Download de presentatie
GepubliceerdElisabeth Van Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt, of ‘normale boodschappen’. Zoals eten, drinken en schoonmaakspullen.
2
Verbruiksgoederen Gebruiksgoederen goederen die je maar één keer kunt gebruiken, goederen die je vaker dan één keer gebruikt.
3
Een jaar heeft: 12 maanden 4 kwartalen 52 weken 365 dagen
Een maand heeft geen 4 weken!!!! Een jaar heeft: 12 maanden 4 kwartalen 52 weken 365 dagen
4
Vraag: je verdient €10,- per week, hoeveel is dit per maand?
STAP 1: Omrekenen doe je altijd via het jaarbedrag! €10,- x 52 weken per jaar = € 520 per jaar STAP 2: Als je het jaarbedrag weet, kun je berekenen wat je wilt € 520 : 12 maanden in het jaar = € 43,33 per maand Hoe schrijf je het op? € 10 x 52 :12 = € 43,33
5
Huishoudelijke uitgaven
(verbruiksgoederen, dit zijn goederen die je maar één keer gebruik) Persoonlijke uitgaven (kleine uitgave bedoeld voor iemand persoonlijk) Vaste lasten (betaling via de bank die elke maand terugkomt) Incidentele uitgaven (aankoop van iets duurs, meestal duurzame gebruiksgoederen) Duurzame gebruiksgoederen zijn spullen die vaker dan één keer meegaan.
6
Staat fout op nakijkblad
7
Sparen en interen Blz. 136 t/m 139
8
Wat is een budget? = Een vast bedrag dat beschikbaar is voor uitgaven. €800-€685 = € 115 €800- €875 = - €75 -In november houden ze geld over. Ze zetten dan geld op hun spaarrekening, dit noemen we sparen. - In december komen ze geld tekort, ze moeten dan geld halen van hun spaarrekening, dit noemen we interen.
9
Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550
Saldo begin januari = €1.550 Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550 = spaargeld €1.550+€115 = €1.665 € €300 = €1.965 € €25 = €1.990
10
Zijn uitgaven stijgen met €90 Dus hij komt geld te kort
Huishoudelijke uitgaven Persoonlijke uitgaven Incidentele uitgaven € 220 Inkomsten zijn €1.450 en de uitgaven zijn €1.450 dus hij komt precies uit. Dus geen financiële problemen. € 140 € 850 € 190 € 1450 Zijn uitgaven stijgen met €90 Dus hij komt geld te kort
11
Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550
Saldo begin januari = €1.550 Ofwel, geld op spaarrekening = €1.550 = spaargeld €1.550+€115 = €1.665 € €300 = €1.965 € €25 = €1.990
12
Budgetteren is het afstemmen van inkomsten en uitgaven met elkaar.
Als je minder geld wil uitgeven, moet je gaan bezuinigen.
13
Opgaven 2 24 keer terugbetalen Aflossen (terugbetalen van lening)
14
Vast bedrag per maand Aflossen Rente (terugbetalen) (kosten van geld)
+ Aflossing= terugbetalen van de lening (het geleende bedrag) Totaal bedrag = aantal maanden x bedrag per maand Aflossingsbedrag = totaalbedrag – rente bedrag Rentebedrag = totaalbedrag – aflossingsbedrag Bijvoorbeeld: €150 per maand = €120 aflossen + € 30 rente
15
Aflossing= terugbetalen van de lening (het geleende bedrag)
Totaal bedrag = aantal maanden x bedrag per maand Aflossingsbedrag = totaalbedrag – rente bedrag Rentebedrag = totaalbedrag – aflossingsbedrag OF: €9.000 : 100 x 8 = €720 TOTAAL= €405 x 24 = € 9.720 RENTE= € €9.000= €720 TOTAAL = €270 x 36 = € RENTE= € €9.000= €720
16
+ TOTAAL= €405 x 24 maanden = € 9.720 rente Aflossen (terug betalen)
= €9.000 + € €9.000 = €720 Controle: € €720 = € 9.720
17
Bekijk het lijndiagram. Luc en Mariëtte zijn in een levensfase waarin:
• hun uitgaven stijgen; • hun inkomsten gelijk blijven; • hun spaargeld vermindert. Welke levensfase is dit? Antwoord: Studie kinderen.
18
De inkomsten en uitgaven van Luc en Mariëtte veranderen voortdurend tijdens hun leven. Bekijk het lijndiagram hierboven. Welke verandering in de inkomsten of uitgaven klopt met de gegevens in het diagram? A De inkomsten dalen nadat ze getrouwd zijn. B De inkomsten stijgen als ze met pensioen gaan. C De uitgaven dalen als de kinderen studeren. D De uitgaven stijgen als de kinderen klein
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.