De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder

Verwante presentaties


Presentatie over: "ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder"— Transcript van de presentatie:

1 ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder

2 ADHD Nederlandse definitie van ADHD: aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit Voornamelijk aandachts- en concentratiestoornissen (ADD) Voornamelijk hyperactiviteit en impulsiviteit Combinatie van de hierboven genoemde typen 2-8 % van alle schoolgaande kinderen tot 14 jaar 2-4 keer vaker bij jongens dan bij meisjes ( ook door onderdiagnostiek bij meisjes ) Meisjes vaker ADD ADHD > kenmerken meestal op jonge leeftijd ontstaan / blijven op hetzefde niveau ( andere stoornissen openbaren kenmerken zich later en wisselen ze meer) Diagnose officieel rond 7 jaar veel kenmerken al voor die tijd groot aantal kenmerken minstens een half jaar zowel school als thuis kind wordt erdoor belemmerd in funcioneren kenmerken zijn geen oorzaak van andere stoornis Alle drie de symptomen kunnen worden teruggebracht tot een vertraagde ontwikkeling van het remmen van gedrag.

3 Oorzaken Biologische oorzaak Genetische oorzaak
Bepaalde wetenschappers (Barkley) zien een regulatiestoornis in het inhibitiesysteem van de hersenen als de oorzaak van AD(H)D. Dit inhibitiesysteem wordt ook wel het ‘remsysteem’ genoemd, omdat in dit deel van de hersenen de ‘remmen ‘ zitten die ervoor moeten zorgen dat iemand niet op alle prikkels van buitenaf reageert en onbelangrijke prikkels selecteert en negeert. Deze ‘remmen’ worden gestuurd door neurotransmitters. Neurotransmitters zijn chemische stoffen die ervoor zorgen dat de hersencellen signalen of boodschappen aan elkaar kunnen doorgeven. De neurotransmitters die de ‘remmen’ sturen werken bij kinderen met AD(H)D minder effectief. Het inhibitiesysteem speelt een cruciale rol bij concentratie (ADD), de regulering van gedrag, bij de controle van impulsen en bij de planning van toekomstige handelingen. Daarnaast beinvloedt het inhibitiesysteem de emoties, het geheugen (ADD) en de motivatie (ADD) Brein functioneert anders > neuro-anatomisch ( bepaalde delen kleiner / niet a-symmetrisch) neuro-chemisch ( hogere aktiviteit dopaminetransporter – 70% / neemt niet af bij stijgen leeftijd) / medicatie heeft invloed op werking neurotransmitters dopamine en noradrenaline ADHD komt in sommige families vaker voor dan in andere families. Men gaat uit van een kwetsbaarheid in de erfelijke aanleg die kan worden versterkt door verschillende omgevingsfactoren. Broers en zusjes ADHD > kans 5 keer zo groot Tweedegraads familieleden > kans 2 keer zo groot Risico groter bij kk met laag geboortegewicht, meer dan 8 weken te vroeg geboren, meeroken of alcohol Problematische thuissituatie

4 ADHD : Prikkels remmen ( Bronowsky)
Feiten scheiden van gevoelens Besef van verleden en toekomst Geinternaliseerde taal Analyse en synthese van informatie Binnenkomende informatie scheiden : persoonlijke betekenis van de gebeurtenis (gevoelens of emotionele reacties) tegenover inhoud van de informatie Niet leren van fouten > i.p.v. niet leren > zo snel reageren dat ze ervaringen uit verleden niet kunnen raadplegen > er niet achterkomen wat deze ervaringen hen hadden kunnen leren over de gebeurtenissen van dat moment Kk met ADHD praten veel > taal is minder op zichzelf gericht / minder innerlijke spraak > taal gebruiken voor beheersen van gedrag (aan regels gebonden gedrag) Reconstructie van informatie

5 ADD : informatieverwerking
Geheugen Oog-hand coordinatie (snelheid) Verwerken van informatie Angstiger, banger, gevoeliger Meer dagdromen Futloos en traag Weinig belangstelling voor omgeving (cocentratie vs belangstelling) > missen van informatie / er niet meer bij horen Moeite met onderscheid relevante en minder relevante informatie > taakgericht werken moeilijk Minder problemen in contact met anderen Lagere dosis medicatie / reageren veel minder goed op medicatie dan kk met ADHD Barkley : problemen met het remsysteem : aandachtsproblemen hebben ook te maken met het remmen van gedrag > het remmen van de drang iets anders te gaan doen dan waar het kind op dat moment mee bezig is

6 Kenmerken aandachtsproblemen
Niet letten op details / slordig Aandacht niet kunnen vasthouden Moeite met luisteren Moeite met instructies volgen Werk niet afmaken

7 Kenmerken aandachtsproblemen
Moeite met organiseren werk Lange mentale inzet vermijden Vaak dingen kwijt Afgeleid door prikkels Vergeetachtig volgens de DSM IV Hebben een rommelige tafel en laatje Zuchten en steunen op voorhand Vragen zich voortdurend af waar ze dingen ook alweer hebben gelaten Zien een vlieg als eerste en volgen hem ook Weten vaak niet meer wat ze wanneer moesten doen

8 Kenmerken hyperactiviteit
Motorische onrust Vaak opstaan Rennen en klauteren Moeite rustig bezighouden In volle aktie Veel praten

9 Kenmerken impulsiviteit
Te snel antwoorden Moeite met op beurt wachten Onderbreken of storen

10 Aanpak algemeen Veiligheid/voorspelbaarheid Duidelijkheid en structuur
Competentiegerichte benadering Afwisseling in- en ontspanning vaste regels/ afspraken zijn die bij het kind bekend zijn dagritmepakket > bespreken wanneer hiervan afgeweken wordt aandacht voor overgangssituaties ‘stop/denk/doe afspraken’ met pictogrammen / vraagtekenkaartjes dagprogramma/ weektaken/ een duidelijke afbakening van de werkstof met vaste afspraken materialen op een vaste plaats eigen tafel en stoel, vaste plek tijdens verschillende aktiviteiten een opdracht tegelijk / opdracht opdelen in deeltaken / herhalen instructie Vooral belangrijk om het kind steeds te bevestigen in wat goed gaat/ wat het al kan of beheerst. Dit zal zijn gevoel van eigenwaarde vergroten. Het kan groeien in zelfvertrouwen. Verhogen alertheid / tegemoetkomen bewegingsonrust Wiebelen negeren Af en toe aktiviteit toestaan Zitbal, kruk

11 Aanpak aandachtsproblemen
Oogcontact maken Aanraken Actieve betrokkenheid Opdrachten arceren Schrijven met kleuren Afwisseling in activiteit Overzicht / structuur bieden Extra tijd geven

12 Basisbehoeften leerling
Veiligheid en acceptatie (relatie) Positief zelfbeeld (competentie) Zelf keuzes maken (autonomie)

13 Tegemoet komen aan basisbehoeften
Interactie Instructie Klassenorganisatie Interactie > contact met het kind / ergenis Voelt het kind zich veilig en gewaardeerd ? (relatie) Ervaart het kind zich competent ? (competentie) Ervaart het kind dat er vertrouwen is in zijn probleemoplossend vermogen ? (autonomie) Instructie > kind kan zich niet concentereren / stof sluit niet aan / kind heeft moeite met zelfstandig werken Is er contact met het kind tijdens instructiemomenten ? (relatie) Is de instructie op niveau ? (competentie) Zijn er mogelijkheden om zelfstandig met opdrachten/taken om te gaan ? (autonomie) Klassenorganisatie > veel mogelijkheden voor storend gedrag ( regels niet kennen of naleven, moeite met overgangssituatues, veel van de plaats lopen en anderen storen, onvoldoende tijd voor extra aandacht voor het kind) Planmatig werken : voldoende aandacht organiseren (relatie) tijd om kinderen zich bekwaam te laten voelen ( competentie) ruimte om zelfstandig te kunnen handelen (autonomie)

14 Co-morbiditeit Oppositioneel gedrag Ticstoornissen PDD-nos
Angststoornis Depressie Slaapstoonissen Leerstoonissen DCD Kan op bijkomende stoornis 10 keer zo groot ! ODD > 1/3 tot 1/2 van ADHD kk 70% van kk met ticstoornis > ADHD ADHD > 10% ticstoornis 25% van kk met ADHD (vooral meisjes) > angstkachten ( depressie in mindere mate) > moeilijk te bepalen welke stoornis primair is en welke secundair Kans op depressie 5/6 keer zo groot Kan op angststoornis 3 keer zo groot Grote overlap PDD-nos en ADHD > vaak na ene diagnose de andere Slaapstoornis > voor of na medicatie 20-30 % van kk met ADHD hebben leerstoornis > dyslexie (voornamelijk), dyscalculie

15 Behandeling : medicatie
Dopamine Medicatie en gedragstherapie Duur van medicatiegebruik Bijwerkingen Effectiviteit ADHD > tekort aan dopamine in hersenen ADHD : Zonder medicatie heeft gedragstherapie geen zin ADD : alleen medicatie om concentratie te vergroten Medicatie bij jonge kk (vanaf 6 jaar) > tien jaar aan vast Omslagpunt bij 17 jaar ( de helft ontgroeit het probleem / van de andere helft leert 50% ermee leven en 50% blijft zodanig last houden dat ze medicatie meten gebruiken) Uiteindelijk neemt 25% nog medicatie Inslaapproblemen / afvallen door verminderde eetlust Bij 70-90% van de kinderen verbetering in gedrag, studieresultaten en sociale aanpassing. Goede reactie afhankelijk van aanwezigheid andere problemen. Combinatie met gedragstherapie / mediatietherapie is belangrijk en vergroot de effectiviteit aanzienlijk

16 Externe hulp Gedragsvragenlijsten (AVL)
Verwijzing huis- of schoolarts voor diagnostisch onderzoek kinderpsychiatrische setting (Bascule, GGZ BuitenAmstel) Gedragstherapie en medicatie Poli ADHD Bascule – (mevr. M. Oostveen) ADHD-symptomen zijn sterk contextgebonden. Dat betekent dat het zowel voor de diagnose als voor de hulpverlening noodzakelijk is niet enkel kindkenmerken in kaart te brengen, maar voldoende nauwkeurig de interactie met de schoolcontext (klasgroep, onderwijsstijl van de leerkracht...) en gezinscontext (opvoedingsstijl, opvattingen over opvoeding, woonsituatie…) te beschrijven. Gedragsvragenlijsten kunnen onder supervisie van een psycholoog/orthopedagoog door leerkracht en ouders ingevuld worden om een beeld te krijgen van de problematiek en mogelijke AD(H)D kenmerken van de leerling

17 Verdere informatie Kinderen met speciale rechten – LPC Diagnose ADHD-
R.A. Barkley ADHD is niet een probleem met weten wat te doen : het is een probleem met te doen met wat je weet


Download ppt "ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder"

Verwante presentaties


Ads door Google