Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdLien Aalderink Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Filosofie & Religiositeit Welkom! Reflecties op religie in een post-moderne wereld
2
oorsprong westerse filosofie: Griekenland 585 v. Chr. MILETE
3
Xenophanes (ca. 570 - ca. 475 v. Chr) kritiek op de mythologie : is antropomorf en cultuur-specifiek reductionisme : er is één oer-principe, immanent in de kosmos aanwezig, heeft altijd al bestaan voorwaardelijkheid van kennis : de waarheid kunnen wij niet kennen, dus moeten we ons beperken tot hypothesen
4
pre-socraten ± 585 - 400 v. Chr. Natuur-filosofen (empiristen): waarneming & ervaring Onderzoeken & vergelijken natuurlijke fenomenen, en komen zo tot een theorie (kosmologie / fysica)
5
pre-socraten ± 585 - 400 v. Chr. Eleaten (rationalisten): vertrouwen niet op waarneming, maar op de rede, logica en wiskunde Zijn op zoek naar het wezen / de essentie van dingen
6
Klassieke periode van ± 400 - 323 v. Chr. Socrates (470-399 v.Chr.): dialectische ondervraging om via twijfel en filosofie tot hoger inzicht te komen Plato (427-347 v.Chr.): zintuiglijke wereld is schijn, alles gaat voorbij, niets blijft: alles wordt, niets is
7
Plato (427-347 v. Chr.) analogie van de grot
8
het prille christendom in Griekenland 323 v.Chr: Hellenistische periode: Griekenland steeds meer ingelijfd bij Romeinse Rijk 300 v.Chr: Oude Testament vertaald naar het Grieks 1e eeuw: Nieuwe Testament geschreven, evangelie verspreid m.n. Paulus (van Tarsus), en Johannes (van Ephese) apologeten (zoals Tertullianus) verdedigden & onderbouwden christelijke leer
9
Romeinse Rijk : 14 - 117 n. Chr. 2e eeuw: waren er in het hele Romeinse rijk al christelijke gemeenten 100 - 325: vormen van de kerk & patristische filosofie (kerkvaders) 1e tot 4e eeuw: christen-vervolgingen (evangelie was verboden) rond 330: Constantijn de Grote schafte de christen-vervolgingen af 4e en 5e eeuw: steeds meer religies & heidense praktijken verboden 529: Justinianus sluit de Academie (van Plato), Griekse filosofie verboden 330 - 800: patristiek: uitwerken van de leer (huwelijk filosofie & theologie)
10
Aurelius Augustinus (354 – 430) Stelt geloof boven kennis maar stelt ook vragen: Hoe kan de ontstaansgeschiedenis van de wereld volgens het evangelie uit de Bijbel filosofisch worden begrepen en onderbouwd? Hoe gaat de vrije wil samen met predestinatie & goddelijke voorzienigheid? Oplossing: De tijd bestaat slechts in het menselijk bewustzijn. God staat buiten de tijd, alles (van begin tot einde) is NU voor hem: "Voor God is niets veraf of langdurig. Wil je, dat voor jou niets veraf of langdurig is, voeg je dan bij God, want daar zijn duizend jaar als de dag van heden"
11
Scholastiek ± 800 - 1100 9e - 12e eeuw: voornamelijk neo-platonisme Universaliën-strijd : realisme vs. nominalisme realisme : algemene begrippen bestaan zelfstandig, individueel geval is exemplaar nominalisme : algemene begrippen zijn slechts een veralgemenisering, een ken- instrument van het verstand Paulus Venetus: "flatus voci“
12
Scholastiek ± 1100 - 1500 1100 - 1270: kruistochten waren kruisbestuiving en bloeitijd van wetenschap, filosofie en kunst 13e eeuw: onder invloed van islamitische filosofie (Avicenna, Averroës) meer Aristoteles 14e - 15e eeuw: enorme populariteit van Aristoteles, en toename van nominalisme 15e eeuw: boekdrukkunst: zelfstudie vanaf 1517: reformatie: breuk met de katholieke kerk = breuk met centraal gezag van Rome 16e - 17e eeuw: scholastiek & theocentrisme maken plaats voor renaissance & humanisme
13
Verlichting 17 e & 18 e eeuw Wetenschappelijke Revolutie: werkelijkheid (natuur) bestuderen d.m.v. observatie dualisme: subject (actief) / object (passief) rationalisme: wiskunde & theorievorming empirisme : experiment & waarneming
14
Romantiek & Idealisme (eind 18 e – begin 19 e eeuw) 1789: Franse Revolutie 1800 - 1815: Napoleontische veldtochten Hegel: Phänomenologie des Geistes (1807) subject / object in historische dynamisch proces geest ontplooit zich in dialectisch proces: these - anti-these - synthese - oorsprong = onbewuste individuele geest - doel = bewuste collectieve vrije absolute geest - Absolute Geest = God Schopenhauer: Welt als Wille und Vorstellung (1819) geen dood object tegenover bewust subject zowel mens & natuur = blinde wil tot bestaan de wil = niet in dialectiek naar Absolute Geest, maar oorzaak van lijden (vgl: boeddhisme)
15
Atheïsme 2 e helft 19 e eeuw Marx (Communistisch Manifest, 1848): de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse religie is opium van het volk Darwin (On the Origin of Species, 1859): mens = product van blind evolutie-proces best aan omgeving aangepaste overleeft Nietzsche (gepubliceerd: 1862 - 1889): dood van God / religie = slavenmoraal levensfilosofie / wil tot macht / übermensch Freud (eind 19 e – begin 20 e eeuw) God is projectie van vaderlijke autoriteit religie = coping-mechanisme met sterfelijkheid
16
Conclusie “ huwelijk tussen geloof en filosofie” Geschiedenis van de filosofie is een worsteling met de taal Pre-socraten: op zoek naar één onderliggend principe, één oer-stof of oer-wet vanaf Socrates/Plato:” linguistic turn ”: primaat van de begrippen / ideeën (Vormen-wereld) middeleeuwen: zijn sleer, Godsbewijzen en Universalia-strijd (realisme vs. nominalisme) wetenschappelijke revolutie dreef een wig tussen filosofie en theologie sinds 2 e helft 19 e eeuw toenemende secularisatie, in 20 e eeuw nog meer Linguistic Turn : “taal zegt meer over onszelf dan over de werkelijkheid” filosofen & theologen na Nietzsche / Freud hebben zich toegelegd op taal & psychologie i.p.v: "wat / waar is God?“, werd de vraag nu: "wat betekent God?“ (Les 7 & 8)
17
Filosofie & Religiositeit Tot volgende week! Reflecties op religie in een post-moderne wereld
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.