De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke."— Transcript van de presentatie:

1 Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke soort arbeidsrelaties er zijn (fulltime, parttime en tijdelijke oproepkrachten) Kunnen: - Uitleggen wat arbeidsverdeling en arbeidsproductiveit met elkaar te maken hebben.

2 Paragraaf 2 Kennen: Verschil tussen vraag en aanbod van werk weten.
Waardoor verschil in loon wordt verzaakt Verschil tussen volksverzekeringen en werknemersverzekeringen weten. Voorbeelden van uitkeringen kunnen noemen. Bijvoorbeeld: AOW-uitkering = volksverzekering. Kunnen: Van brutoloon naar nettoloon kunnen rekenen. Koopkracht verandering van een inkomen berekenen

3 Brutoloon:Het bedrag dat de werkgever betaalt
nettoloon= brutoloon- loonheffing- premies werknemersverzekeringen- overige inhoudingen. Brutoloon:Het bedrag dat de werkgever betaalt Loonheffing = loonbelasting +premies volksverzekeringen. - Premies werknemersverzekeringen: verzekering voor alleen werknemers. (bron 2) Nettoloon: loon dat werknemer op de bank krijgt.

4 - loonheffing (loonbelasting + premies volksverzekeringen)
Brutoloon - loonheffing (loonbelasting + premies volksverzekeringen) - premies werknemersverzekeringen overige inhoudingen. = nettoloon Inhoudingen

5 Opgave 6 maken, blz. 102 WB 6a) loonheffing bestaat uit loonbelasting + premies volksverzekeringen. 6b) nettoloon= brutoloon – loonheffing - premies werknemersverzekeringen- overige inhoudingen. € € € 825- € 397- = € per jaar 6c) € : 12 = €1.178,16 per maand

6 Paragraaf 3 Kennen: Weten wat de begrippen betekenen Kunnen:
Uitleggen hoe een hoogconjectuur ontstaat en wat dit betekent voor een land. (Hoog BBP, weinig werkloosheid) Uitleggen hoe een laagconjectuur ontstaat en wat dit betekent voor een land. (Laag BBP, veel werkloosheid)

7 ↕ = BBP Hoog conjunctuur Veel productie dus veel werk Laag conjunctuur
= weinig werklozen Laag conjunctuur Weinig productie dus weinig werk = veel werklozen

8 MAKEN: 1a + 1b + 1c + 1d (blz. 102 WB)
Verandering in procenten= (nieuw – oud) : oud x 100 1a) ( ): x100 = 50,8% 1b) ( ): x100=-33,7% 1c) bij 1a wordt als basis genomen en bij 1b wordt als basis genomen.

9 Mensen met betaald werk + werklozen.(=mensen die willen werken)
Beroepsbevolking= Mensen met betaald werk + werklozen.(=mensen die willen werken)                                             aantal werklozen  werkloosheidpercentage =  × 100                                             beroepsbevolking 

10 Paragraaf 4 Kennen: Weten hoe de overheid werkloosheid probeert op te lossen. Kunnen uitleggen:

11 Scholing Werkritme krijgen filmpje scholing 0: :45

12 Wat kan de overheid doen tegen werkloosheid?
Uitkeringen omlaag. scholing Overheid moet mensen in dienst nemen. Kortere werkweken, waardoor er tijd voor anderen vrijkomt. Mensen verplichten om minder leuk werk te doen. Anders geen uitkering Zorgen dat mensen meer gaan kopen, waardoor er meer geproduceerd moet worden -> dus meer werk.

13 Werknemers en werkgevers stellen samen met de werkgever de cao op
Dit betekent collectieve arbeidsovereenkomst. Hierin staan afspraken tussen werkgevers en werknemers over het salaris, de arbeidstijden, vrijedagen, etc. Prijscompensatie betekent dat lonen net zo hard stijgen als de prijzen. Koopkracht blijft gelijk.

14

15 Opgave 11 blz. 103 WB Verandering in procenten= (nieuw – oud) : oud x 100 11a) (€ €1.600): €1.600 x100 = 2,8% Dus de inkomsten stijgen met 2,8% 11b) verandering koopkracht = toename inkomsten – inflatie. DUS : 2,8 %-3,5%= -0,7% de koopkracht is dus met 0,7% afgenomen. 11c) in de cao 11d) 3,5% van €1.600 = €1.600x0,035 = € 56 dus hij had €56+ €1.600 = €1.656 moeten verdienen zodat hij hetzelfde kan blijven kopen(koopkracht)


Download ppt "Paragraaf 1 Kennen: De verschillen tussen de formele en informele sector Verschillen tussen een individuele en een collectieve arbeidsovereenkomst Welke."

Verwante presentaties


Ads door Google