Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdAdriana Boer Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
deel-2 LEERDOELEN Kennismaking met model- en theorievorming in de sociologie (of eigenlijk de sociale wetenschappen in het algemeen) Toepassen van model- en theorievorming op onderwerpen van eigen wetenschappelijke of maatschappelijke interesse Specifiek: inleiding in en kennismaking met –semantische theorievorming –Speltheorie –Simulaties als methode van theorievorming
2
Simulatiemodellen Een abstracte versie van (een proces in) de werkelijkheid, ‘nagedaan’ in een computerprogramma Soorten simulatiemodellen Ter vervanging van de werkelijkheid –Vluchtsimulator –Bepalen van optimale afstelling van stoplichten –Botsproeven met auto’s –Tests voor de sterkte van constructies –SimCity –… Als methode om de implicaties van de handelingstheorie te onderzoeken dit is de typische toepassing in de sociale wetenschappen
3
Simulatiemodellen: gebruik Maak aannames over de relevante actoren, de wijze waarop ze interacteren en de context waarbinnen ze interacteren. Laat vervolgens de simulatie herhaaldelijk lopen, en bekijk hoe de resultaten van de simulatie afhankelijk zijn van hoe de input gedefinieerd is. Twee bijzondere gevallen: 1. Laat zien dat het mogelijk is dat een bepaalde situatie kan ontstaan ondanks dat je zou denken dat dit niet kan (‘existentiebewijs’) 2. Laat zien dat (bijna) altijd een zelfde situatie ontstaat, terwijl je zou denken dat dit sterk afhankelijk is van de inputs Algemene geval: Varieer de inputs, bekijk de resultaten van de simulatie na een bepaalde tijd en sla inputs en resultaten op. Herhaal dit vaak. Je hebt nu een databestand gemaakt, met daarin inputs en outputs van de simulatie. Analyseer dit databestand om er achter te komen hoe de inputs en de outputs met elkaar in verband staan.
4
Voorbeeld 2: “Setting standards” (zie reader) Boeken van Axelrod: “The evolution of cooperation” - Prisoner’s Dilemma (inclusief computertoernooi) “The complexity of cooperation” - meer over: ‘wat allemaal met relatief eenvoudige modelletjes kan’ O.a.: “Setting standards” Robert Axelrod
5
“Setting standards” We bekijken het geval waarbij een nieuwe standaard zich aan het uitontwikkelen is (vg. bijvoorbeeld de standaarden bij video, dvd, mobiele telefonie etc). Dit is enigszins Prisoner’s Dilemma-achtig, in de zin dat er voor de partijen deels dezelfde, deels tegengestelde belangen liggen: Liefst hebben alle partijen dat hun standaard wordt gekozen en zij het alleenrecht krijgen, maar niettemin prefereren ze een partnerschap met één of meer andere partijen boven terecht komen in de verkeerde standaard. Vraag: hoeveel standaarden zullen ontstaan, en welke partij gaat bij welke partij?
6
“Setting standards” Er zijn n bedrijven, ieder met grootte s De bedrijven komen op één of andere wijze tot een partitie van de gehele set bedrijven, bijv. stel n=8 { [1,2,3,5,7,8] [4,6] } of { [1,2,3] [4,5] [6,7,8] } of { [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] } (een partitie geeft dus een antwoord op de vraag hoeveel standaarden er komen, en wie met wie is) Aanname: ieder bedrijf weet voor iedere mogelijke partitie hoe tevreden hij zou zijn met deze partitie
7
“Setting standards” Het nut van bedrijf i om bij alliantie A te zitten wordt gedefinieerd als (p. 104 Axelrod) Met s j de grootte van bedrijf j A is op te delen in twee elkaar uitsluitende groepen C en D, C de ‘close rivals’ D de ‘distant rivals’ met A = C + D. >0, >0. Hier staat dus dat de waarde van een coalitie voor een bedrijf gelijk is aan de gezamenlijke grootte van de participerende bedrijven, minus voor iedere ‘distant rival’, en minus + voor iedere ‘close rival’. (je kunt zeggen: is het nadeel dat je hebt van een willekeurige partner, staat voor het extra nadeel dat je hebt als je directe concurrenten bij je in de coalitie zitten)
8
“Setting standards” We gebruiken hier argumentatie zoals bij het matching- voorbeeld (het koppelen van mannen aan vrouwen): Hoe de verschillende partijen precies tot de uiteindelijke verdeling komen, dat laten we in het midden, maar we verwachten wél dat de uiteindelijke partitie stabiel is (in evenwicht): Dwz –De uiteindelijke partitie moet zo zijn, dat als n-1 actoren zich houden aan deze partitie, de n e actor géén prikkel heeft om iets anders te kiezen (wat ook weer de definitie van Nash-evenwicht is) Extra eis van Axelrod: - het uiteindelijke aantal standaarden zal gelijk zijn aan 2
9
“Setting standards” in een Coleman-schema Sociale condities: Grootte van de partijen Sociale verschijnselen: Verdeling van partijen over coalities Wie/wat zijn de actoren? Bedrijven, doel=winst maken, ze proberen dit te doen door zo handig mogelijk een coalitie met andere partijen te kiezen Tot welk individueel gedrag leidt dit? Bedrijf A gaat bij …, Bedrijf B gaat bij …, etc Welke aannames zijn nodig voor je op het micro- niveau begint? Zie vorige slide Handelingstheorie ?
10
Setting standards: the UNIX case Bekijk zelf: Axelrod past zijn eigen model toe op “the Unix case” Axelrod vindt daar twee partities die in evenwicht zijn, waarbij één van twee opvallend dicht in de buurt zit van de echte uitkomst.
11
Setting standards
12
Setting standards: conclusie Soms is het handiger om je juist niet al te druk te maken over de precieze wijze waarop een bepaald resultaat tot stand komt, maar verstandig je te beperken tot uitspraken over het resultaat Niettemin: in Axelrod’s voorbeeld komt het hem wel héél erg goed uit dat hij besluit maximaal twee coalities toe te staan. -------------------- Het voorbeeld laat wel goed zien hoe met een relatief eenvoudig model zoiets complex als het ontwikkelen van standaarden kan worden onderzocht / voorspeld. Alternatief gebruik: kabinetsformaties, alliantievorming in andere sectoren (vliegtuigsector bijv.), etc
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.