Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdStefan Jacobs Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
De ira, 3.36 (deel 3, blz. 39)
2
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
5. Dagelijks zelfonderzoek Het voorbeeld van Sextius Omnes sensus perducendi sunt ad firmitatem; 159 sensus – nom mv (van de manus – groep) perducendi sunt – gerundivum van verplichting
3
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Het voorbeeld van Sextius Omnes sensus perducendi sunt ad firmitatem; Alle zintuigen moeten naar kracht geleid worden (getraind worden op kracht); Inmiddels zijn we in boek 3 van De Ira. Hier bespreekt Seneca, welke maatregelen we kunnen nemen om niet boos te worden of hoe we van woede af kunnen komen, als we hem toch voelen. Het verhaal van Sextius en hemzelf straks is hiervan een voorbeeld. Sextius = Quintus Sextius, Romeins filosoof rond het jaar Zijn filosofieën leken veel op die van de Stoa en ook hij was altijd bezig met het nastreven van deugd.
4
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
natura patientes sunt, si animus illos desit corrumpere, qui cotidie ad rationem reddendam vocandus est. 159 patientes sunt – wat is het onderwerp? de sensus van de vorige zin 160 illos- verwijst ook naar sensus desit = desiit – perf. van desinere – ophouden qui - ev of mv? ev, want de pv in de zin is ev (est) qui verwijst dus naar ….? animus reddendam – gerundivum / vocandus ger. van verpl.
5
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
natura patientes sunt, si animus illos desit corrumpere, qui cotidie ad rationem reddendam vocandus est. van nature zijn ze bestand tegen [alles], als de geest ophoudt hen te bederven, [de geest] die dagelijks geroepen moet worden om verantwoording af te leggen (ter verantwoording geroepen moet worden). In welk opzicht kan de geest de zintuigen bederven? De geest interpreteert , wat de zintuigen waarnemen. Hij kan de zintuigen ook aansporen minder prettige dingen te vermijden.
6
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Faciebat hoc Sextius, ut consummato die, cum se ad nocturnam quietem recepisset, interrogaret animum suum: 161 consommato die – welke constructie? abl abs Welke persoonsvorm hoort bij het voegwoord ut? Welke persoonsvorm hoort bij het voegwoord cum?
7
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Faciebat hoc Sextius, ut consummato die, cum se ad nocturnam quietem recepisset, interrogaret animum suum: 161 consommato die – welke constructie? abl abs Welke persoonsvorm hoort bij het voegwoord ut? Welke persoonsvorm hoort bij het voegwoord cum? ut interrogaret cum recepisset
8
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Faciebat hoc Sextius, ut consummato die, cum se ad nocturnam quietem recepisset, interrogaret animum suum: Dit deed Sextius opdat hij, nadat de dag beëindigd was, (telkens) wanneer hij zich had teruggetrokken voor zijn nachtrust, zijn geest (onder)vroeg: 161 hoc verwijst naar (LA)? ut interrogaret animum suum of: rationem reddendam Hoe kun je zien aan het Latijn, dat het een gewoonte van Sextius was om zijn geest ter verantwoording te roepen? Aan het imperfectum: faciebat
9
‘Quod hodie malum tuum sanasti?
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 ‘Quod hodie malum tuum sanasti? 162 quod – is hier bijvoeglijk gebruikt bij malum quis, quae, quid – zelfstandig gebruikt = wie, wat? qui, quae, quod – bijvoeglijk gebruikt = ……..?
10
‘Quod hodie malum tuum sanasti?
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 ‘Quod hodie malum tuum sanasti? 162 quod – is hier bijvoeglijk gebruikt bij malum quis, quae, quid – zelfstandig gebruikt = wie, wat? qui, quae, quod – bijvoeglijk gebruikt = welke? Geldt in de volgende zinnen ook voor Cui en Qua. 163 sanasti = sanavisti – 2e ev. perf
11
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
‘Quod hodie malum tuum sanasti? ‘Welke slechte eigenschap van jezelf heb je vandaag genezen? 162 quod malum – bv het vermijden van onaangename dingen, het toelaten van heftige emoties.
12
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Cui vitio obstitisti? Qua parte melior es?’ Tegen welke fout heb je je verzet? In welk opzicht ben je beter [geworden]?’
13
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Desinet ira et moderatior erit [quae sciet sibi cotidie ad iudicem esse veniendum]. 163 desinet – welke tijd? futurum quae – verwijst naar ….? ira; quae is relativum; begint dus een bijzin
14
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Desinet ira et moderatior erit [quae sciet sibi cotidie ad iudicem esse veniendum]. Woede [die zal weten dat zij dagelijks voor de rechter moet komen], zal ophouden en gematigder zijn. 163 ira - personificatie: wordt beschreven als een persoon, die nadenkt en dus zichzelf corrigeert.
15
Quicquam ergo pulchrius hac consuetudine excutiendi totum diem?
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 Quicquam ergo pulchrius hac consuetudine excutiendi totum diem? 164 quicquam – onz. van quisquam quisquam = iemand quicquam = iets 165 pulchrius – welke vorm? compar. onz. van pulcher Verklaar nu de naamval van hac consuetudine abl. comparationis excutiendi - gerundium
16
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Quicquam ergo pulchrius hac consuetudine excutiendi totum diem? Is er dus iets mooier dan deze gewoonte van (om) de hele dag nauwkeurig te onderzoeken? 165 totum diem = lijd vw bij excutiendi; geeft GEEN tijdsduur aan je onderzoekt ‘s avonds de hele dag om te kijken, wat je goed en fout hebt gedaan. Dus niet: je bent de hele dag aan het onderzoeken….
17
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Qualis ille somnus post recognitionem sui sequitur, quam tranquillus, quam altus ac liber, cum aut laudatus est animus aut admonitus et speculator sui censorque secretus cognovit de moribus suis! 165 qualis ille –vul aan: est (ellips)
18
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Qualis ille somnus post recognitionem sui sequitur, quam tranquillus, quam altus ac liber, cum aut laudatus est animus aut admonitus et speculator sui censorque secretus cognovit de moribus suis! Wat voor die slaap (een slaap die) volgt na het zelfonderzoek, hoe rustig, hoe diep en vrij, wanneer de geest of is geprezen of vermanend toegesproken en als onderzoeker van zichzelf en als censor in afzondering kennis heeft gekregen over haar eigen gedrag! 165 Met welke bijvoeglijke naamwoorden wordt qualis verder uitgelegd? tranquillus, altus, liber (trikolon)
19
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
De gewoonte van Seneca Utor hac potestate et cotidie apud me causam dico. Ik maak gebruik van deze mogelijkheid en dagelijks bepleit ik mijn zaak ten overstaan van mij [zelf]. 169 utor – deponens! Niet passief vertalen. (uti + abl!) Hac potestate – welke mogelijkheid wordt bedoeld? animus ..cognovit de moribus suis! Welke beeldspraak (metafoor) gebruikt Seneca in deze zin? beeldspraak van een rechtszaak: causam dicere is iets wat iemand doet in een rechtszaak, die ergens van is beschuldigd. Waarvan is Seneca dan a.h.w. beschuldigd? Hij heeft fouten gemaakt (zoals iedereen dat elke dag doet).
20
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Cum sublatum e conspectu lumen est et conticuit uxor moris iam mei conscia, totum diem meum scrutor factaque ac dicta mea remetior; 169 sub-latum = ppp van …..? sub-ferre – wegnemen 170 moris – genit van ….? mos (aanvulling bij conscia).
21
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Cum sublatum e conspectu lumen est et conticuit uxor moris iam mei conscia, totum diem meum scrutor factaque ac dicta mea remetior; Wanneer het licht uit mijn zicht is weggenomen en mijn vrouw stil is geworden, zich al bewust van mijn gewoonte, onderzoek ik grondig mijn hele dag en overdenk ik weer mijn daden en woorden (wat ik heb gedaan en gezegd); Waarom is het belangrijk dat het licht uit is en zijn vrouw stil is? Dan wordt de geest niet afgeleid Op welke gewoonte doelt Seneca? Om zijn fouten van die dag te overdenken
22
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
nihil mihi ipse abscondo, nihil transeo. niets verberg ik voor mijzelf, niets sla ik over. 171-2 Welke stijlfiguur? * anafora: nihil benadrukt, dat hij echt helemaal eerlijk is en alles aan bod laat komen * asyndeton
23
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Quare enim quicquam ex erroribus meis timeam, cum possim dicere: Want waarom zou ik bang zijn voor iets ten gevolge van (enig gevolg van) mijn misstappen, omdat ik [toch] kan zeggen:
24
‘Vide ne istud amplius facias, nunc tibi ignosco.
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29 Publius Ovidius Naso, Metamorphosen X 1-29 ‘Vide ne istud amplius facias, nunc tibi ignosco. 173 Vide = imper. Wat betekent ne ? (op)dat niet Onthoud de voegwoorden met de coni.: ut, cum, ne * ut = zodat, opdat, om te * ne = opdat niet, om niet te * cum =toen, nadat, omdat, hoewel
25
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
‘Vide ne istud amplius facias, nunc tibi ignosco. ‘Zie (Let erop) dat je dat niet meer doet, nu vergeef ik [het] je.
26
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
In illa disputatione pugnacius locutus es: noli postea congredi cum imperitis; 174 locutus es- komt van het ww….? loqui – spreken. Deponens. Dus locutus es moet je vertalen als: je hebt gezegd pugnacius – welke vorm? bijwoord van comparativus Vertaling comparativus noli + infin = ontkenning longior = * langer van de gebiedende wijs * te lang * nogal lang
27
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
In illa disputatione pugnacius locutus es: noli postea congredi cum imperitis; Bij die discussie heb je te strijdlustig gesproken: voortaan moet je niet de strijd aanbinden met onkundige mensen;
28
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
nolunt discere qui numquam didicerunt. zij willen niet leren die nooit [iets] geleerd hebben. Wat is de fout die Seneca hier van zichzelf ziet? In een discussie met mensen die geen verstand van de zaak hebben, heeft het geen zin er strijdlustig in te gaan. Zij zullen toch je punt (= hun fout, hun onwetendheid) niet snappen en dus niets (willen) leren. Wat kan Seneca dan wel doen? óf: zijn leerpunt aanpassen aan het niveau van zijn publiek óf: ander publiek zoeken, als hij iets aan iemand wil leren
29
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
Illum liberius admonuisti quam debebas, itaque non emendasti sed offendisti: Hem heb je vrijmoediger vermaand dan je moest (nodig was), daarom heb je hem niet verbeterd maar beledigd: 175 lliberius - bijwoord comparativus Welke fout heeft Seneca hier gemaakt? Niet de goede toon gevonden; zo voelt iemand zich beledigd (en wil dus niet leren / zichzelf verbeteren).
30
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
de cetero vide, [ne] non tantum an verum sit quod dicis, sed an ille cui dicitur veri patiens sit: zie er verder op toe of het niet alleen waar is wat je zegt maar ook of degene tegen wie het gezegd wordt bestand is tegen de waarheid: 176-7 sit – waarom coni? afh. vraag
31
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
admoneri bonus gaudet, pessimus quisque rectorem asperrime patitur.’ een goed mens is blij (vindt het prettig) terecht gewezen te worden, juist de slechtste verdraagt zeer moeizaam een leider (iemand als zijn leraar).’ 177-8 Adversatief asyndeton. Let ook op de tegengestelde woorden bonus ……………..? gaudet ……………..?
32
Publius Ovidius Naso, Metamorphosen, X, 1-29
admoneri bonus gaudet, pessimus quisque rectorem asperrime patitur.’ een goed mens is blij (vindt het prettig) terecht gewezen te worden, juist de slechtste verdraagt zeer moeizaam een leider (iemand als zijn leraar).’ 177-8 Adversatief asyndeton. Let ook op de tegengestelde woorden bonus pessimus gaudet asperrime patitur 178 asperrime patitur – wat bedoelt Seneca hiermee? dat een nog-niet-wijze boos wordt, als iemand aanmerkingen op hem heeft.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.