Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdRebecca Pieters Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Large-scale evolutionary trends
2
Trend: de richting van verandering gemiddeld hetzelfde Grote schaal: grote groepen,soort, clades Kunnen passief of aangedreven zijn
3
PassiefAangedreven
4
Passief systeem Speciatie is unbiased : zowel daling als stijging komen gelijk voor Er bestaat een grens (verticale as als ondergrens)
5
Aangedreven systeem Bias :als veranderingen of vertakkingen voorkomen gebeuren die naar rechts Er is geen grens
6
Het verschil zit niet in : Selectie tov limiterende omgevingsfactoren Interne tov externe factoren Wel in het verschil tussen homogeniteit en heterogeniteit ( vgl krachtveld)
7
Passief systeem Speciatie is unbiased : zowel daling als stijging komen gelijk voor Er bestaat een grens (verticale as als ondergrens) Distributie heterogeen Beperkingen of krachten werken als grens
8
Aangedreven systeem Bias :als veranderingen of vertakkingen voorkomen gebeuren die naar rechts Er is geen grens Verdeling homogeen
9
Passief systeem: 3 types grenzen Dempende:verandering die de lijn over de grens zou brengen wordt volledig tegengegaan( tot 0 gebracht) en krijgt de waarde van voor de verandering Plakkende: de lijn krijgt de waarde 0, de waar de van de grens zelf Reflecting: de lijn krijgt een positieve waarde gelijk de waarde die de lijn anders negatief zou bekomen
10
Dempende en plakkende grenzen nog biologisch realistisch(selectie op de grens) Geven alle 3 ongeveer hetzelfde resultaat Gemiddelde stijgt Skewness( maat voor assymetrie) is positief
11
3 methodes om passieve en aangedreven systemen te onderscheiden De minimum test De voorouder-afstammeling test De subclade test
12
De minimum test Aangedreven: als het minimum significant stijgt Passief: het minimum beweegt naar de grens toe en daar blijft
13
De minimum test Slechts 2 datapunten nodig: ancestraal minimum en terminaal minimum. Probleem: alleen door kans kan er al stijging zijn Ideaal : paleontologische tijdlijn
14
De voorouder-afstammeling test Passief systeem: stijgingen en dalingen worden verwacht evenveel voor te komen Aangedreven systeem: meer stijgingen Nood aan aantal voorouder/afstammeling paren die ver van een mogelijke ondergrens liggen Studie op grote trends van paarden van eoceen tot pleistoceen. Uit data blijkt aangedreven systeem Meest direct, maar vraagt robuuste fylogenie!
15
De subclade test Kijken naar skewnes van subclade genomen van de staart van de distributie => reflecteert lokale selectieve krachten De clade als geheel weerspiegelt het globale regime Vraagt maar 2 verdelingen die van de ancestrale conditie en die van de nakomelingen
16
De subclade test Aangedreven: als ancestrale verdeling skewed is en gemiddelde skew van subclades positief is Als de gemiddelde skew negatief is dan is het systeem waarschijnlijk passief Mogelijkheid tot enkel baseren op moderne verdelingen Maar veronderstelt dan wel dat parameters stochastisch constant blijven
17
Het begrip complexiteit The great chain of being/ evolutionairy progress
18
Trends zorgen ze voor gemiddeld een stijging van complexiteit van multicellulaire dieren? Complexiteit:vele definities en contexten Nood aan nauwe definitie Hoe meer gedifferentieerd een systeem, hoe complexer. Complexiteit stijgt als functie van stijgend aantal delen en interacties van een systeem
19
Complexiteit gebaseerd op 2 grote scheidingen Object vs. Proces Object: aantal fysische deelnemers in systeem Proces: aantal verschillende interacties Hiërarchisch tov nt hiërarchisch
20
4 types van complexiteit Niet hiërarchische object complexiteit Niet hiërarchische proces complexiteit Hiërarchische object complexiteit Hiërarchische proces complexiteit
21
Niet hiërarchische morfologische complexiteit Complexiteit van een organisme is het aantal elementen dat het bevat 2 trends voor het gemiddelde en maximum gevonden bij potenpaar heterogeniteit en bij onderzoek op wervelkolom
22
Niet hiërarchische ontwikkelings complexiteit Complexiteit door het aantal onafhankelijke interacties die de ontwikkeling sturen Stijging van maximum aantal plooiparameters in gastropoden bij de eerste Paleozoïchische transities
23
Hiërarchische morfologische complexiteit Aantal levels van geneste delen binnen een geheel Moeilijk definieerbaar voor natuurlijke systemen Gemiddeld individualisatie op niveau van kolonie stijgt bij bryozoa
24
Hiërarchische ontwikkelings complexiteit Kan gemeten worden adhv aantal links in een causale keten
25
Er zijn trends in sommige aspecten van de metazoa complexiteiteit Wel niet even consistent Meer onderzoek naar subgroepen van metazoa
26
Limieten op trends Selectie kan grote complexiteit tegengaan als de toegevoegde onderdelen de oorspronkelijke functie ondermijnen Limitatie als zeer gesofisticeerde systemen regelmatig vervangen worden door simpelere versies Zeer complexe systemen kunnen te chaotisch worden
27
Bewijs: stabiele maxima bij bv arthropoden of bij het aantal voorkomende celtypes
28
Interne variantie Organismen worden geacht spontane variatie te accumuleren als ze evolueren.Gevolg: hun interne delen worden meer gedifferentieerd Spontane neiging tot stijging van interne variantie Functie als vector in evolutie die leidt tot stijgende complexiteit De evolutionaire resultante is onbekend owv interactie tussen selectie en vector
30
Interne variantie Neiging tot het accumuleren van variatie wat leidt tot grotere complexiteit,voordat we selectie beschouwen Selectie kan op verschillende manieren werken Versterken van interne variantie vector: er wordt geselecteerd op variatie die complexiteit veroorzaakt Neutraal tov complexiteit: geen correlatie tussen adaptatie en complexiteit Limiteren van interne variantie vector: disproportionele voorkeur voor variantie die daling van complexiteit veroorzaakt
31
Selectie kan ook zo sterk tegen interne variantie vector ingaan zodat die helemaal wordt uitgeschakeld of negatief wordt(omkering)
32
Large scale trends Mechanismen: patroon van verandering in de variabele Oorzaken: is de drijvende kracht of de grens oorzaak van selectie of van bepaalde beperkingen
33
Large scale trends of the first kind Passief Selectie als onderliggende kracht Grens kan bv leefbaarheid zijn: levensprocessen kunnen niet doorgaan bij iets dat minder delen heeft als een prokaryote cel
34
Large scale trends of the second kind Passief Beperkingen zijn de oorzaak Bv het aantal celtypes in eukaryoten kan niet minder zijn dan 1
35
Large scale trends of the third kind Aangedreven Selectie als stuwende kracht
36
Large scale trends of the fourth kind Aangedreven Beperkingen zorgen voor opwaartse tendens Veel tegenkantingen gekend tijdens moderne synthese omdat het zou goedkeuren dat sommige evolutionaire resultaten worden geïnterpreteerd als maladaptief
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.