Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdThijmen Abbink Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Het woordje ἀ ν Het woordje ἀ ν betekent zelf niets, maar geeft een bepaalde kleuring aan de werkwoordsvorm waar het bijstaat. We onderscheiden: - ἀ ν + indicativus (impf. en aoristus) - ἀ ν + coniunctivus - ἀ ν + optativus
2
ἀ ν + indicativus ἀ ν + impf.: irrealis van het heden Ε ἰ πολλα χρηματα ε ἰ χον, σοι δωρον μεγα ἀ ν ἐ διδουν. Als ik veel geld zou hebben, zou ik je een groot geschenk geven ἀ ν + aor.: irrealis van het verleden Ε ἰ πολλα χρηματα ἐ σχον, σοι δωρον μεγα ἀ ν ἐ δωκα. Als ik veel geld zou hebben gehad, zou ik je een groot geschenk gegeven hebben N.B.: één keer ἀ ν in de hoofdzin is genoeg. Het hoeft dan niet herhaald te worden in de bijzin.
3
ἀ ν + coniunctivus Komt alleen voor in bijzinnen Coniunctivus futuralis (Geeft een toekomstige handeling aan) ὁ ταν τουτο ποιησ ῃ, δωρον δεξεται. Wanneer hij dat zal doen, zal hij een geschenk ontvangen. Coniuncivus iterativus / generalis (Geeft een herhaalde / algemeen geldende handeling aan) ἐ αν τουτο ποιησ ῃ, δωρον δεχεται. (telkens) wanneer hij dat doet, ontvangt hij een geschenk.
4
ἀ ν + optativus Potentialis in hoofd en bijzinnen Geeft mogelijkheid of bescheiden mening aan Ο ἰ κοι ἀ ν μενοιμεν We zouden thuis kunnen blijven Ε ἰ ἀ φικοιτο, παντα ἀ ν ἠ μιν λεγοι Als (Stel dat) hij aan zou komen, zou hij ons alles (kunnen) vertellen. Τουτο ἀ ν λεγοι Dat zal hij wel zeggen
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.