De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Verwante presentaties


Presentatie over: ""— Transcript van de presentatie:

198 nucleofiele substitutie en eliminatie
HOOFDSTUK IX: nucleofiele substitutie en eliminatie Mc Murry: pagina

199 IX.1 Inleiding (Mc Murry: p 343-344)
substitutie eliminatie

200 Walden inversie

201 IX.2 Stereochemie van de nucleofiele substitutie (Mc Murry: p 344-346)

202 R — Y + Nu:- R — Nu + Y:- OTos = Y = Cl, Br, I, OTos, Nu = nucleofiel
Inversie van configuratie tijdens de substitutie van tosylaat door acetaat anion

203 IX.3 Kinetiek van de nucleofiele substitutie (Mc Murry: p 346-347)
Kinetiek van de reactie: relatie tussen de reactiesnelheid en de reactantconcentratie •• •• •• •• HO: CH3 — Br: HO — CH :Br:- •• •• •• •• Reactiesnelheid = snelheid waarmee reactant verdwijnt = k x [RX] x [-OH] met [RX] = CH3Br concentratie [-OH] = -OH concentratie k = snelheidsconstante (L/mol • s)

204 IX.4 De SN2 reactie (Mc Murry: p 347-349)
Het nucleofiel valt aan langs de achterzijde van de te breken binding: 180° ten opzichte van het vertrekkende halogeenatoom. Eén-stapsreactie Reacties grijpen plaats met inversie aan het koolstofcentrum. De reactie vertoont tweede-orde kinetiek SN2 reactie: substitutie, nucleofiel, bimoleculair

205

206 IX.5 Karakteristieken van de SN2 reactie (Mc Murry: p 349-356)
Snelheid van de substitutiereactie: bepaald door DG‡, het verschil in energie tussen het beginproduct (substraat of reactant; grondtoestand) en de transitietoestand (TTS) verandering van het energieniveau van het substraat verandering van het TTS niveau Beïnvloeding van DG‡ door verandering in reactiecondities

207 Het substraat: sterische effecten in de SN2 reactie

208

209 tertiair neopentyl secundair primair methyl Relatieve reactiviteit < Minder reactief Meer reactief Aryl halogenide Vinylisch halogenide

210 Cyclische substraten

211 Het aanvallende nucleofiel
Nu: R — Y R — Nu Y:- Negatief geladen nucleofiel Nu:- neutraal positief geladen Nu: R — Y R — Nu Y:- Neutraal nucleofiel Nu:

212 CH3 — Br Nu:- CH3 — Nu Br- Nu = H2O CH3CO NH Cl OH CH3O I CN HS- Relatieve reactiviteit 1 500 700 1000 16.000 25.000 Minder reactief Meer reactief Nucleofiliciteit trends: Geladen nucleofielen zijn meer reactief dan niet-geladen nucleofielen nucleofiliciteit stijgt bij stijgende periode: * HS- > HO- * I- > Br- > Cl- Nucleofiliciteit loopt ongeveer parallel met basiciteit Polariseerbaarheid !

213

214 Ambidente nucleofielen
Basiciteit versus nucleofiliciteit voor thiosulfaat- en sulfietdianion: zuur-base reactie: meest basische centrum (alcoholaat) reageert met het proton vrij elektronenpaar op zwavel heeft meer intrinsiek nucleofiele eigenschappen

215 De leaving groep Leaving groep uitgestoten met een negatieve lading:
beste leaving groep = beste stabilisatie van negatieve lading beste stabilisatie van anion = zwakste base (laagste pKa voor geconjugeerd zuur) Leaving groep L pKa van H-L relatieve reactiviteit I- < Br Cl F RCOO ca 0 CN RO-, HO NH CH Meer reactief Minder reactief

216 Oplossing voor substitutie van hydroxylgroep: via derivatisatie
R — F R — OH R — OR’ R — NH2 Ondergaan normaal geen SN2 reactie Oplossing voor substitutie van hydroxylgroep: via derivatisatie Breken van C-O binding Nu:- R — L Nu — R :L- / L pKa (H-L / H-L+) Tosylaat R-OTs (alkyl)-p-tolueensulfonaat -6 -2 hydroxoniumgroep H2O

217 Het solvent Protisch solvent  gesolvateerde anionen
 verlaagde nucleofiliciteit door verlaagde grondtoestandenergie

218 Dimethylformamide (DMF) Hexamethylfosforzuurtriamide
Dipolair aprotisch solvent  gesolvateerde kationen  naakte anionen  verhoogde nucleofiliciteit door verhoogde grondtoestands energie Dimethylformamide (DMF) Hexamethylfosforzuurtriamide (HMPTA)

219 Karakteristieken van de SN2 reactie: samenvatting
Substraat: methyl en primaire best Nucleofiel: basische geladen nucleofielen meer effectief dan neutrale

220 Leaving groep: meer stabiele anionen
Solvent: polaire aprotische solventen

221 SN1 reactie : substitutie, nucleofiel, unimoleculair
IX.6 De SN1 reactie (Mc Murry: p ) R — Br H2O R — OH + HBr Relatieve reactiviteit < Minder reactief Meer reactief SN1 reactie : substitutie, nucleofiel, unimoleculair

222 IX.7 Kinetiek van de SN1 reactie (Mc Murry: p 357-359)
Eerste-orde proces: reactiesnelheid = snelheid van verdwijnen van halogeenalkaan = k x [RX] Verklaring: verschil in snelheidsbepalende stap (SBS)

223 SN1 reactie: substitutie, nucleofiel,
Snelheidsbepalende stap Twee-stapsreactie Reacties grijpen plaats met racemisatie aan het koolstofcentrum. De reactie vertoont eerste-orde kinetiek SN1 reactie: substitutie, nucleofiel, unimoleculair intermediair

224 a) vorming carbokation b) reactie van carbokation met nucleofiel
Twee-stapsreactie: a) vorming carbokation b) reactie van carbokation met nucleofiel

225 Stereochemie van de SN1 reactie: een enantiomeer zuiver substraat
IX.8 Stereochemie van de SN1 reactie (Mc Murry: p ) Stereochemie van de SN1 reactie: een enantiomeer zuiver substraat geeft een racemisch product Maar !

226 (R)-6-Chloro-2,6-dimethyloctaan
+ (R)-6-Chloro-2,6-dimethyloctaan 60% S (inversie) 40% R (retentie)

227 IX.9 Karakteristieken van de SN1 reactie (Mc Murry: p 361-367)
Het substraat Hammond postulaat: elke factor die het hoge-energie intermediair stabiliseert, leidt ook tot stabilisatie van de TTS die ertoe leidt. SBS in de SN1 reactie: spontane unimoleculaire dissociatie van het substraat mvv carbokation Hammond postulaat: link tussen reactiesnelheid en stabiliteit van intermediair Hoe meer stabiel het carbokation, hoe sneller de SN1 reactie

228 methyl < primair < allyl  benzyl  secundair < tertiair
Minder stabiel Meer stabiel

229 Allylische en benzylische substraten:
zeer reactief zowel in SN1 als in SN2

230 H2O < Cl- < Br- < I- < TosO-
De leaving groep H2O < Cl < Br < I < TosO- Leaving groep Minder reactief Meer reactief In de SN1 reactie: neutraal water kan optreden als leaving groep bv. bij bereiding van een halogeenalkaan uit een tertiair alcohol met HBr of HCl

231 Het nucleofiel Nucleofiel komt pas tussen na de SBS
Beinvloedt de reactiesnelheid niet zelfde reactiesnelheid voor HCl, HBr of HI Neutrale nucleofielen even effectief als geladen SN1 reacties dikwijls onder neutrale of zure omstandigheden

232 Het solvent Solventeffecten in SN2 reacties:
vooral te wijten aan stabilisatie of destabilisatie van het nucleofiel reactant Solventeffecten in SN1 reacties: vooral te wijten aan stabilisatie of destabilisatie van de transitietoestand  solvatatie van het carbokation Gerelateerd met solvent polariteit diëlektrische polarisatie: mate waarin een solvent kan optreden als isolator voor elektrische ladingen Zie tabel p 411

233 Minder reactief Meer reactief
Ethanol 40% water / 80% water / water 60% ethanol 20% ethanol Relatieve reactiviteit Minder reactief Meer reactief Solvent

234 Karakteristieken van de SN1 reactie: samenvatting
Substraat: tertiaire, allylische en benzylische best Nucleofiel: bij voorkeur niet basisch om eliminatie te voorkomen (zie verder) neutrale nucleofielen werken goed Leaving groep: meer stabiele anionen verlagen de energie van de TTS leidend tot het carbokation Solvent: polaire solventen solvateren het carbokation en verhogen de reactiesnelheid

235

236 substitutie eliminatie

237 Eliminatie van HX uit een halogeenalkaan:
IX.10 Eliminatiereacties van halogeenalkanen: Zaitsev regel (Mc Murry: p ) 2-bromobutaan 2-buteen (81%) 1-buteen (19%) Zaitsev’s regel: Bij de eliminatie van HX uit een halogeenalkeen wordt bij voorkeur het meest gesubstitueerde alkeen gevormd. Eliminatie van HX uit een halogeenalkaan: excellente methode voor het bereiden van alkenen twee mogelijke mechanismen E1 en E2

238 E2 reactie: eliminatie, bimoleculair
IX.11 De E2 reactie (Mc Murry: p ) Reactiesnelheid = k x [RX] x [base] Eén-stapsreactie De reactie vertoont tweede- orde kinetiek E2 reactie: eliminatie, bimoleculair

239 2-bromo-2-methylbutaan
p-karakter in de TTS: Zaitsev produkt 2-bromo-2-methylbutaan 2-methyl-2-buteen (70%) 2-methyl- 1-buteen (30%)

240 Kinetische aciditeit van C-H: Hofmannprodukt
KOEt, EtOH 7 : 3 KOtBu, tBuOH 3 : 7 KOCEt3, Et3COH 1 : 9

241 Stereochemie van E2-eliminaties
E2 reacties vereisen periplanaire geometrie synperiplanair antiperiplanair

242 Vorming van puur E-alkeen ! Geen isomeer Z-alkeen
Bewijs voor het mechanisme: voorkeur voor antiperiplanaire geometrie Meso-1,2-dibromo- 1,2-difenylethaan (E)-1-bromo- 1,2-difenyletheen Vorming van puur E-alkeen ! Geen isomeer Z-alkeen

243 Tweede bewijs voor het E2 mechanisme
IX.12 Het deuterium isotoop effect (Mc Murry: p 374) Tweede bewijs voor het E2 mechanisme Snellere reactie 1-bromo-2-fenylethaan Tragere reactie 1-bromo-2,2-dideuterio- 2-fenylethaan C-H / C-D wordt gebroken in de snelheidsbepalende stap deuterium isotoop effect

244 IX.13 Eliminatiereacties en cyclohexaanconformatie (Mc Murry: p 372-373)

245

246

247 E1 reactie: eliminatie, unimoleculair
IX.14 De E1 reactie (Mc Murry: p ) Reactiesnelheid = k x [RX] Snelheidsbepalende stap Intermediair carbokation Twee-stapsreactie De reactie vertoont eerste- orde kinetiek E1 reactie: eliminatie, unimoleculair

248 De beste E1 substraten: ook de beste SN1 substraten
 competitie tussen SN1 en E1. 2-chloro- 2-methylpropaan 2-methylpropanol 64% 2-methylpropeen 36%

249 geen deuterium isotoop effect
Bewijs voor E1: geen deuterium isotoop effect

250 Halogeenalkaan SN1 SN2 E1 E2
IX.15 Samenvatting van reactiviteit: SN1, SN2, E1, E2 (Mc Murry: p ) Halogeenalkaan SN1 SN2 E1 E2 RCH2X / zeer gunstig / treedt op met sterke basen (primair) R2CHX met benzylische in competitie met benzylische bevoordeligd (secundair) en allylische met E en allylische met sterke basen substraten substraten R3CX bevoordeligd / treedt op in bevoordeligd (tertiair) in hydroxyl competitie met met sterke basen bevattende SN1 reactie solventen

251 S-adenosylmethionine
Biologische substitutiereacties norepinefrine S-adenosylmethionine adrenaline

252 Biologische substitutiereacties
mosterdgas gealkyleerd proteïne


Download ppt ""

Verwante presentaties


Ads door Google