Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdMirthe Smits Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Paragraaf 5.3 De macht van vorsten
2
Een Hollandse koning van Duitsland
Willem II was graaf van Holland, En werd in 1246 ( 19 jaar) gekozen tot koning van het Duitse rijk. Op het Binnenhof in Den Haag kreeg hij zijn eigen paleis: Ridderzaal. In 1256 gaat hij Noord-Friesland aanvallen. Helaas zakte hij door het ijs en werd vermoord.
3
Duitsland Na Karel de Grote was het Frankische rijk uit elkaar gevallen. Er ontstonden 2 rijken: Frankrijk en het Duitse rijk. De koningen hadden daar weinig te vertellen. Vooral hertogen en graven hadden veel macht.
4
Na 1000, probeerden koningen kun macht terug te pakken.
Dit mislukt in Duitsland. De koning moest daar gekozen worden door edelen. Dus daar was de koning van edelen afhankelijk.
5
In 1356 werd dit vastgelegd in een document.
4 hoge edelen en 3 bisschoppen werden aangewezen tot keurvorsten: Zij mogen de koning aanwijzen. Zo ging het nog eeuwen!
6
Frankrijk en Engeland Ook in Frankrijk had de koning weinig te vertellen. Alleen in Parijs was hij echt de baas. 1 voordeel: het koningschap was erfelijk: van vader op zoon werd het doorgegeven.
7
Na het jaar 1000 werden de koningen in Frankrijk machtiger.
Door oorlogen zorgden ze ervoor dat edelen beter luisterden. Zo ook de Engelse koning die de baas was in Frankrijk: na honderd jaar vechten werden de Engelse koningen verslagen.
8
Ook in Engeland bleven de edelen veel macht hebben.
Zij hebben de “Magna Carta” getekend: Een document waardoor de koning “Jan zonder land” minder macht kreeg, en edelen hielden juist hun macht.
9
Centralisatie en staatsvorming
In Frankrijk en Engeland: Veel steden betaalden belasting aan de koning om zelfstandig te mogen worden. Koningen kregen hierdoor meer geld, waardoor ze wapens en legers konden betalen. Zo konden ze lagere edelen verslaan en de macht weer terug pakken.
10
De koning bestuurden het land vanuit 1 centraal punt: vaak de hoofdstad.
Dit noemen we centralisatie. Er kwamen wetten en regels voor het hele land en koninklijke rechtbanken die hoger stonden dan de rechtbanken uit de steden. Er kwam staatsvorming: de staat bestuurd het land, en niet de steden!
11
3 standen Er waren in die tijd 3 groepen mensen: 3 standen:
1e stand: geestelijken 2e stand: edelen 3e stand: burgers. ( de rest)
12
Als de koning meer belasting nodig had, dan riep hij vertegenwoordigers van de 3 standen bij elkaar voor een vergadering, die noemen we; In Frankrijk: Staten-Gereraal In Engeland: parlement.
13
Nederland Op de plaats van NL, Belg. en Lux.: lagen vroeger 17 graafschappen, hertogdommen, enz. Dit waren een soort provincies, oftewel gewesten. Ze lagen erg laag t.o.v. de zee; dus ze werden de Lage Landen genoemd, of de Nederlanden.
14
Rond 1400 begon ook hier de centralisatie en staatsvorming op te komen.
In de 14e eeuw was de hertog van Bourgondië in Frankrijk getrouwd met de erfgename van de graaf van Vlaanderen. Zo kreeg hij steeds meer land in zijn macht. Hij werd ook graaf van Holland en hertog van Brabant.
15
In 1464 kregen we hier ook een Staten-Generaal, namens de 3 standen.
16
Einde
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.