Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
COMMUNICATIEPLANNING
IN THEORIE EN PRAKTIJK
2
= 5 vragen als eerste basis van een communicatieplan:
FORMULE VAN LASSWELL WIE zegt WAT aan WIE via welk KANAAL met welk EFFECT? = 5 vragen als eerste basis van een communicatieplan:
6
RUIS = elke storende factor die op gelijk welk moment in het communicatieproces optreedt ruis ontstaat op alle niveaus waar er sprake is van een communicatieoverdracht
9
WAT wil je bereiken? WAAROM zet je een bepaalde communicatie op?
10
COMMUNICATIEDOELSTELLINGEN
= AFGELEID VAN ORGANISATIEDOELSTELLINGEN
11
Een doelstelling is SMART:
• Specifiek: eenduidig uit te leggen; • Meetbaar; • Actiegericht: er moeten acties aan vast zitten; • Realistisch: de doelstelling moet haalbaar zijn; • Tijdsgebonden: met een begin en een eindpunt.
12
Rekening houden met de RANDVOORWAARDEN:
- tijd, personeel, middelen. Leg PRIORITEITEN vast binnen de gestelde doelstellingen: - wat is belangrijk en wat minder? En ten slotte: denk in TERMIJNEN. - welke doelstelling(en) wil je binnen welke termijn(en) realiseren?
13
PUBLIEKSBELEID Publieksbinding Publieksverdieping Publieksvernieuwing Publieksverloop
14
WIE wil je bereiken? Wat is je BELANGRIJKSTE DOELGROEP?
15
PUBLIEKSKENNIS in kaart brengen van de publieksinformatie waarover je beschikt en deze die je ontbreekt eigen beeldvorming van je publiek en waarop deze gebaseerd is: registratie, onderzoek, face-to-face-contact, meemaken van het publiek tijdens de artistieke beleving,… .
16
PUBLIEKSSEGMENTATIE • homogene vs. heterogene reacties
• de segmenten moeten groot genoeg zijn om een aparte benadering te rechtvaardigen • de segmenten moeten identificeerbaar zijn en ze moeten kunnen bereikt worden (de adressen of alternatieve contactmogelijkheden moeten bekend zijn) • per segment moet een adequate en beoordeelbare communicatiebenadering kunnen worden ontwikkeld • de segmenten moeten gedurende een bepaalde periode een stabiele samenstelling hebben
17
Voorbeelden van SEGMENTATIECRITERIA:
• sociaal-demografische kenmerken: leeftijd, woonplaats, opleidingsniveau, beroep, gezinssamenstelling • consumptieprofielen: frequentie en aard van de deelname; • mediagebruik: welke media consulteert uw publiek; • motivatie van je publiek om al dan niet (in hoge mate) deel te nemen aan cultuur • factoren die cultuurparticipatie beïnvloeden: leeftijd, opleidingsniveau, culturele competentie en cultureel kapitaal, inkomen, beschikbare vrije tijd, ruimtelijke afstand,… • psychografische factoren: levensstijl, waarden & normen, levensbeschouwingen.
18
PUBLIEKSONDERZOEK TWEE CRUCIALE BASISVRAGEN:
HOE HEB JE JE GEÏNFORMEERD? WAT HEEFT JE AANGEZET TOT DEELNAME?
19
WAT ga je communiceren?
20
INTENTIES gaan uit van de communicator
Wat voor EFFECT wil je bij het publiek realiseren? • het vermeerderen van kennis en inzicht bij je doelgroep(en) • het beïnvloeden van meningen, houding en gedrag van je doelgroep(en) • het streven naar ontspanning bij je doelgroep(en)
21
GEVOLGFUNCTIES de beoogde reactiewijze van de ontvangers
• berichtgeving of nieuws (informeren) • opinievorming en commentaar (interpreteren) • cultuuroverdracht en educatie (socialiseren) • amusement en ontspanning
22
AANDACHTSPUNTEN bij het samenstellen van de boodschap TE ONDERSCHEIDEN
COHERENT GELOOFWAARDIG HERKENBAAR BEGRIJPBAAR ZICHTBAAR DUURZAAM AANPASBAAR
23
Het AIDA-principe Attention Interest Desire Action
24
HOE ga je communiceren?
25
EEN COMMUNICATIEPLAN IS GEEN MEDIAPLAN
26
SAMENSTELLEN VAN DE COMMUNICATIEMIX
DOELSTELLINGEN DOELGROEPEN BOODSCHAP TIMING FREQUENTIE BEREIK
27
MEDIAKENMERKEN Statisch versus dynamisch Internal en external pacing
Persoonlijke media versus massamedia Vluchtig versus duurzaam Promotioneel versus redactioneel Communicatievermogen
28
KOSTEN - BATEN EFFECTIVITEIT afwegen (bereik, ticketverkoop, imago) tegen KOSTPRIJS (financiëel, tijd, personeel)
29
WANNEER ga je communiceren?
30
• WANNEER ga je WELKE MIDDELEN inzetten?
• HOE ga je je boodschap OPBOUWEN? • korte of lange TERMIJN / SPREIDING? • wat moet WANNEER KLAAR zijn en VERSPREID worden?
31
HOE SNEL KRIJG JE IETS GECOMMUNICEERD?
HOE LANG HEEFT EEN BOODSCHAP NODIG OM GECOMMUNICEERD EN OPGEVANGEN TE WORDEN?
32
WIE doet WAT?
33
KOSTPRIJS VAN JE COMMUNICATIE BEPALEN
34
METEN = WETEN
35
DOELSTELLINGEN BEREIKT?
36
COMMUNICATIE = een zich voortdurend herhalend en evoluerend proces, waarin in elke fase teruggeblikt wordt op de vorige fase en vooruitgekeken wordt naar de volgende fasen.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.