Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
De tragedie
2
Waarom tragedies lezen?
Herkening en vreemdheid Herhaling met een verschil Eeuwige waarheid of werkingsgeschiedenis? Esthetische verzoening en pedagogische les
3
Herkomst begrip ‘tragedie’
Letterlijke betekenis tragoi = bokkenvel. In de 5de eeuw v.C. gaat het begrip verwijzen naar de lithurgie aan die elk voorjaar in Athene werd gehouden ter ere van god Dionysos (half mens/half bok), waarbij offerdienaren als satyrs zijn verkleed. Koren bezongen grote daden van deze god en gebeurtenissen rondom zijn orakel in Delphi. Verteller maakte zich los van het koor, bij Aeschylus worden dat er twee, bij Sophocles en Euripides drie of meer, waarmee liturgie tot liturgisch drama werd. Thema steeds de in zijn grootheid falende mens.
4
Wat is tragisch? Drie betekenissen:
Meest brede betekenis: iets verschrikkelijks Ontwikkeling van negatieve gebeurtenissen die met onvermijdelijke noodlottigheid leidt tot door niemand gewilde slechte (tragische) afloop Nog meer toegespitst: spelers betrokken die worden vermalen door dubbele en contradictoire logica
5
Tragiek en tragedie Tragiek slaat op gebeurtenissen in het leven
Tragisch besef slaat op inzicht in de tragiek van het leven Tragedie slaat op specifieke kunstvorm (Volgens George Steiner komt deze kunstvorm alleen in Europa voor)
6
Aristoteles’ definitie van de tragedie
De tragedie is de nabootsing van een 1) ernstige, 2) één-geheel-vormende handeling, die 3) een zekere grandeur heeft, in een aangenaam verzorgde taal, terwijl elk der beeldende middelen in elk der onderdelen kan voorkomen, een nabootsing door handelende personen en niet via een vertelling; een uitbeelding die langs de weg van 4) medelijden en 5) vrees juist 6) de loutering van dergelijke aandoeningen teweeg brengt. (Bron: Aristoteles: Poëtica, 4de eeuw v. C.) 1) spoudaios = ernstig, haastig [bij Grieken in 1500 regels, Shakespeare 3000, Sartre veelvoud], de kern rakend). Treurspelen (bij Euripides, overgangsvorm komedie; Shakespeare luchtige noot) 2) één-geheel-vormend: proloog brengt ons al in media res, voorgeschiedenis en passant, afsluiting snijdt verder verloop af 3) grootheid van handeling (geschiedenis ipv natuur; natuur ramp kan catestrofaal zijn, niet tragisch; bewust ipv obw; vrijheid ipv wetmatige of instinctmatige. Gaat om ethiek. Tragische held roept zelf onheil over eigen leven op) 4) medelijden: sympathie vanwege (partiële) onschuld van mens die meer te lijden krijgt dan hij door schuld verdient 5) vrees: dat je hetzelfde kan overkomen. Herkenning eigen schuld en onschuld, falen en lijden. 6) catharsis = loutering. Tragedie voert mens echter via medelijden en vrees boven deze uit, tot waar eerbied het wint van medelijden en standvastige aanvaarding van vrees.
7
Aanvulling op Aristoteles’definitie
Rol van noodlot, de moira, het Schicksal. Wijst op grote, verborgen orde van het bestaan: geen toeval, maar noodwendigheid. “Het tragische wordt beheerst door de spanning tussen vrijheid en noodwendigheid – een spanning die ondragelijk kan worden omdat beide, in hun volle tegenstrijdigheid, wáár zijn!”(Heering) “Zo maken de omstandigheden alleen het mensenlot ook niet tragisch: de vreemde levensloop van Oedipus, de watersnood van 1953, de ziekte, of voor Chamberlain de wereldsituatie in 1938 – maar ’s mensen aandeel erin. Zijn ‘schuld’ eraan, zijn onbedoelde, onvermijdelijke schuld” (Heering). De term ‘onvermijdelijke schuld’ heeft een innerlijke tegenstrijdigheid . Mens is zowel wel als niet verantwoordelijk! De Griekse treurspelen leren “dat de mens juist door zijn grootheid valt, in een ondoorgrondelijke noodwendigheid, waarin hij met en ondanks zijn eigen verantwoordelijkheid betrokken is” (18) Heering, H.J Tragiek. Van Aeschylus tot Sartre. Den Haag.
8
Oorzaken tragiek Hamartia (misrekening) Ate (verblinding)
Hubris (hoog-en overmoed) Hubris / hoovaardij is ‘moeder aller doodzonden inzowel Griekse als christelijke traditie)
9
De drie grote tragici Tragedieschrijvers staan in griekse godenschemering! Ionische wijsgeren: Zeus=Logos=noodlot (anankè). Tragedieschrijvers: welke rol heeft mens hierin? Ethiek op de kaart! Bij Aeschylus, Sophocles en Euripides grote verschillen! Aeschylus nog het sterkst in religieuze traditie, maar Zeus hier al kosmisch albestuur (waaraan ook ander goden onderworpen). Gerechtigheidsgedachte (Dikè) die hele wereld (natuur+mens) beheerst. Mens ontketent het noodlot door schending goddelijke Dikè. Dit gebeurt door ata (verblinding) en hybris (overmoed, grensoverschrijding). Sophocles: meer anthropocentrisch dan theocentrisch. Reeds Aias voltrekt zelf zijn noodlot. Goden staan erbij en kijken ernaar. Bij Oedipus thema van ata (verblinding). In Antigone staat hybris (grensoverschrijding) centraal. Is deze wel of niet in overeenstemming met Dikè? Het goede willend het kwade doen. Eenzamer rond de mens: godmacht ondoorzichtig, godspraak dubbelzinnig. Spanning tussen religieuze en humanistische dimensie. Euripides: nog antropocentrischer. Waar Aeschylus de nadruk legt op de lotbesturende Dikè en Sophocles op de strijd tussen het persoonlijk geweten en de transcendente wereldorde, daar concentreert Euripides zich op het menselijk vcrweer tegenover een onkenbaar lotsbestel. Noodlot regeert niet over mens, maar in hem. Geen goden, maar vergoddelijkte hartstochten en toeval. Als er al goden bij Euripides voorkomen, dan niet als bestuurders, maar veeleer als degenen die het lot doorbreken (Deus ex machina) Nota bene: Lang niet alle Griekse tragedies lopen slecht af!
10
Noodwendigheid versus vrijheid
Tragiek treedt op, waar in het leven van een verantwoordelijk mens noodwendigheid en vrijheid elkaar aanranden. Dit door verschillende factoren mogelijk: 1) Karakter van specifiek individu of van de mens als zodanig 2) Situatie: klassieke lot (moira of fortuna) of klassieke (tuchè) of moderne toeval (wonderlijke web omstandigheden, maatschappelijke structuur, publieke opinie, statistisch toeval) 3) Beginsel. Bij gewetenloosheid, geschipper of nihilisme geen tragiek. Er staan hoge dingen op het spel. 4) Combinaties van 1-3: a. Karakter en situatie (de omstandigheden werken er aan mee dat de ata, de verblinding, over hen is gekomen) b. Karakter en principe: lust versus ethisch beginsel c. Beginsel en situatie: idealisme dat stuk loopt op realiteit d. Strijd tussen beginselen (zeer klemmend): Antigone (familie vs staat), Hamlet (vergelding vs recht), doktor die – eindelijk avondje voor gezin – weer wordt opgepiept. e. Goede roept kwade op, of kwade is onmisbaar voor het realiseren van het goede Telkens wederzijdse aanranding van vrijheid en noodwendigheid. Mogelijke antwoorden: berusting, resignatie, gelatenheid, instemming met onmogelijkheid van de oplossing, affirmatie van strijdigheid Tragiek is eenzaam avontuur
11
TRAGISCHE SCHULD Zonder ethiek geen tragedie. Protest van de tragiek richt zich tegen onrecht van het lot. Tragische eironia: kleine dosis ata al voldoende. Is er sprake van schuld? Waar overmacht overheerst geen schuld (verstandsverbijstering). Tragedie berust op niet-volstrekte-noodwendigheid Als hele bestaan schuldig is (erfzonde, Heidegger) worden schuld en verantwoordelijkheid ijdele klank. Tragedie uitzonderlijk: is een kwestie van buigen of barsten. In het alledaagse leven schipperen we veelal Tragische schuld ook alleen bij absolute, onveranderlijke beginselen. Meestal is schuld gedeeltelijk (Oedipus deed ook veel goeds) Schuld vaak collectief. Voorbeeld Bijlmerramp Compromis kan ook tragisch zijn (Oreista loopt uit op compromis met moira!). Grens tussen compromis en geschipper is broos
12
TRAGISCHE VERZOENING Ook tragedie uit op verzoening, niet volstrekte levensharmonie (dat is de idylle), maar verzoening met inzicht in onontkoombaarheid. Dubbel leerstuk metafysisch inzicht dat het leven gebroken, eindig, lijden is peilt politiek-ethisch mogelijkheid van verstandige omgang met dit metafysische inzicht. Geen optimisme (politieke utopie) noch verzinking in pessimisme. Tegen alles of niets denken: eindigheid staat centraal.
13
Sophokles’ Antigone Deel van drieluik over Thebe (Koning Oedipus, Vader Oedipus, Antigone) Burgeroorlog: Eteokles vs Polyneikes (Oom) Kreon neemt macht over (Zus en Nicht) Antigone weerstreeft Kreon Catastrofe
14
Antigone Strijd tussen onverzoenbare wet van staat (polis) vs goddelijke wet (oikos)? Ja, maar wel te simplistisch! Kreoon is ook Antigone’s oom! Haar familieliefde is erg selectief. En Kreoon is wel erg rigide in zijn plichtsbesef! Probleem zit niet in hun gelijk, maar in beperkte karakter ervan. Kernscene waarin Kreoon bijna wordt overtuigd: slaat om met tragische gevolg (n.b. gevoelige afhankelijkheid van begintoestand). Onbetekenende wordt meest betekenisvolle; miniemste meest dramatische, toevallige meest onherroepelijke.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.