De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Muziek in de Middeleeuwen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Muziek in de Middeleeuwen"— Transcript van de presentatie:

1 Muziek in de Middeleeuwen
De lage landen Geert Roggeman Sjoera Roggeman Lage Landen: in de Middeleeuwen was er nog geen sprake van België als land. Vlaanderen, Nederland en een stuk van Duitsland waren toen 1 grondgebied. We spreken dus van de Lage Landen.

2 Onderwerpen Inleiding Instrumenten Kerkelijke muziek Volksmuziek Hoofse muziek

3 Inleiding Benen herdersfluit 300 v.C.
Benen fluit, gemaakt uit het rechterscheenbeen van een schaap. Het merg werd eruit gehaald, en er werden drie gaten in geboord met een mes. De herder hing deze fluit rond zijn nek, zodat hij tijdens het werk een deuntje kon spelen, om zichzelf en de schapen te vermaken. Dit soort benen fluit werd al sinds 300 V.C. gebruikt, tot ver in de Middeleeuwen. Mensen waren dus al heel vroeg bezig met muziek maken. In het begin enkel voor hun eigen tijdverdrijf, zoals de herder met zijn fluit, maar later werd dit een echte kunst. Benen herdersfluit 300 v.C.

4 Inleiding Romeinse panfluit uit buxushout 1ste eeuw v.C.
Blaasinstrumenten zijn een van de oudste instrumenten. Zie hier ook bijvoorbeeld een Romeinse panfluit van de eerste eeuw voor Christus. Later in de tijd werden er ook meer complexe instrumenten gebruikt. Snaarinstrumenten bijvoorbeeld, zoals de Romeinse lier. Met deze instrumenten werd muziek stilaan meer iets voor de rijken, niet enkel voor het volk. In deze presentatie zullen het hebben over de verschillende aspecten van de Middeleeuwse muziek, niet alleen de muziek van het volk, maar ook de muziek aan het hof en de psalmen in de kerk.

5 Instrumenten Blaasinstrumenten Snaarinstrumenten Slaginstrumenten
De meeste middeleeuwse instrumenten zijn rechtstreeks afkomstig uit het Midden-Oosten. Kruisvaarders namen deze mee na kruistochten. Meestal gebeurde dit na een veldslag met de ‘heidenen’ die hun instrumenten achterlieten op het slagveld. We bespreken drie grote groepen instrumenten: blaasinstruimenten, snaarinstrumenten en slaginstrumenten. Er zijn heel veel Middeleeuwse instrumenten, maar we lichten enkel de belangrijkste toe. Hier ziet u een schalmei. We zullen straks nog laten horen hoe dit instrument klinkt

6 Blaasinstrumenten Blaasinstrumenten komen we zelfs in de bijbel al tegen. In de middeleeuwen waren er verschillende blaasinstrumenten, bijvoorbeeld de blokfluit en de dwarsfluit. Deze waren allebei in hout of been. De dwarsfluit wordt tegenwoordig uit metaal gemaakt, maar bij de indeling van een klassiek orkest, wordt deze nog altijd bij de houtblazers gerekend omdat ze oorspronkelijk in hout was. In de middeleeuwen hadden ze ook al een doedelzak. Dit instrument is ook weer afkomstig uit Azië, terwijl het door de Schotten later als nationaal instrument is gemaakt. Verder had je, net als in de bijbel, hoorns. Vaak waren het dierlijke hoorns. Trompetten waren nog zeldzaam in de middeleeuwen, maar ze zijn al vanaf de 9e eeuw bekend.

7 Schalmei De schalmei is een houten blaasinstrument en komt officieel uit het Midden-Oosten. Daar wordt het dan ook nog veel bespeeld. In de Middeleeuwen was het een instrument van de herders en volksmuzikanten. In Vlaanderen werd een schalmei een riethoorne genoemd. Waarom een riethoorne? Omdat in het mondstuk een dubbel riet zat. Voor mensen die niet weten wat een riet is: dit is een soort blaadje dat gaat trillen als je op het instrument blaast. In een schalmei zitten zo twee rietjes. Een voorbeeld van een hedendaags instrument dat een dubbel riet heeft, is een fagot. De schalmei heeft een hard en scherp geluid. We zullen het even laten horen.

8 Zink De zink (ook wel cornetto genoemd) is een blaasinstrument dat zijn glorietijd beleefde tijdens de renaissance (en ook nog in de vroege Barok, bijvoorbeeld in de muziek van Claudio Monteverdi), maar dat vervolgens in onbruik raakte. Het instrument werd meestal van hout gemaakt. Het instrument wordt aangeblazen als een trompet (door middel van lipspanning) en heeft zes vingergaten en een duimgat waarmee het kan worden bespeeld als een blokfluit. Vanwege de manier van aanblazen wordt de zink ondergebracht onder de koperblazers (zoals een trompet). Een zink is licht kegelvormig en meestal licht gekromd. Hij komt voor in verschillende formaten. De zink heeft een relatief groot bereik en zinkenisten konden door de blokfluit-achtige speelwijze een grote virtuositeit tentoonspreiden. Op trompetten ging dat destijds nog niet, omdat de ventieltechniek, dus de kleppen op een trompet, nog niet was uitgevonden. Het instrument had een hoge status, maar moest als solo-instrument sinds de baroktijd het onderspit delven tegen de viool.

9 Blokfluit Een instrument dat we nu nog steeds kennen en dat veel wordt gebruikt, is de blokfluit. Zoals jullie in de inleiding al zagen, is de fluit een heel oud instrument. De blokfluit werd vooral bespeeld door minstrelen en jongleurs. In de Middeleeuwen, maar nu nog steeds, hadden de meeste simpele fluiten zes vingergaten, en de blokfluit zeven en een duimgat onderaan. De blokfluit werd meestal van hout gemaakt, maar ook van botten en rietstengels. De best bewaarde Middeleeuwse blokfluit is gevonden in de buurt van Dordrecht en werd gemaakt rond het jaar Jullie kunnen deze blokfluit op de foto zien.

10 Doedelzak In de middeleeuwen hadden ze ook al een doedelzak. Dit instrument is afkomstig uit Azië. Later werd het door de Schotten later als nationaal instrument gemaakt. De allervroegste exemplaren werden nog gemaakt van een gehele huid of blaas, en pas later werden afzonderlijke stukken aan elkaar genaaid. Een doedelzak kan veel of weinig pijpen hebben. Doedelzak en schalmei was een populaire combinatie in de Middeleeuwen. Er zijn zeer veel verschillende typen doedelzak, bijvoorbeeld het 'Lage landen' type met 2 bourdons. Bourdons zijn lange pijpen die een constante toon voortbrengen. In het geluidsfragment kun je heel goed horen dat er 1 constante toon voortdurend klinkt.

11 Snaarinstrumenten De snaarinstrumenten was de grootste groep, omdat deze het gemakkelijkst te maken waren. Je had tokkelinstrumenten die met de vingers werden bespeeld, maar ook strijkinstrumenten die met een strijkstok werden bespeeld. Op de afbeelding zie je een aantal verschillende snaarinstrumenten, zoals de vedel, de harp en het psalterium. Er werden verschillende soorten snaren gebruikt. De meeste instrumenten hadden snaren van schapendarm. Hiervoor werden de darmen schoongemaakt, geweekt, uitgerekt en dan in elkaar gedraaid om stevige snaren te bekomen. Voor tokkelinstrumenten werden soms ook metalen snaren gebruikt om een hardere toon te bekomen. Heel uitzonderlijk werden ook snaren van zijde of paardenhaar gebruikt. Snaren waren heel duur. Muzikanten werden daarom vaak betaald met snaren.

12 Vedel De vedel is de voorloper van de viool. Een vedel heeft 5 snaren. De klankkast is iets dieper dan die van de huidige viool en ook vierkanter van vorm. Aangezien de strijkstok pas rond het jaar 1000 zijn intrede deed in Europa, kwam dan pas de vedel in gebruik. De snaren van de strijkstok waren, net zoals nu nog steeds het geval is, gemaakt van paardenhaar. De strijkstok werd dan aanvankelijk gebruikt op de bestaande snaarinstrumenten zoals de luit. Achteraf is dit dan geëvolueerd naar het instrument de vedel. De vedel was vooral een instrument van de gegoede burgerij en hooggeplaatste personen. Het instrument stond in hoog aanzien bij de kerk. Je zag vaak afbeeldingen van mensen met vedels op kathedralen.

13 Psalterium Het psalterium kwam in verschillende vormen voor. De vorm was streekgebonden. De twee instrumenten op de foto zijn allebei psalteria, ze hebben gewoon een andere vorm. De basis van een psalterium was een houten kast met daarop snaren gespannen. Het instrument werd veel gebruikt tijdens de Middeleeuwen, tot ongeveer 1500. Het psalterium werd bespeeld op de schoot of op een tafel. Het werd ook met een riem rond de nek gehangen. Zoals je op de foto kunt zien, werd het instrument zowel met de vingers als met een plectrum bespeeld.

14 Luit Net zoals veel andere instrumenten heeft de luit haar oorsprong in het Midden-Oosten. De naam komt uit het Arabische “el oud”, wat het hout betekent. Het is een laat-middeleeuws instrument, het werd gebruikt vanaf de 13de eeuw. Het werd gemaakt uit verschillende stukjes hout die samen werden gevoegd. Het aantal snaren varieerde. Vroege luiten hadden 9 snaren, maar latere luiten hadden er vaak 15. De snaren zijn altijd dubbel, dus telkens 2 snaren voor 1 toon. De Middeleeuwse luiten werden gebruikt als begeleiding voor bijvoorbeeld fluit, zang of de vedel, maar zeker ook als melodie-instrument

15 Draailier De draailier is een laat-middeleeuws instrument. In de vroegste vorm was het een instrument voor twee personen. Eén persoon draaide aan een wiel dat de snaren deed trillen, een andere persoon speelde op de toetsen om de melodie te spelen. Later werd het dus een compacter instrument voor 1 persoon. Het is het eerste snaarinstrument waarop het toetsenprincipe werd toegepast, zoals nu ook op de piano. In de dertiende eeuw was het het ideale instrument voor dansmuziek. De draailier was een vrij ingewikkeld instrument. Het was een soort gemechaniseerde lier. Je had geen strijkstok meer nodig. Je hoefde alleen aan een wiel te draaien, en dan tokkelde de draailier vanzelf. Door op de toetsen te drukken, maak je de snaren eigenlijk korter of langer, waardoor de toonhoogte verandert. We zullen even voordoen hoe het werkt.

16 Slaginstrumenten Vanaf de 12de eeuw werden ook slaginstrumenten gebruikt, vooral om bij zang en dans de maat aan te geven. Er zijn verschillende soorten slaginstrumenten. De meest gebruikte zijn trommels, maar je hebt ook cimbalen en tamboerijnen. Trommels werden ook tijdens veldslagen vaak gebruikt om de vijand te intimideren en schrik aan te jagen.

17 Naker De naker is sinds de dertiende eeuw bekend in Europa, dankzij de kruistochten. De naker is afgeleid van de Arabische nakir, een soort timpaan, qua vorm vergelijkbaar met een pauk, een holle buik met een membraan erover gespannen. Het instrument is gemaakt van hout, metaal of aardewerk met een huid erover gespannen. Nakers werden meestal bespeeld in paren van verschillende toonhoogte met behulp van houten stokjes. Ze waren vaak klein genoeg om aan een riem rond het middel te worden gedragen.

18 Kerkelijke muziek De kerkmuziek heeft grote invloed gehad op de algemene ontwikkeling van de muziek. De kerk had financieel de mogelijkheden om zangers en instrumentalisten op te leiden. Zij betaalden ook vaak componisten om kerkelijke muziekstukken te componeren. Zo zijn er vandaag de dag nog veel muziekstukken uit de Middeleeuwen overgebleven die we nooit hadden gekend indien de kerk er niet voor had betaald. Ook de muzieknotatie is via de kerkelijke muziek ontstaan. De kerkelijke gezangen werden namelijk als heilig beschouwd, door God zelf in het oor gefluisterd. Er mocht niets aan veranderd worden. Daarom ging men de gezangen opschrijven zodat ze exact overgeleverd zouden kunnen worden. De kerk was dus in de middeleeuwen en nog lang daarna heel belangrijk op het vlak van muziek.

19 Belangrijkste ontwikkelingen
Vanaf de 9de eeuw koorscholen Samenzang of polyfonie Ars musicae Tijdens de mis werden altijd kerkelijke gezangen gezongen. Aanvankelijk deden de kanunniken dit zelf, maar ze begonnen steeds meer een beroep te doen op beroepszangers en koorknapen. Vanaf de 9de eeuw begonnen daardoor verschillende koorscholen te ontstaan. De kerk leidde op die manier zelf hun eigen kerkelijke koren op. Een van de belangrijkste koorscholen uit die tijd was in Luik. In die koorscholen ontwikkelde zich de samenzang of polyfonie. De oudste muziek in de christelijke eredienst was eenstemmig. Dat wil zeggen dat alle zangers op dezelfde toonhoogte zongen. Vanaf de 9de eeuw begon men dus de koren in te delen in verschillende groepen, waarbij de ene groep in een andere toonhoogte zong dan de andere. Men zong parallel aan de melodie een tweede melodie die een paar noten hoger of lager was dan het origineel. We laten hiervan even een voorbeeld horen. Verder had men ook nog de ars musicae ofwel de muziektheorie. Dit was naast andere vakken zoals wiskunde en taalkunde een van de vakken die binnen het klooster werden onderwezen. Er werd binnen de kerk dus zeer veel aandacht besteed aan de muziek. Iemand die de muziektheorie onder de knie had, had binnen de kerk en ook daarbuiten veel aanzien. De kerk keek echter neer op straatmuzikanten. Ze vonden hun losbandige muziek ondergeschikt aan de hemelse kerkmuziek.

20 Kerkelijke muziek in de lage landen
Verspreiding Christendom door psalmen Belangrijke muziekschool in Luik Symboliek Tijdens de kerstening van de Lage Landen werd het Christendom verspreid door de traditionele liederenzangers. Zij bekeerden zich tot het christendom en begonnen psalmen te zingen. Ze zongen deze niet in het Latijn maar in de volkstaal, zodat iedereen ze kon verstaan. Uit deze tijd stamt ook het lied Heliand, waarin het levensverhaal van de Heiland Jezus Christus wordt bezongen. Helaas hebben we hier geen geluidsfragment voor kunnen vinden. Tijdens het bewind van Karel de Grote werd de eerste zangschool in de Lage Landen opgericht, namelijk in Luik. De school werd gesticht door de Angelsaksische monnik Alcuinus. De focus lag vooral op het eenstemmige liturgische gezang, namelijk het gregoriaans. Van het schoolboek van Alcuinus zijn nog enkele fragmenten bewaard gebleven. Van de 10de tot de 14de eeuw was Luik een internationaal belangrijke muziekschool. In de Lage Landen volgde men de nieuwste ontwikkelingen in de kerkmuziek op de voet. Vanaf de 15de eeuw creëerden ze ook hun eigen compositietechnieken die grote invloed hebben gehad op zowel de kerkelijke als de hoofse muziek. De muziek stond bol van de hogere symboliek, bijvoorbeeld het gebruik van de heilige getallen 3 en 7. We hebben een voorbeeld van Vasilissa ergo gaude, een stuk dat werd gecomponeerd door Guillaume Dufay, een van de grootste componisten uit de 15de eeuw in de Vlaamse polyfonie. De symboliek die hier wordt gebruikt is dat de tenorlijn bestaat uit twee keer 49 noten, plus 2 eindnoten. In totaal heb je dan 100 noten. Het cijfer 100 werd in de Middeleeuwen gezien als een symbool voor boetedoening, wat leidt tot absolute eenheid. Alquinus van York

21 Kerkelijke componisten
Johannes Ciconia Componeren van kerkmuziek was niet zoals componeren van andere werken. Men moest de regels volgen die door God zelf waren opgesteld. Men mocht er absoluut niet van afwijken. Men zag het componeren van kerkmuziek dus ook niet als scheppen, want God had de muziek geschapen en de mens was enkel een instrument. De eerste componist die we zullen bespreken is Johannes Ciconia. Johannes Ciconia werd geboren in Luik en leefde tussen 1370 en Hij was de eerste grote componist uit de Nederlanden die internationale bekendheid kreeg. Hij woonde en werkte vooral in Italië, hij is daar ook gestorven. Een opvallend kenmerk van zijn muziek is dat hij de Franse stijl vermengde met de Noord-Italiaanse. Ciconia heeft toegedragen aan de verdere ontwikkeling van de meerstemmigheid door deze te verfijnen. Dit was eigenlijk een overgang van de late middeleeuwen naar de vroege renaissance. Zijn stijl kreeg de naam ars subtilior. Deze stijl vinden we terug in zijn werk sus une fontayne, het enige van zijn werk in deze stijl dat bewaard is gebleven. We laten hier even een stukje van horen.

22 Kerkelijke componisten
Guillaume Dufay De volgende componist die we willen bespreken is Guillaume Dufay. We hebben het daarnet al even over hem gehad. Hij werd geboren in Beersel en leefde tussen 1397 en Als jong ventje ging hij bij een kanunnik wonen en was hij koorknaap van de kathedraal van Kamerijk. Omdat hij al jong reizen maakte, werd zijn muziek beïnvloed door Engelse en Italiaanse componisten. Hij bleef als volwassene lange tijd in Italië. Toen hij definitief terugkeerde naar Vlaanderen, was hij ondertussen uitgegroeid tot een van de belangrijkste componisten van zijn tijd. Net zoals bij Johannes Ciconia markeren zijn werken de overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance. Hij schreef vele tientallen geestelijke werken. We laten als voorbeeld Ave Maris Stella horen, een werk geschreven voor 3 stemmen: 1 hoge en 2 lage.

23 Kerkelijke componisten
Josquin des Prez De laatste componist die we zullen bespreken is Josquin des Prez. Hij werd geboren in Doornik en leefde tussen 1445 en Zijn voornaam Josquin is afgeleid van het Vlaamse Joske. Hij leefde net zoals zijn voorgangers Johannes Ciconia en Guillaume Dufay in de overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance. Het werk van Josquin des Prez was vooral belangrijk in de Renaissance. Hij was zanger, componist en pedagoog. Qua muzikale ontwikkelingen was hij belangrijk omdat hij in de 15de eeuw een nieuwe stijl introduceerde waarin voor het eerst canon werd toegepast. Behalve aan de hoven in Italië en Frankrijk heeft hij ook aan het pauselijke hof in Rome gewerkt. De invloed van Joqsuin des Prez op latere componisten is groot. Bovendien heeft hij een zeer omvangrijk oevre nagelaten.

24 volksmuziek In dit hoofdstuk zullen we het hebben over de volksmuziek. Dit was van een heel ander kaliber dan de kerkelijke muziek die we net hebben besproken. Zoals het woord het zelf zegt, was dit muziek voor het volk. Het was dus lichte en speelse muziek die werd gespeeld op feesten, op de markt, op huwelijken, in de straat enzovoort. Deze muziek volgde veel minder een vast stramien omdat er niet zoals bij de kerkmuziek vaste regels opgelegd waren. Er werden heel veel verschillende instrumenten gebruikt. Een aantal van deze instrumenten hebben we in het eerste hoofdstuk laten zien.

25 Speelmannen, jongleurs, minstrelen, joculatores…
speellieden Speelmannen, jongleurs, minstrelen, joculatores… Niet altijd overal graag gezien Anoniem bestaan Volksmuziek werd in de eerste plaats gebracht door rondtrekkende speellieden. Zij reisden markten af, bezochten allerlei feesten en kermissen, kortom alle plaatsen waar veel volk kwam. Op die manier probeerden ze drank, voedsel en soms ook onderdak te verdienen. Er waren veel namen voor speelmannen: jongleurs zoals ze hen in Frankrijk noemden, joculatores in Spanje, en minstrelen in de Lage Landen en Engeland. De meeste speelmannen maakten niet enkel muziek, maar deden ook acrobatische toeren en goocheltrucs. Het woord jongleur komt daarvan (jongleren), en ons Nederlandse woord goochelaar is afgeleid van de Spaanse joculatores. De plaatselijke overheden waren niet altijd gelukkig met deze zwervende speellieden. In de Middeleeuwse samenleving keek men neer op iemand die geen vaste woon- of verblijfplaats had. Men kon zelfs een lijfstraf krijgen indien men geen vast beroep had. Daar kwam nog eens bij dat niet al het zwervende volk goede bedoelingen had. De steden hielden hen dus liever buiten de poort. Ook de kerk veroordeelde de speellieden en noemden hen ministri satanae, ofwel dienaren van de duivel. Ze zetten volgens de kerk namelijk aan tot uitbundigheid en onzedigheid. Tegen het einde van 14de eeuw veranderde dit wel en werden de speellieden graag geziene gasten bij feesten en door de stad en kerk georganiseerde evenementen. Er zijn nog rekeningen van de stad Antwerpen teruggevonden waarin staat aangegeven dat de stad verschillende speellieden had ingehuurd tijdens een optocht. De speellieden leidden een anoniem bestaan aangezien er niets van hun repertoire werd opgeschreven. We kunnen dus niet zeggen wie wat gecomponeerd heeft. Vanaf de 13de eeuw begonnen ze wel in de boekhouding te verschijnen, wanneer ze werden ingehuurd door een kasteelheer, stad of kerk. Zo zijn van sommige speellieden toch nog de namen overgleverd. Een voorbeeld is Comtessa de dia, een vrouwelijke jongleur. Van haar zijn 5 werken overgebleven. We laten even een voorbeeld horen.

26 volksmuziek Dit is een gravure van Lucas Van Leyden uit 1520, getiteld ‘De reizende gokelaer’.

27 Mondelinge overlevering Improvisatie Dansmuziek
Repertoire Mondelinge overlevering Improvisatie Dansmuziek Aangezien het opschrijven van muziek voorbehouden was voor kerkelijke muziek, werd de volksmuziek mondeling overgeleverd. Speellieden speelden bekende liedjes die hen werden aangeleerd door andere speellieden. Zo bouwden ze langzaam een repertoire op. Een van de bekendste Middeleeuwse liedjes in de Lage Landen, is het Egidiuslied. Als uitzondering op de regel bestaat van dit lied wel een schriftelijke versie. Deze vinden we terug in het Gruuthusehandschrift, dat werd opgesteld in Brugge aan het einde van de 14de eeuw. Het lied gaat over een man genaamd Egidius die gestorven is. De schrijver van het lied zingt over zijn verdriet en vraagt aan Egidius of er voor hem nog een plaatsje is in de hemel. We laten even een stukje van het Egidiuslied horen. Een belangrijk element in de volksmuziek was improvisatie. Veel muzikanten gebruikten een aantal bekende basispatronen en improviseerden er vrij op los. Dit is heel vergelijkbaar met hoe de hedendaagse jazzmuzikanten samenkomen om te “jammen”. In de volksmuziek had je ook specifieke muziek die bedoeld was om op te dansen. De bekendste dansvormen waren de estampie, de saltarello en de trotto. Die laatste twee kwamen oorspronkelijk uit Italië en werden door de reizende speellieden meegebracht naar onze streken. De saltarello is een springdans, zoals de naam ook al verklapt. Saltare is namelijk Italiaans voor springen. Deze dans en dus ook de muziek werd heel populair aan het hof tijdens de Middeleeuwen, maar ook in de Renaissance en de Barok bleef de saltarello nog voortbestaan. We laten even een kort voorbeeld van een saltarello horen.

28 Eerste druk in 1544 te Antwerpen
Antwerps liedboek Eerste druk in 1544 te Antwerpen Titel: Een schoon liedekens. Boeck inden welcken ghy vinden sult. Veelderhande liedekens. Oude en nyeuwe Om droefheyt ende melancolie te verdrijuen Op de lijst van verboden lectuur Geen melodie, enkel tekst Hout al aen, laet ons vrolic springen Een zeer belangrijk onderdeel van de Middeleeuwse volksmuziek is het Antwerps liedboek. Het is het oudste gedrukte liedboek dat we kennen waarin een zo groot aantal wereldlijke Nederlandse liederen zijn opgenomen. Het werd gedrukt in 1544, aan het einde van de Middeleeuwen dus. De meeste van die liederen waren toen al lang bekend door de traditionele mondelinge overlevering; velen kregen dan ook de aanduiding: 'oudt liedeken'. Veel liederen die voor het eerst in het Antwerps liedboek in druk zijn verschenen, zijn ook in de eeuwen erna bekend gebleven en in diverse liedbundels en verzamelbundels opgenomen. De volledige titel bij de eerste druk was: Een schoon liedekens. Boeck inden welcken ghy vinden sult. Veelderhande liedekens. Oude en nyeuwe Om droefheyt ende melancolie te verdrijuen. Het liedboek werd twee jaar na verschijning op de "Index Librorum Prohibitorum" geplaatst: de lijst van verboden lectuur van de Inquisitie van de Katholieke Kerk. De reden was vooral omdat er veen liederen in het boek stonden over losbandige monniken en nonnen. Door de censuur is er nog maar 1 volledig exemplaar van het boek overgeleverd. Het heeft dus weinig gescheeld of we hadden het boek nooit gekend. Enkel de teksten van de liederen zijn in het boek gedrukt, niet de melodie. Gelukkig hebben we van een groot aantal liederen toch de melodie kunnen achterhalen omdat ze in andere boeken zijn teruggevonden, met de melodie erbij. De reden waarom de melodie niet mee gedrukt werd, is omdat de liederen dan gedrukt konden worden in een klein boekje op zakformaat. De speellieden konden het boekje dus gemakkelijk meenemen. Omdat het allemaal bekende liedjes waren, kende iedereen de melodie toch al. Als voorbeeld laten we een stukje van het lied ‘Hout al aen, laet ons vrolic springen’ horen. Het lied gaat over een druk bezet hoertje. Ze zegt tegen haar man dat ze ziek is maar dat hij voor haar niet hoeft thuis te blijven. Vervolgens ontvangt ze twee “dokters”, een om acht uur en een om tien uur. De eerste man moet ze verbergen voor de tweede omdat die te vroeg is, en de tweede moet ze verbergen voor haar man omdat die onverwacht thuis komt.

29 Moderne ‘middeleeuwse’ muziek
Traditionelen: Estampie Omnia Modernisten Qntal Faun Corvus Corax Metal met Middeleeuwse invloeden: Saltatio Mortis Tanzwut Eluveitie De middeleeuwse volksmuziek is vandaag de dag nog springlevend, er zijn verschillende muziekgroepen die de muziek nog steeds spelen. Soms doen ze dat op dezelfde manier als dat deze origineel werd gespeeld, maar vaak maken ze er hun eigen versie van. Vooral in Duitsland is de muziek zeer populair. Er zijn drie grote stromingen te onderscheiden: De traditionelen. Zij brengen de Middeleeuwse muziek op een traditionele muziek, met traditionele Middeleeuwse instrumenten. De modernisten. Zij introduceren nieuwe instrumenten in de muziek, zoals synthesizer en drum. De metal met Middeleeuwse invloeden. Dit is metal, maar dan in combinatie met typische Middeleeuwse melodieën en vaak ook Middeleeuwse instrumenten.

30 Moderne ‘middeleeuwse’ muziek
Dit is een voorbeeld van een Saltarello, een danslied zoals we eerder al hebben gezien, uitgevoerd door de groep Corvus Corax. Zoals je kunt zien aan de grote massa publiek, is de Middeleeuwse volksmuziek nog springlevend. Corvus Corax gebruikt zowel moderne als traditionele instrumenten. In dit voorbeeld gebruiken ze onder andere de doedelzak en de naker. Corvus Corax - Saltarello

31 Hoofse muziek Het laatste hoofdstuk dat we willen behandelen is de hoofse muziek. De hoofse muziek behandelen we apart om dit nog een heel ander type muziek is. Aan het hof werd vooral gezongen over de hoofse liefde: de edelman of ridder die het hart van de schone jonkvrouwe moest veroveren. Maar de speellieden hadden ook nog een andere taak aan het hof, bijvoorbeeld te trompetten laten schallen als er een edelman of zelfs koning op bezoek kwam.

32 Minnezang Ontstaan in Frankrijk, later via Duitsland naar de Lage Landen gekomen Vaste vorm ‘Natureingang’: Ez sint guotiu niuwe maere, daz die vogel offenbaere singent, dâ man bluomen siht. zén zîten in dem jâre stüende wol, daz man vrô waere, leider des enbin ich niht: Mîn tumbez herze mich verriet, daz muoz unsanfte unde swaere tragen daz leit, das mir beschiht De lyrische stijl “minnezang” is ontstaan in Frankrijk in het midden van de 12de eeuw. Het is een verzamelnaam voor liefdesgedichten en –liederen uit de hoofse literatuur. Troubadours in Frankrijk begonnen liederen te schrijven over de verboden liefde aan het hof tussen een getrouwde vrouw en een dappere ridder of edelman. Omdat huwelijken in de hogere kringen eerder waren om politieke banden te versterken, was er zelfden liefde in het huwelijk. De minnezang was daarom voor de edelen en manier om de liefde uit te drukken die ze in hun eigen huwelijk tekort kwamen. In Frankrijk sprak men over “amour courtois”, later kwam de hoofse muziek overwaaien naar Duitsland en kreeg het de naam Minnesang. Minne is een oud Duits woord voor liefde. Die naam werd ook overgenomen in de Lage Landen aangezien het Duits en het Nederlands in die tijd nog meer op elkaar leek dan nu. Vooral in het begin volgde de minnezang een strakke, vaste vorm. De tekst moest bijvoorbeeld een vast rijmschema volgen. Heel typerend voor de minnezang is ook de ‘Natureingang’. Het lied begint dan met een beschrijving van de algemene atmosfeer. Het bestaat gewoonlijk uit de beschrijving van een seizoen met het daaraan aangepaste uitzicht van bloemen en bomen, gedrag van vogels enzovoort. Soms staat de Natureingang parallel met de gevoelens van de minnaar, maar soms wordt er ook een compleet tegenovergestelde atmosfeer beschreven om een contrast te creëren, zoals in dit voorbeeld. Vertaling: Het is goed nieuws, dat de vogels luidkeels zingen waar men bloemen ziet. In deze tijd van het jaar zou men blij moeten zijn, maar helaas, dat ben ik niet: mijn dwaze hart heeft mij verraden, en moet nu, treurig en somber, het leed verdragen dat mij ten deel valt Later werd de vorm van de minnezang vrijer en kwamen er allerlei variaties. Vanaf 1500 wordt de periode van de minnezang als beëindigd beschouwd.

33 Speellieden aan het hof
Zowel rondtrekkende speellieden als vast in dienst Entertainen van de hovelingen Militaire en ceremoniële taken Hertog Jan I van Brabant Rondtrekkende speellieden speelden maar al te graag voor de rijken aan het hof. De hovelingen betaalden uitgebreide vergoedingen aan speellieden die prachtige liederen konden spelen over de hoofse liefde. Er zijn aanwijzingen gevonden dat sommige speellieden zeer rijk zijn geworden door van hof naar hof te trekken en de hovelingen te vermaken. De betere muzikanten maakten carrière door steeds belangrijkere functies aan te nemen aan steeds grotere hoven. Sommige hoven hadden ook vaste speellieden in dienst. Zij moesten de ontvangst van bezoekers verzorgen en zorgden ook voor het nodige entertainment bij banketten. Omdat ze er netjes moesten uitzien aan het hof, kregen ze vaak ook mooie en weelderige kledij van hun werkgever. Hertog Albrecht van Beieren was aan het einde van de 14de eeuw graaf van Holland en Henegouwen. Uit zijn boekhouding leren we dat muziek aan zijn hof een belangrijke plaats innam. Bij elk huwelijk, doopfeest, toernooi enzovoort waren er altijd muzikanten aanwezig. Bij het doopfeest van zijn dochtertje stonden er zelfs meer dan 20 muzikanten op de loonlijst. Aan de grotere hoven waren ook trompetters en trommelslagers in diens om een aantal militaire en ceremoniële taken te verrichten, bijvoorbeeld het slaan van de trom vooraan de processie bij de intrede van zijn heer in een andere stad. Deze speellieden reisden mee met hun heer, van kasteel naar kasteel en van slagveld naar slagveld. Vanaf de 13de eeuw begonnen de edellieden zelf ook muziek te maken en te componeren. Een mooi voorbeeld daarvan is Hertog Jan I van Brabant. Hij schreef zelf een aantal minneliederen, en er zijn aanwijzingen dat hij deze ook zelf gezongen en gespeeld heeft.

34 Eerste dichter die minneliederen schreef in de Lage Landen
Hendrik van veldeke Eerste dichter die minneliederen schreef in de Lage Landen Geboren in Veldeke Eneasroman Codex Manesse Hendrik van Veldeke was de eerste dichter die in de Lage Landen minneliederen ten gehore bracht. Een dertigtal van zijn minneliederen zijn aan ons overgeleverd. In vergelijking met andere minnezangers uit zijn tijd, vallen zijn liederen op omdat hij humor en zelfs ironie gebruikte. Ook kenmerkend voor de liederen van Hendrik Van Veldeke, is dat hij graag met klanken speelde en losjes omging met het vaste rijmschema. Hendrik Van Veldeke werd geboren in Veldeke, een gehucht op het grondgebied van de huidige stad Hasselt. In Hasselt werd er een in 1928 standbeeld voor hem opgericht. Hij leefde tussen 1150 en 1184 en stierf dus jong. Zijn exacte leeftijd kennen we niet, maar we kunnen zeggen dat hij ongeveer 35 jaar geworden is. Van Veldeke haalde zijn inspiratie uit Latijnse bronnen. We weten dus dat hij hoog opgeleid was. Toch schreef hij bijna uitsluitend in de volkstaal. Zijn belangrijkste werk bijvoorbeeld, de Eneasroman, is volledig in het Limburgs van die tijd geschreven. Voor zover bekend is de Eneasroman de eerste hoofse roman in een Germaanse taal. In zijn latere werk gebruikte hij echter een mengeling van Middel-Limburgs en Middel-Hoogduits, vermoedelijk omdat hij zijn invloed meer naar Duitsland wou uitbreiden. De liederen van Veldeke zijn bewaard gebleven in een aantal Middelhoogduitse handschriften, waarin verscheidene liederen werden gebundeld. De belangrijkste van deze handschriften is de Codex Manesse. Het boek bevat 6000 strofen van 140 auteurs uit de periode van 1170 tot De naam “Manesse” werd gegeven omdat men ervan uitgaat dat de familie Manesse opdracht heeft gegeven om het handschrift samen te stellen. Zij hadden reeds een verzameling liederen die als basis diende voor de Codex Manesse. De afbeelding die jullie zien is een portret van Hendrik Van Veldeke in de Codex Manesse. Ook zijn wapenschild is afgebeeld.

35 Alse di vogele blidelike
Alse dî vogele blîdelîke Singende den somer entfân Ende der walt is louves rîke Ende dî blûmen scône stân, sô is der winter al vergân. Recht is dat ich dare wîke Dâ mîn herte stâdelîke Van minnen î was underdân. Een van de liederen van Veldeke uit de Codex Manesse, is “Alse die vogele blidelike”, wat betekent “als de vogels vrolijk zijn”. Het lied gaat over de overgang van de winter naar lente en zomer. We laten even een fragment horen.

36 Hendrik van veldeke Standbeeld van Hendrik Van Veldeke in Hasselt, opgericht op initiatief van het Hasselts Leesgezelschap. Aangezien men niet weet hoe Hendrik Van Veldeke eruit zat, stond de stichter van het gezelschap, Eugeen Leën, model voor het standbeeld.

37 Bedankt voor uw aandacht!


Download ppt "Muziek in de Middeleeuwen"

Verwante presentaties


Ads door Google