief bedrag vergoedingen staatswaarborg en te ontvangen netto-intresten zullen nadien kleiner worden. Bijdragen Bijz. beschermingsfonds (BBF): 2010: 252,0 mln, 2011: 758,6 mln. Opgelet! Naast (thans) gunstige directe budgettaire weerslag evenwel ook een belangrijke negatieve indirecte weerslag van de financiële crisis
32
32 Steun aan eurolidstaten (1) Bilaterale leningen aan Griekenland:2010: 0,76 mrd, begroting 2011: 1,287 mrd, in totaal max.: 2,86 mrd Geraamde rente-ontvangsten: 2011: 67 mln (73,75 mln in begroting), 2012: 113,59 mln Bijdrage aan EFSF (waarborgen) die de officiële schuld van de federale Staat niet verhoogt, maar door rerouting via de EAMS verhogen de sommen die het EFSF uitleent wel de Maastricht-schuld van de waarborgverlenende EAMS. In totaal 0,037*165(overwaarborgpercentage)*440= maximum 27 mrd. (incl. waarborg intresten: 34,5 mrd) garantiestellingen van België. Tweede steunplan via EFSF voor Griekenland: weerslag op Maastrichtschuld B.: In totaal (niet alleen 2011) max.: 0,037*76(/109)= 2,8 mrd (0,7% bbp) De schuld door die steun vermindert opnieuw wanneer de steun wordt terugbetaald.
33
33 Steun aan eurolidstaten (2) Vanaf midden 2013: via Eur.Stabiliteitsmechanisme (ESM): alleen staatswaarborgen die in tegenstelling tot bijdrage aan EFSF geen weerslag hebben op de Maastrichtschuld (3,477% voor België). Enkel de bijdrage aan het volgestort kapitaal van het ESM heeft een weerslag op de Maastricht-schuld (0,03477*80=2,78 mrd), niet het opeisbaar kapitaal (620 mrd).
34
34 6. Eindbeschouwingen
35
35 Mogelijke beleidsopties (1) IMF-voorzitster: combinatie van schuldafbouw op middellange termijn en groeiondersteuning op korte termijn Selectief saneringsbeleid (doel: verhoging primair overschot), niet besparen op groeibevorderende overheidsinvesteringen; uitgavengroei mag niet hoger zijn dan de trendmatige economische groei Onvoorziene bijkomende ontvangsten (conjuncturele winsten) aanwenden voor schuldafbouw
36
36 Mogelijke beleidsopties (2) Privatiseringen (bv. verkopen deelname in banken bij gunstige marktomstandigheden) (geen weerslag op het vorderingensaldo, wel op de schuld) = One shot-maatregel, gemakkelijkheidsoplossing? vermindering van rentelasten en tegelijkertijd van dividenden (of verhoging van huurgelden bij verkoop van gebouwen). Structurele economische hervormingen die de werkgelegenheidsgraad bevorderen en de productiviteit verhogen. Algemene beleidsopties als reactie op de financiële crisis: Werkgelegenheidsbevorderende fiscale hervormingen (bv BTW-verhoging en SZ-bijdragenverlaging zoals in D); opkopen van vastgoedkredieten en aandelen door centrale banken, euro-bonds (P. Artus van Natixis)
37
37 Eindconclusies Gelet op de vergrijzing dient de overheidsschuld verlaagd te worden. Een geloofwaardige saneringsinspanning verhoogt het vertrouwen van de bevolking en de bedrijven, zodat die meer gaan consumeren en investeren. Economische effecten van begrotingssanering op korte termijn (wellicht -) verschillend van die op lange termijn (+).
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.