De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Fiscale eindejaarstips en nieuwe wetgeving voor ondernemers met een B

Verwante presentaties


Presentatie over: "Fiscale eindejaarstips en nieuwe wetgeving voor ondernemers met een B"— Transcript van de presentatie:

1 Fiscale eindejaarstips en nieuwe wetgeving voor ondernemers met een B
Fiscale eindejaarstips en nieuwe wetgeving voor ondernemers met een B.V.

2 Bevorderen ondernemerschap
fiscale stimulansen verhoging MKB winstvrijstelling geen urencriterium zelfstandigenaftrek alleen te verrekenen met winst verruimen en stroomlijnen KIA ook KIA voor zeer zuinige auto’s en nulemissie auto’s innovatiebox (alleen in de B.V.) winst met een octrooi of S&O-activa wordt onbeperkt belast tegen 5% verliezen zijn alleen in 2009 en 2010 aftrekbaar tegen 25,5% De MKB-winstvrijstelling stelt een vast percentage van de winst vrij van belasting. Hiervoor geldt thans nog de voorwaarde dat wordt voldaan aan het urencriterium. Deze voorwaarde vervalt. Hybride en deeltijdondernemers krijgen daardoor ook MKB- winstvrijstelling. Hybride ondernemers zijn mensen die naast een baan een onderneming hebben. Deeltijdondernemers zijn mensen die in deeltijd (zonder baan ernaast) ondernemen, bijvoorbeeld in combinatie met de zorg voor kleine kinderen. Voorts verhoogt het kabinet de MKB- winstvrijstelling van 10,5 naar 12%. Voor starters verandert er niets. Als een niet-startende ondernemer in een jaar een verlies heeft of een te lage winst om de volledige zelfstandigenaftrek te kunnen verzilveren, kan hij het niet verrekende deel van de zelfstandigenaftrek maximaal 9 jaar vooruit wentelen. De termijn van 9 jaar sluit aan bij de termijn van de voorwaartse verliesverrekening. Het volledig omzetten van de ZA in de MKB winstvrijstelling zou een MKB winstvrijstelling van 25% opleveren (toptarief voor ondernemers dus 39%. Het gaat om een voordeel van maximaal 10,3% van de autoprijs (bij een IB-tarief van 42% en rekening houdend met een MKB- winstvrijstelling van 12%) dan wel van maximaal 12,8% van de autoprijs (bij een IB- tarief van 52% en een MKB-winstvrijstelling van 12%). Deze maximumpercentages gelden tot een totale investeringswaarde in het kalenderjaar van € Bij de afweging tussen directe aanschaf en lease spelen naast fiscale echter ook andere, niet-fiscale, overwegingen een rol, zoals de financiering van de auto. Ten aanzien van de keuze om een aangekochte personenauto tot het privé- of het ondernemersvermogen te rekenen, zal de uitbreiding van de KIA naar zeer zuinige personenauto’s de prikkel vergroten om de personenauto tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Deze keuze bestaat echter alleen als sprake is van een auto die zowel privé als zakelijk wordt gebruikt (keuzevermogen). Innovatiebox en WBSO De voorgestelde maatregel houdt in dat de vermindering van afdracht in % betreft van de eerste € van de totale S&O-loonsom en 14% van de resterende S&O-loonsom. De grens van € was in het Fiscaal stimuleringspakket voor 2009 en 2010 nog op € gesteld. De voorgestelde maatregel betekent een ophoging van € Het liquiditeitsvoordeel houdt in dat ondernemers met een S&O-loonsom van meer dan € in 2010 over een nog groter deel het hoge percentage afdrachtvermindering kunnen toepassen. verruimt het kabinet de mogelijkheden voor innovatieve ondernemers om gebruik te maken van de octrooibox. Het schrapt de plafonds voor zowel octrooi-activa als S&O-activa, verlaagt het effectieve tarief naar 5% en legt in de wet vast hoe met exploitatieverliezen dient te worden omgegaan. Door het gelijktrekken van S&O-activa met octrooi-activa erkent het kabinet het belang van innovatieve activiteiten in de breedste zin van het woord. Door het afschaffen van de plafonds wordt de innovatiebox aantrekkelijker voor software en bedrijfsgeheimen. Software is niet octrooieerbaar. Bedrijfsgeheimen wel, maar worden veela niet geoctrooieerd omdat het octrooiregister openbaar is. Via de S&O- route kunnen deze bedrijven toch van de innovatiebox gebruik maken. Bij deze faciliteit is geen sprake van verboden staatssteun. De activiteiten die in de innovatiebox zijn ondergebracht zijn zeer divers. Het betreft activiteiten van kwekers tot farmaceuten en technische ondernemingen. Uit signalen uit de praktijk is echter naar voren gekomen dat het gebruik van de innovatiebox tot nu toe minder groot is dan bij de introductie werd verwacht. Dat betekent ook dat als er als gevolg van de box meer octrooiaanvragen zijn gedaan, het aantal in ieder geval beperkt zal zijn. Het tegenvallende gebruik tot nu toe heeft aanleiding gegeven tot de thans voorgestelde verruiming van de reikwijdte en verlaging van het tarief. Octrooien zijn een van de indicatoren die gebruikt kunnen worden om innovatie en R&D-ontwikkelingen te meten. Met de innovatiebox wordt beoogd innovatiewinsten tegen een verlaagd tarief te belasten. Er zijn verschillende manieren om dit te bereiken. Gekozen is voor een gunstige variant voor het bedrijfsleven waarbij de voortbrengingskosten tegen het normale tarief in aanmerking kunnen worden genomen. Om ervoor te zorgen dat vervolgens alleen de winst als resultante van het verschil tussen opbrengsten en kosten tegen het verlaagde tarief wordt belast, zal logischerwijs voor de opbrengsten ter grootte van de voortbrengingskosten ook het normale tarief moeten gelden. Slechts de winst wordt tegen 5% in aanmerking genomen. Dit is vormgegeven door voor de voortbrengingskosten en de opbrengst ter grootte van de voortbrengingskosten het normale tarief te laten gelden en daarboven het tarief van 5%. volgens welke criteria wordt beoordeeld of er sprake is van innovatieve werkzaamheden die in aanmerking komen voor de octrooibox. Om in aanmerking te komen voor de box dient sprake te zijn van een immaterieel actief ter zake waarvan aan belastingplichtige een octrooi is verleend dan wel dat is voortgevloeid uit een S&O-activiteit waarvoor aan de belastingplichtige een S&O-verklaring is verstrekt. Bij de aanvraag om een S&O-verklaring vindt een beoordeling plaats van de in de aanvraag omschreven werkzaamheden, waarbij wordt uitgegaan van het technische niveau van de inhoudingsplichtige dan wel de belastingplichtige. De in de aanvraag omschreven werkzaamheden moeten gericht zijn op technisch-wetenschappelijk onderzoek of de ontwikkeling van voor de aanvrager technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, (onderdelen van) fysieke productieprocessen, (onderdelen van) programmatuur of op daaraan voorafgaand in Nederland verricht haalbaarheidsonderzoek. Daarbij dient, zoals hierboven al opgemerkt, wel een 24immaterieel actief te ontstaan. Het enkel verrichten van bijvoorbeeld een haalbaarheidsonderzoek zal daartoe onvoldoende zijn december 2009

3 Bevorderen ondernemerschap
Investering samenvoegen (in een jaar) 2*€ 2.200= nihil 1*€ 4.400= 1*28% KIA = € (2009: € 1.050) Investering spreiden (over twee jaar) 1* € = € (2009: € ) 2* € = 2* 28% KIA = € (2009: € ) De stroomlijning hangt samen met de huidige schijfgrenzen in de KIA. Deze schijfgrenzen leiden ertoe dat de omvang van de KIA grillig verloopt: als de ondernemer 1 euro extra investeert, kan dit leiden tot een sterke daling van de KIA. Maximale KIA € 52% -/- 12% mkb = 45,76% (*28% = 12,813%) 42% -/- 12% mkb = 36,96% (*28% = 10,349%) december 2009

4 Is een B.V. financieel aantrekkelijk?
Verschillen in de IB en de Vpb MKB winstvrijstelling van 10,5% naar 12% (en in 2011 wellicht naar 14%) Zelfstandigenaftrek en andere ondernemersaftrekken Maximale belastingdruk: in de B.V. (winsten tot €  %, daarna en vanaf 2011, 44,125%) in de IB (belastbaar inkomen = winsten vanaf € , 45,76%) Realiseert de DGA zelf de winst (d.w.z > 90%), dan afromen netto managementfee = loon DGA Een BV is alleen interessant bij hoge winsten (vanaf € ), en aanwezigheid personeel De DGA die vanuit zijn holding-BV één of meer werk-BV’s aanstuurt en daarvoor een managementfee in rekening brengt, moet erop bedacht zijn dat die managementfee bepalend is voor het salaris dat hij bij zijn holding-BV moet opnemen. Rechtbank Haarlem heeft dat uitgangspunt in een recente procedure nadrukkelijk aanvaard. De rechtbank stelde het gebruikelijk loon vast op de managementfee minus de daarin begrepen vergoeding voor enkele specifieke kosten, de pensioenkosten en een bescheiden winstmarge. Maarten Beek was directeur-enigaandeelhouder van Beek Holding BV. Beek bezat via zijn holding 50% van de aandelen in BV X, een middelgroot bouw- en aannemingsbedrijf. De andere 50% van de aandelen in BV X was in handen van zijn compagnon. Beek voerde het management over BV X vanuit zijn holding. Beek’s managementfee voor 2005 was € Over datzelfde jaar had Beek bij zijn holding een salaris opgenomen van € , minder dan de helft van de managementfee. De inspecteur vond die verhouding te scheef. Hij stelde dat Beek’s salaris in belangrijke mate (voor 30% of meer) afweek van het voor hem geldende gebruikelijke loon, het salaris dat Beek bij een derde-werkgever had kunnen verdienen. De inspecteur leidde dat gebruikelijke loon af uit de managementvergoeding: hij verminderde de managementfee van € met de daarin begrepen vergoeding voor enkele specifieke kosten én de pensioenlasten en kwam uit op een gebruikelijk loon van € Beek’s salaris stelde hij vast op 70% daarvan, rekening houdend met de in de wet voorgeschreven aftrek van de 30% doelmatigheidsmarge. Met dezelfde uitgangspunten herrekende de inspecteur Beek’s salaris over de voorgaande jaren. Dat leidde tot een naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 2001 tot en met 2005 van € , mét een verzuimboete van € Beek verzette zich tegen die naheffingsaanslag, een procedure volgde. Rechtbank Haarlem was het eens met de benadering van de inspecteur om het gebruikelijk loon uit de managementfee af te leiden, maar bij die berekening moest nog wél rekening gehouden worden met een winstopslag in de managementfee. De inspecteur kon zich daar – bij nader inzien – wel mee verenigen; hij stelde een winstmarge voor van 3 à 4%. De adviseur van Beek vond dat veel te laag: zijns inziens moest de winstmarge zeker op 25% worden gesteld. Ter onderbouwing van die marge voerde hij aan dat de holding-BV het risico liep dat Beek ziek of arbeidsongeschikt zou worden. Beek had zich in privé niet verzekerd voor dat risico. Als Beek ziek of arbeidsongeschikt zou worden, zou de omzet in de BV wegvallen, terwijl de BV contractueel gehouden was om het salaris van Beek door te betalen. De rechtbank verwierp dat verweer. In de arbeidsovereenkomst tussen Beek en zijn holding-BV was vastgelegd dat de BV hem de kosten van een vrijwillige ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekering zou vergoeden. Nu Beek er voor gekozen had om die verzekeringen in privé niet af te sluiten, kon hij zijn inkomensschade bij ziekte of arbeidsongeschiktheid realiter niet verhalen op de BV. Omdat de adviseur de bepleitte 25% marge niet nader had onderbouwd, ging de rechtbank akkoord met de door de inspecteur voorgestelde 4% winstmarge: die marge kwam de rechtbank ‘niet onaannemelijk voor’. Beek stelde wel met succes dat in zijn managementfee ook een vergoeding begrepen was voor de door zijn vrouw verrichte werkzaamheden voor BV X; zij verrichte in deeltijd administratieve diensten voor het bouwbedrijf. De rechtbank stelde Beek’s salaris over 2005 als volgt vast: - Managementfee - Af: winstopslag van 4% €   4.301 pensioenlasten overige kosten €   1.949  loonkosten echtgenote  - Gebruikelijk loon ====== Beek had over 2005 een salaris van € genoten. Dat was in belangrijke mate minder dan het voor hem geldende gebruikelijke loon van € De rechtbank stelde Beek’s salaris vast – na aftrek van de 30% doelmatigheidsmarge – op 70% van het gebruikelijk loon, ofwel op € Het na te heffen loon over 2005 kwam zo berekend uit op € De rechtbank herrekende op eenzelfde wijze het na te heffen loon over de voorgaande jaren. Dat leidde tot een vermindering van de naheffingsaanslag tot € De rechtbank verminderde ook de verzuimboete. De inspecteur had de verzuimboete ten onrechte hoger vastgesteld dan het wettelijk maximum van € Dat boetebedrag verminderde de rechtbank met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn van het proces. Commentaar Deze uitspraak is slecht nieuws voor veel DGA’s. De rechtbank gaat er mee akkoord dat het gebruikelijke loon wordt vastgesteld op de ‘geschoonde’ managementvergoeding, met aftrek van een bescheiden winstopslag. Anders gezegd: het salaris dat de DGA elders, bij een derde-werkgever had kunnen verdienen, wordt gelijkgesteld aan de netto managementfee. De rechtbank becijfert zo het salaris met een minutieuze rekenkundige aanpak. Dat het verschil tussen het herrekende én het genoten salaris niet meer is dan € (voor een vol jaar!) doet er niet toe. Deze strakke aanpak biedt weinig ruimte voor de praktijk. In vergelijkbare situaties kan hooguit een wat ruimere winstmarge worden verdedigd; de adviseur uit de procedure heeft op dat punt niet best gescoord. Uit de beschikbare gegevens is niet af te leiden of deze uitspraak een verbijzondering is van de afroommethode. Zie voor een toelichting op deze methode BelastingBelangen 2007 nr 4: Management-fee in de BV bepaalt hoogte gebruikelijk loon DGA. Met name is niet duidelijk of in de berechte casus voldaan is aan de basiseis voor toepassing van de afroommethode, te weten dat de omzet in de (holding-)BV voor 90% of meer door de DGA is verdiend met zijn werkzaamheden als directeur. De reikwijdte van deze uitspraak staat daarmee nog niet helemaal vast. Deze uitspraak zal zeker een vervolg krijgen. BelastingBelangen houdt u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen. december 2009

5 Bevorderen ondernemerschap
verruiming verliesverrekening in de B.V. geldt alleen in 2009 en 2010 naar keuze kan de achterwaartse verliesverrekening met twee jaar worden verlengd de voorwaartse verliesverrekening wordt dan met drie jaar gekort, tot maximaal 6 jaar verlenging willekeurige afschrijving investeringen in bedrijfsmiddelen in 2010 mogen in twee jaar worden afgeschreven ook voor zeer zuinige personenauto’s bijv. scheepvaartbeleggingen Versoepeling verliesrekening / carry back Hoe was het? Bedrijven kunnen hun verlies verrekenen met de winstbelasting die ze in het verleden hebben betaald (carry back). Ondernemers voor de inkomstenbelasting kunnen hun verlies 3 jaar terug verrekenen, ondernemers voor de vennootschapsbelasting 1 jaar terug. Om in aanmerking te komen voor een voorlopige beschikking over de verliesverrekening moet de aangifte over het verliesjaar zijn gedaan en moet de aanslag over het jaar waarmee wordt verrekend definitief zijn vastgesteld. Hoe wordt het? Belastingplichtigen kunnen versneld een voorschot op de verliesverrekening over verkrijgen. In plaats van de aangifte neemt de Belastingdienst genoegen met een redelijke schatting van het verlies over 2008 op basis van bijvoorbeeld een voorlopige jaarrekening. Verder is het niet nodig dat de aanslag over het jaar waarmee het verlies wordt verrekend definitief is vastgesteld. Een voorlopige aanslag is al voldoende. De liquiditeitsimpuls bedraagt 335 miljoen euro in 2009. Wat betekent het? Deze maatregel levert direct liquiditeit op voor die bedrijven die over 2008 verliezen hebben gemaakt. Feitelijk betekent dit een versnelling van de uitbetaling van de belastingteruggaaf met minimaal een half jaar. Willekeurig afschrijven Verlengen willekeurige afschrijving Om de liquiditeits- en financieringspositie van bedrijven die voor vervanging- of uitbreidingsinvesteringen staan te verbeteren heeft het kabinet besloten met ingang van 2009 een tijdelijke willekeurige afschrijving in te voeren. Deze maatregel geldt alleen voor investeringen die in 2009 worden verricht. Om ook ondernemingen die in 2010 investeringen verrichten de mogelijkheid te geven deze in twee jaar af te schrijven (maximaal 50% in 2010 en maximaal 50% in 2011) en daarmee het bedrijfsleven een extra liquiditeitsimpuls te geven heeft het kabinet besloten om deze maatregel met een jaar te verlengen. Onder deze maatregel vallen ook de investeringen in zeer zuinige personenauto’s (NnavV) Bij het verlengen van de tijdelijke willekeurige afschrijving tot in 2010 te verrichten investeringen zal de uiterste termijn voor ingebruikname voor deze investeringen eveneens met eenzelfde periode wordt verlengd tot 1 januari 2013. Staatssecretaris De Jager van Financiën wil voorkomen dat er een onbedoeld dubbel voordeel ontstaat bij investeringen in zeeschepen. Het gaat om het gecombineerd inzetten van de willekeurige afschrijving en het tonnageregime. De Jager verduidelijkt dat de willekeurige afschrijving wordt teruggenomen wanneer er binnen 10 jaar wordt overgestapt naar het tonnageregime, waarna er alsnog wordt afgerekend. Hiermee wordt een onevenredig fiscaal voordeel voorkomen. De verheldering wordt opgenomen in een ministeriële regeling die per 1 januari 2010 zal ingaan. Tijdelijke willekeurige afschrijving De uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving is bedoeld om investeringen in bedrijfsmiddelen te stimuleren en is onderdeel van het pakket aan maatregelen om de crisis te bestrijden van het kabinet. Investeringen in zeeschepen vallen onder meer onder deze regeling. Door de willekeurige afschrijving kunnen bedrijven investeringen die in het kalenderjaar 2009 plaatsvinden in twee jaar afschrijven, maximaal de helft in 2009 en de helft in In twee jaar mag iedereen die deelneemt aan de investering een evenredig deel van de totale kosten van een zeeschip aftrekken van de belastingen. De toekomstige winsten lopen daardoor op en worden alsnog normaal belast. Per saldo is er dus vooral sprake van een liquiditeits- en rentevoordeel om de zeescheepvaart te stimuleren. Het tonnageregime Het tonnageregime is een regeling waarbij ondernemers in de zeescheepvaart ervoor kunnen kiezen hun winst te bepalen op basis van de nettotonnage (vervoerscapaciteit) van hun schepen. Dat gebeurt dan in plaats van de winst uit normale bedrijfsuitoefening, die meestal hoger is. december 2009

6 Winst in 2009 of in 2010 kosten/lasten uitstellen of juist naar voren halen later of eerder kosten maken voorzieningen opvoeren of laten vrijvallen reserveren voor onderhoudskosten extra afschrijven of afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde winst vervroegen levering of verkoop van een bedrijfsmiddel met winst levering bij verkoop van een gedeelte van een onderneming Spelen met de tarieven. In 2009 start het toptarief van 25,5% bij € In 2008 was dat bij € Stel verlies in 2009, kan op verzoek 3 jaar worden teruggewenteld. Eerste jaar is dus Top tarief was toen 29,6%. In 2007 begon het toptarief al bij € Als er nog verliezen te compenseren zijn is het zaak in 2009 winst te maken. Alleen liquiditeitsvoordeel en heel soms tariefsvoordeel. Vorm een voorziening 1. Uitgaven vinden oorsprong in feiten of omstandigheden voor balansdatum 2. Redelijke mate van zekerheid dat kosten zich voordoen 3. Uitgaven moeten aan periode kunnen worden toegerekend Koppeling met commerciële jaarstukken Kosten en te verwachten lasten Inhaal kosten oude jaren toegestaan Reorganisatievoorziening In enig jaar heeft groothandelsconcern X NV de aandelen van Y BV verworven. Y BV is het moederbedrijf van het grootwinkelbedrijf Y met eigen winkels en eigen personeel. Tot de bestaande X organisatie behoorden al de Z winkels. Het is de bedoeling van X om Y als zodanig geheel te laten verdwijnen en op te laten gaan in de Z-organisatie. Dit voor zowel de groothandel als de winkelorganisatie. Daartoe vormt X in haar aangifte vennootschapsbelasting een reorganisatievoorziening. De voorziening is nader onder te verdelen in een a. voorziening voor harmonisatie pensioenen en arbeidsvoorwaarden b. voorziening voor integratiekosten c. voorziening voor verhuiskosten en d. voorziening voor claims secundair marktgebied. Antwoord Ad a. Het is de bedoeling om de pensioenregeling en de arbeidsvoorwaarden van de Y- en Z-groep gelijk te trekken. Er zijn garanties afgegeven. Voor de extra kosten wordt een voorziening gevormd. De oorsprong van de uitgaaf is gelegen in het reorganisatiebesluit. Voorts is er een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven worden gedaan, zodat ook aan de tweede voorwaarde, zoals gesteld in het Besluit, wordt voldaan. Deze kosten zijn echter te kenmerken als loonkosten. Belastingplichtige wil in feite een voorziening voor hogere loonkosten. Dat is in strijd met de derde voorwaarde genoemd in het Besluit. Aan de derde voorwaarde wordt voldaan indien aannemelijk is dat bepaalde toekomstige bedrijfsuitgaven, a. niet zijn toe te rekenen aan toekomstige voordelen, en b. ook naar hun aard geen kosten zijn van de toekomstige jaren. Loonkosten dienen te worden toegerekend aan het jaar waarin de arbeidsprestatie wordt verricht. Deze kosten zijn naar hun aard jaarlasten. De kosten kunnen niet worden voorzien. Voor zover de lastenverhoging betrekking heeft op oude jaren kan er wel een voorziening worden gevormd. (zie verder het betreffende besluit) Afstoten van een bedrijfspand waarbij de huur moet worden doorbetaald. `toekomstige huurtermijnen kunnen in de voorziening. n december 2009

7 Vergroening en mobiliteit
zeer zuinige auto’s en nulemissieauto’s krijgen diverse faciliteiten Basis is de ombouw van de BPM naar een CO2-emissiebelasting dit kost de staat geen geld! ombouw staat los van de kilometerbeprijzing (“kastje van Camiel”) zeer zuinige auto benzine en aardgas: CO2 uitstoot tot 110gr/km diesel: CO2 uitstoot tot 95gr/km MRB en BPM nihil 14% bijtelling indien auto van de zaak 0% bijtelling indien nulemissieauto Vamil regeling (willekeurig afschrijven) KIA De maatregelen op het gebied van vergroening en mobiliteit zien met name op het stimuleren van schone en zuinige auto’s via de BPM, de MRB en de bijtelling privégebruik auto van de zaak. De fiscale maatregelen in dit belastingplan op het vlak van voertuigen zijn daarom niet alleen gericht op het stimuleren van zuiniger auto’s, maar ook op het verbeteren van de luchtkwaliteit. Dit belastingplan bevat de volgende maatregelen op het vlak van vergroening: ␣ uitbreiding bonus voor de categorie zuinige personenauto’s in de BPM; ␣ invoering nihiltarief voor zeer zuinige personenauto’s; ␣ intensivering investeringsfaciliteiten voor zeer zuinige auto’s; ␣ verlaging bijtelling privégebruik voor nulemissieauto’s; ␣ verlenging vrijstelling nulemissieauto’s in de BPM; ␣ stimulans Euro-6 dieselpersonenauto’s in de BPM; ␣ technische correctie aardgasauto’s in de BPM; ␣ vrijstelling voor beprijzingsproeven in het kader van Anders Betalen voor Mobiliteit; ␣ fiscale faciliteit voor afgraving van oude stortplaatsen in de afvalstoffenbelasting. De afbouw van de BPM vindt plaats onder gelijktijdige verhoging van de MRB voor personenauto’s en bestelauto’s van particulieren. Mocht de kilometerbeprijzing niet of later worden ingevoerd, dan zal de afbouw van de BPM trager verlopen. Als onderdeel van het Fiscaal stimuleringspakket heeft het kabinet voor investeringen in 2009 een tijdelijke willekeurige afschrijving ingevoerd. Deze willekeurige afschrijving heeft ook betrekking op zeer zuinige personenauto’s. Het kabinet geeft dit onderdeel een structureel karakter door het opnemen van deze personenauto’s in de Regeling Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (Vamil-regeling). Voordat die maatregel kan worden ingevoerd, zal eerst nog bij de Europese Commissie worden afgetast of deze maatregel past binnen de Europese kaders. (NnavV)Na nader onderzoek kan de conclusie getrokken worden dat het fiscaal bevorderen van zeer zuinige auto’s een generieke maatregel is die gebaseerd wordt op een objectieve uitstootnorm en daarom geen staatssteun vormt. De zeer zuinige auto kan daarom zonder goedkeuring van de Europese Commissie onder de Vamil worden gebracht. Daarnaast voegt het kabinet zeer zuinige auto’s, waaronder elektrische auto’s, met ingang van 1 januari 2010 toe aan de bedrijfsmiddelen die in aanmerking kunnen komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. De zeer zuinige auto – waaronder de elektrische auto - valt op basis van het onderhavige belastingplan per 1 januari 2010 onder de kleinschaligheidsaftrek en de Vamil-regeling. De Vamil biedt aan ondernemers de mogelijkheid een investering op een zelf bepaald moment af te schrijven. Daarnaast vallen de zeer zuinige auto’s onder de tijdelijke willekeurige afschrijving die met een jaar verlengd wordt tot en met De aanschaf en het gebruik van de elektrische auto wordt daarnaast afzonderlijk fiscaal gestimuleerd. De milieu-investeringsaftrek en de Vamil-regeling bieden voor 2009 en 2010 faciliteiten voor het aanschaffen van de elektrische auto’s. Deze faciliteiten vormen een aanvulling op de andere faciliteiten voor zeer zuinige personenauto’s zoals de BPM-vrijstelling, het nihiltarief in de MRB en de verlaagde bijtelling. Deze faciliteiten kunnen cumuleren, hetgeen ook de bedoeling is. Het kabinet heeft besloten een landelijke kilometerprijs gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieukenmerken te introduceren. De opbrengst van de bestaande BPM, MRB en BZM wordt geheel omgezet in het kilometertarief. Een afschaffing ineens van de BPM zou ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het bestaande wagenpark van ondernemers en particulieren. Daarom heeft het kabinet gekozen voor een gefaseerde afbouw in de periode Deze gefaseerde afbouw is in 2008 van start gegaan door middel van de zogenoemde vluchtheuvelvariant: de BPM wordt in vijf jaar tijd met stappen van telkens 5% van het (budgettaire) niveau van 2007 afgebouwd onder gelijktijdige en evenredige verhoging van de MRB. In 2013 wordt de eerste stap gezet van 12,5% afbouw. Deze afbouw van de BPM met de bijbehorende verhoging van de MRB is tot en met het jaar 2013 vastgelegd in het Belastingplan Vanaf 2013 resulteert dit in een BPM met een budgettair belang van 62,5% van het niveau in Deze BPM zal volledig zijn gebaseerd op CO2-uitstoot. Deze omzetting van de BPM naar een op CO2 gebaseerde grondslag geschiedt budgettair neutraal Het uitgangspunt is dat in het jaar waarin de laatste personenauto overgaat naar het regime van de kilometerprijs, de BPM voor 75% zal zijn afgebouwd. Gedurende de twee jaren daarna wordt de laatste 25% BPM in twee stappen afgebouwd tot nul. Voor het jaar 2010 is sprake van een verhoging van de MRB-tarieven voor personenauto’s en bestelauto’s van particulieren met 8,4%. december 2009

8 Vergroening en mobiliteit
zuinige auto alle auto’s met een CO2-uitstoot van ten hoogste 120gr/km BPM bonus € 750 20% bijtelling indien auto van de zaak auto van de werkgever bijtelling 0%, 14%, 20% of 25% bij een sluitende kilometeradministratie, geen bijtelling bij < 500km privé verklaring fiscus geen privé gebruik 5 fouten in de kilometeradministratie, correctie bijtelling en boete 50% (vindt de fiscus, moet zijn 25%) of kiezen voor privé auto en zakelijke kilometers declareren à 19 eurocent. Ook de elektrische auto heeft geen bijtelling. december 2009

9 Arbeidsmarkt en inkomensbeleid
kleine banen voor werknemers < 23 jaar loongrens € 600 per maand geen premieplicht voor de ZVW en werknemersverzekeringen in 2010 wel loonheffing uitbreiding afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers die een vervolgopleiding starten afdrachtvermindering € 500 De kleinebanenregeling behelst een premievrijstelling voor de werknemersverzekeringen en het op nul stellen van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. De kleinebanenregeling is met name een arbeidsmarktmaatregel, met als doel het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. Van een kleine baan is sprake ingeval de werknemer jonger is dan 23 jaar en het loon lager is dan een voor die leeftijd bepaalde loongrens. Zo geldt voor een 22-jarige bijvoorbeeld een grens van ! 600 per maand. De vrijstelling van premieheffing over het loon van jongeren met een kleine baan vanaf 2010 leidt direct tot lagere financiële lasten voor werkgevers. De loonkosten voor kleine banen van jongeren vallen in 2010, inclusief het op nul zetten van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, ongeveer 15% lager uit. Daartoe is in genoemd tweede lid opgenomen dat tantièmes, gratificaties en andere beloningen die in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend, bij het bepalen of het loon over de grens van de kleine banentabel gaat niet worden meegenomen. Per saldo komt het er op neer dat alleen het vaste loon (dus zonder bijvoorbeeld vakantiegeld en een dertiende maand) meetelt voor de vraag of de grens wordt gepasseerd. Als de grens met het vaste loon niet wordt gepasseerd en het nultarief dus van toepassing is, geldt dat nultarief voor het totale loon (dus inclusief het incidentele loon). Als leeftijd van degene die de werkzaamheden heeft verricht, geldt dus de leeftijd op het genietingsmoment. Per 1 januari 2011 komt dit onderdeel binnen de afdrachtvermindering onderwijs te vervallen. Korte bijspijkercursussen en dergelijke vallen dus niet onder de afdrachtvermindering, het moet gaan om een opleiding van enige omvang met een substantiële inhoud. het volgen van een deel van de opleiding waarmee bijvoorbeeld een deelcertificaat wordt behaald is ook voldoende. het gaat om opleidingen die voorkomen in het zogenoemde Crebo-register en het Croho-register. Zowel instellingen in het bekostigde onderwijs als overige commerciële instellingen kunnen deze opleidingen aanbieden. Daarbij zal tevens een overeenkomst moeten worden opgesteld tussen de werknemer, de inhoudingsplichtige en het opleidingsinstituut waarin onder andere de opleiding, de omvang daarvan en het opleidingsniveau worden vastgelegd.Voorts moet de inhoudingsplichtige om in aanmerking te komen voor de afdrachtvermindering ten minste 50% van de kosten van de opleiding voor zijn rekening nemen. Tot slot is er geen samenloop mogelijk met de overige onderdelen van de afdrachtvermindering onderwijs. december 2009

10 Boetebeleid verhoging verzuimboete bij niet nakoming aangifteplicht
max. boete was € 1.134, wordt € 4.920 beleid: IB aangiften boete € 984, Vpb aangiften € pas na herinnering en aanmaning invoering verzuimboete bij niet nakoming betalingsverplichting nieuw. max. boete € opgelegd door de Invorderaar verhoging vergrijpboete wegens verzwijgen box 3 inkomen tot 300% Uitdrukkelijk is bekeken of de hoogte van de verschillende boeten nog in verhouding staan tot de ernst van het beboetbare feit. Artikel 67a van de AWR is in werking getreden per 1 januari Daarvóór was de verzuimboete, destijds nog: verhoging of ordeboete, opgenomen in artikel 9 van de AWR. De verzuimboete bedroeg toen fl De verzuimboete wegens betaalverzuimen bij aangiftebelastingen, nu opgenomen in artikel 67c van de AWR, bedroeg daarentegen destijds 10% van de niet of niet tijdig betaalde belasting. Het aanzienlijke verschil tussen beide verzuimboeten kan worden verklaard vanuit de theorie dat bij aanslagbelastingen de inspecteur de belastingschuld vaststelt, waarbij de aangifte slechts een hulpmiddel is, terwijl bij aangiftebelastingen de belastingplichtige of inhoudingsplichtige zelf de verantwoordelijkheid draagt voor een tijdige betaling van de verschuldigde belasting, en gebreken daarin hem dus zwaarder worden aangerekend. Per 1 januari 1998 is het verschil tussen beide verzuimboeten al verkleind; de verzuimboete wegens aangifteverzuimen bij aanslagbelastingen werd toen gesteld op maximaal fl , en de verzuimboete wegens betaalverzuimen bij aangiftebelastingen op maximaal fl Nu wordt voorgesteld om het verschil geheel op te heffen, waaruit spreekt dat de verantwoordelijkheid voor een tijdige aangifte bij aanslagbelastingen even zwaar weegt als de verantwoordelijkheid voor een tijdige betaling bij aangiftebelastingen. Binnen het wettelijk maximum geven het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, en daarvóór het Voorschrift Administratieve Boeten 1993, regels voor de op te leggen verzuimboete. Het huidige besluit bepaalt dat bij aangifteverzuimen bij aanslagbelastingen de verzuimboete 20% van het wettelijk maximum bedraagt als het om een aangifte inkomstenbelasting gaat, en 50% als het om een aanslag vennootschapsbelasting gaat. Bij betaalverzuimen bij aangiftebelastingen bedraagt de verzuimboete 2% van de niet of niet tijdig betaalde belasting. Door dit beleid is het verschil tussen de verzuimboeten van de artikelen 67a en 67c van de AWR in de praktijk in het algemeen niet zo groot als de wettekst suggereert. dat een verzuimboete wegens aangifteverzuimen bij aanslagbelastingen pas wordt opgelegd nadat de belastingplichtige is herinnerd aan zijn aangifteverplichting en vervolgens is aangemaand tot nakoming. De verzuimboete is in zoverre dus een uiterst middel. In de eerste plaats weerspiegelen de huidige maxima van de verzuimboeten niet het gelijke belang dat moet worden toegekend aan de aangifteverplichting bij aanslagbelastingen enerzijds en de betaalverplichtingen bij aanslag- en aangiftebelastingen anderzijds. Ten tweede wordt de aangifteverplichting bij aanslagbelastingen onvoldoende nageleefd, hetgeen een zeer verstorend effect heeft op de processen van de Belastingdienst. Ten derde past de verhoging van de verzuimboete wegens aangifteverzuimen bij aanslagbelastingen bij de in het begin van dit jaar ingezette aanscherping van het beleid, waarbij duidelijkere, strakkere en eenvoudigere regels worden gegeven. Mede om die reden zijn ook de verzuimreeksen vervallen, en is de verzuimboete vastgesteld op een gemiddeld bedrag. Zoals in het voorgaande aangekondigd heft het kabinet de discrepantie tussen de huidige regeling van verzuimboeten en het gelijke belang van de betalingsverplichting bij aanslag- en aangiftebelastingen op door het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van een aanslagbelasting aan te merken als een verzuim. Een dergelijke verzuimboete is nieuw. december 2009

11 Verbeteren fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder
doorschuiffaciliteit bij schenken aanmerkelijk belang aandelen de B.V. drijft een materiële onderneming beleggingsvermogen valt niet onder de faciliteit de verkrijger moet minimaal 36 maanden als bestuurder (zie KvK inschrijving) in dienst zijn geweest bij de B.V. de verkrijger moet binnenlands belastingplichtig zijn aanpassen doorschuiffaciliteit bij vererven van aanmerkelijkbelang aandelen toegevoegd alleen bij een materiële onderneming als beleggingsvermogen wordt uitgekeerd als dividend is op verzoek geen dividendbelasting verschuldigd. De uitkering verlaagd de verkrijgingsprijs Voorbeeld 1 (aangepast in NnavV) Belastingplichtige A bezit alle aandelen in X-bv. De waarde van de aandelen in X-bv bedraagt 1 000, waarvan 800 toerekenbaar is aan het ondernemingsvermogen en 200 aan het beleggingsvermogen van X-bv. Zijn verkrijgingsprijs bedraagt 500. A schenkt alle aandelen in X-bv aan zijn zoon B. De overdracht krachtens schenking vormt een vervreemding van de aandelen voor de waarde in het economische verkeer, zijnde Voor het deel dat toerekenbaar is aan het ondernemingsvermogen ad 840 ( %) wordt bij toepassing van de doorschuifregeling geen vervreemding geconstateerd. Resteert een vervreemding voor het deel dat ziet op het beleggingsvermogen ad 160. A kan van zijn verkrijgingsprijs 160 hierop in mindering brengen, waardoor per saldo bij A geen vervreemdingvoordeel wordt geconstateerd. Hierna heeft A nog 340 aan verkrijgingsprijs over. Dat gedeelte van de verkrijgingsprijs wordt doorgeschoven naar B. De verkrijgingsprijs voor B bedraagt 500, bestaande uit 160 voor het deel van de overdracht dat bij A een vervreemding vormt, plus 340, zijnde het restant van de verkrijgingsprijs van A dat wordt doorgeschoven naar B. De verkrijgingsprijs voor B bedraagt 500, bestaande uit 160 voor het deel van de overdracht dat bij A een vervreemding vormt, plus 340, zijnde het restant van de verkrijgingsprijs van A dat wordt doorgeschoven. Voorbeeld 2 (aangepast in NnavV) Dezelfde uitgangpositie als in voorbeeld 1, maar nu verkoopt A alle aandelen in X- bv aan B voor 750. Ook deze overdracht vormt een vervreemding van de aandelen voor de waarde in het economische verkeer, zijnde De ontvangen tegenprestatie ad 750 wordt zoveel mogelijk toegerekend aan de waarde in het economische verkeer van de aandelen voor zover toerekenbaar aan het beleggingsvermogen van X-bv. Het beleggingsdeel is 160, zodat van de tegenprestatie 160 hieraan wordt toegerekend. Het restant van de tegenprestatie is 590 en dat wordt aan het ondernemingsvermogendeel toegerekend. Voor het deel van de waarde in het economische verkeer van de aandelen dat toerekenbaar is aan het ondernemingsvermogen (840) wordt bij toepassing van de doorschuifregeling geen vervreemding geconstateerd, voor zover voor dat deel geen tegenprestatie is ontvangen. Voor dit deel bedraagt de tegenprestatie 590, zodat voor 250 (de gift) bij toepassing van de doorschuifregeling de vervreemding wordt teruggenomen. Bij A resteert een vervreemding voor 750. De schenker kan zijn volledige verkrijgingsprijs (500) hierop in mindering brengen, waardoor per saldo bij A een vervreemdingvoordeel wordt geconstateerd ten bedrage van 250. De verkrijgingsprijs voor B bedraagt 750, zijnde het deel van de overdracht dat bij A een vervreemding vormt. Omdat A zijn volledige verkrijgingsprijs in aanmerking heeft genomen, wordt geen verkrijgingsprijs van A doorgeschoven naar B. De voorgestelde doorschuifregeling werkt dus als volgt uit: • indien geen sprake is van een schenking of een andere gift, moet er worden afgerekend; • indien sprake is van een schenking, moet er over de waarde van de aandelen toerekenbaar aan het beleggingsvermogen worden afgerekend en kan de waarde van de aandelen toerekenbaar aan de materiële onderneming worden doorgeschoven; • indien sprake is van een andere gift, moet er over de waarde van de aandelen toerekenbaar aan het beleggingsvermogen worden afgerekend, alsmede over hetgeen meer wordt ontvangen dan die waarde. De doorschuifregeling werkt ook bij niet familieleden. Er bestaat een risico dat de schenking dan voortvloeit uit de dienstbetrekking. Hangt van de feiten af. Aanpassing doorschuiffaciliteit vererven van aanmerkelijkbelang-aandelen toegevoegd wordt de eis dat het moet gaan om een materiële onderneming (= gelijkschakeling met schenking) een vordering gehouden door een BV, bijv. ontstaan bij bedrijfsopvolging is geen ondernemingsvermogen! Bestaande situaties worden ontzien. afrekenen over het deel dat is aan te merken als beleggingsvermogen als beleggingsvermogen wordt uitgekeerd als dividend is op verzoek geen dividendbelasting verschuldigd. het dividend verlaagd dan de verkrijgingsprijs van de AB-aandelen doorschuiffaciliteit is ook van toepassing bij een legaat tegen inbreng de indiensttijdeis van 36 maanden geldt niet bij overlijden december 2009

12 Verbeteren fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder
aanpassing betalingsfaciliteit overdracht AB-aandelen niet langer beperkt tot de familiekring alleen bij schuldigerkenning (bij schenking geldt de nieuwe doorschuiffaciliteit Als de Holding van de DGA de aandelen in de werk-BV tegen een te lage prijs overdraagt 10 jaar rentedragend uitstel van betaling uitbreiding betalingsfaciliteit tbs-regeling geen vermogenstoets geldt ook bij overdracht tegen schuldigerkenning en bij schenking Ingeval niet de dga zelf maar zijn houdstervennootschap de aandelen voor een lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer overdraagt, wordt bij de dga een dividenduitdeling geconstateerd. Dit is een regulier voordeel waarop de doorschuifregeling niet kan worden toegepast. Daarom wordt voor deze situaties de wet aangepast, zodat voor de inkomstenbelastingheffing die samenhangt met de dividenduitdeling uitstel van betaling kan worden verkregen. In geval van schenking van een ter beschikking gestelde onroerende zaak kan de betalingsfaciliteit die is opgenomen in artikel 25, veertiende lid, van de Invorderingswet 1990 worden toegepast. Deze betalingsfaciliteit is bedoeld voor situaties waarin het terbeschikkingstellingsregime wordt beëindigd zonder dat de zaak wordt vervreemd. Het kabinet breidt de reikwijdte van deze betalingsfaciliteit uit waardoor deze faciliteit ook geldt indien de verkrijger de overdrachtsprijs schuldig is gebleven of de zaak geschonken heeft gekregen. In geval van schenking van een onroerende zaak geldt er naast de betalingsfaciliteit geen doorschuiffaciliteit in de tbs-regeling. Uitbreiding betalingsfaciliteit tbs-regeling In de Invorderingswet 1990 is geregeld dat een terbeschikkingsteller uitstel van betaling van verschuldigde inkomstenbelasting krijgt voor ten hoogste tien jaar in de situatie waarbij de terbeschikkingstelling wordt beëindigd zonder dat de ter beschikking gestelde zaak wordt vervreemd Het kabinet introduceert namelijk een betalingsfaciliteit voor de inkomstenbelasting die is verschuldigd bij beëindiging van een terbeschikkingstelling van een zaak wegens een vervreemding van de ter beschikking gestelde zaak aan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon indien die persoon de overdrachtsprijs schuldig is gebleven of de zaak geschonken heeft gekregen. december 2009

13 Verbeteren fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder
eenmalige geruisloze inbreng tbs-pand in B.V. geldt alleen in 2010 geen IB en geen OVB boekwaarde wordt doorgeschoven de OG-eigenaar dient 90% van het geplaatste kapitaal te bezitten/verkrijgen in de BV waarin het pand wordt ingebracht De BV behoeft geen materiële onderneming te drijven de tbs-regeling wordt uitgebreid tbs-vrijstelling (lijkt op MKB winstvrijstelling) HIR en KER mogelijk Eenmalige geruisloze inbreng tbs-pand in BV. Met de invoering van de Wet IB 2001 is de terbeschikkingstellingsregeling (hierna: tbs-regeling) geïntroduceerd. De tbs-regeling houdt in dat de terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan een nv of bv waarin de belastingplichtige of een naast familielid een aanmerkelijk belang heeft, wordt belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden. Een pand dat vóór 2001 ter beschikking was gesteld aan de bv, is met ingang van 1 januari 2001 automatisch in de tbs- regeling terecht gekomen. Indien men het ter beschikking gestelde pand vervolgens zou willen overdragen aan de ‘eigen’ bv, leidt deze overdracht tot de heffing van inkomsten- en overdrachtsbelasting. Teneinde de tbs-regeling te verzachten opent het kabinet daarom de mogelijkheid om een ter beschikking gesteld pand in te brengen in een nv of bv zonder heffing van inkomstenbelasting (door middel van doorschuiving van de boekwaarde) en zonder heffing van overdrachtsbelasting. Hierbij wordt overigens niet de voorwaarde gesteld dat het pand reeds vóór 2001 ter beschikking is gesteld. De faciliteit geldt voor de periode van één jaar, te weten gedurende Gedurende deze periode kan men ervoor kiezen om het ter beschikking gestelde pand (alsnog) in te brengen in een nv of bv. Een belastingplichtige kan de inbrengfaciliteit eveneens toepassen door de ter beschikking gestelde onroerende zaak in te brengen in zijn (bestaande) houdstermaatschappij die de onroerende zaak vervolgens verhuurt aan de vennootschap waaraan de onroerende zaak ter beschikking is gesteld. Uitbreiding tbs-regeling Niet alle ondernemingsfaciliteiten zijn van toepassing, omdat een tbs geen organisatie van kapitaal en arbeid is. Maar vanwege de grote tariefverschillen voor EMZ, BV versus TBS krijgt de TBS meer faciliteiten (12% tbs-vrijstelling) december 2009

14 Verbeteren fiscale positie van de directeur-grootaandeelhouder
versoepeling gebruikelijk loon regeling de gebruikelijk loonregeling blijft buiten toepassing bij beloningen < € 5.000 de beloning wordt bezien vanuit het gehele concern dus niet per B.V. over het loon is wel LB verschuldigd de gebruikelijk loon regeling is ook van toepassing op de partner van de DGA het gebruikelijk loon wordt per B.V. beoordeeld maar kan door een lichaam (bijv. de holding) worden uitbetaald Tijdelijke regeling om gebruikelijk loon lager vast te stellen. Is de omzet in het eerste halfjaar van 2009 en/of 2010 gedaald ten opzichte van het eerste halfjaar van Dan mag het gebruikelijk loon dalen naar rato van dat omzetverlies. Het omzetverlies mag niet zijn veroorzaakt door incidentele oorzaken. De R-C of de dividenduitkering mag niet zijn toegenomen. december 2009

15 De DGA en de aftrek van kosten
kosten zijn aftrekbaar, tenzij uitsluitend gemaakt met het oogmerk op persoonlijke behoeftebevrediging geen redelijk denkend ondernemer kan volhouden dat de kosten zijn opgeroepen uit zakelijke motieven kosten mede zijn ingegeven door persoonlijke behoeftebevrediging van de DGA onbelaste kostenvergoeding altijd doen, maar zorg vooraf voor een goede onderbouwing voor kleine regelmatig terugkerende uitgaven grote uitgaven declareren bij ziekte onbelaste vergoeding stopzetten december 2009

16 Voorbeelden van (beperkt) aftrekbare kosten
aktetas (v) bijscholing (Cursussen en trainingen) (v) businessseats (b) computer (a) fiets (a) fototoestel (a) gas en water (f) inrichting telewerkplaats (a) lidmaatschap (v)(niet sociëteit, golfclub, rotary)(n) maaltijden en consumpties (f) personeelslening (f) producten uit eigen bedrijf (f) parkeerkosten (n) relatiegeschenken (b) representatie (b) v = volledig aftrekbaar a = volledig aftrekbaar d.m.v. afschrijving f = volledig aftrekbaar, forfaitbedrag is loon b = beperkt aftrekbaar n = niet aftrekbaar Aktetas, volledig aftrekbaar BTW terug te vragen indien factuur op naam van de BV. Businessseats Waar de DGA of de werknemer op zit = representatie, 73,5% aftrekbaar, of € of 0,4% loonsom. waar de klant op zit = relatiegeschenk, 73,5% aftrekbaar etc BTW 6% (BUA) Computer Vergoeding en verstrekking alleen onbelast als: - gebruik nagenoeg geheel zakelijk is Bij zakelijk gebruik is onbelast: - bij computers etc. duurder dan € 450, de jaarlijkse afschrijvingskosten Bij niet zakelijk gebruik (privé-pc) is belast: - gedurende 3 jaar, 30% van de economische waarde Papier, cartridges, cd-roms etc. mogen bij zakelijk gebruik onbelast worden vergoed/verstrekt Fiets Max € 749 incl BTW. Voor woning-werk 1 x per 3 jaar jaarlijks € 82 vergoeding voor accessoires Gas en water Wonen en werken in een pand. Totale nota is aftrekbaar. Bijtelling voor privegebruik voor forfaitbedragen € 121 per maand plus forfaitbedragen voor inwonende gezinsleden. Lidmaatschap van Rotaries, golfclubs, etc. is een standsuitgave. Zakelijke maaltijden Buiten normale werktijd uur, zakenlunches voor 73,5% aftrekbaar. Indien prive element in maaltijd dan loon naar forfaitbedragen. Inrichting telewerkplaats - één keer in de vijf jaar - maximaal € incl. BTW - werknemer werkt minimaal 1 dag/week thuis - werknemer werkt met computer, fax, modem etc. (telematica) - er is een schriftelijk telewerkcontract Te combineren met vergoeding werkruimte, pc van de zaak, telefoonkostenvergoeding, verstrekking electra en verwarming, regeling kinderopvang Renteloze personeelslening - moet zijn verstrekt door de werkgever - lening verstrekt ten behoeve van zakelijk gebruikte zaken (bijv. computer) of anders onbelast te verstrekken zaken (bijv. OV-jaarkaart), rentevoordeel onbelast - lening ten behoeve van de eigen woning, rentevoordeel onbelast, mits werknemer verklaart dat de rente anders tot aftrekpost zou hebben geleid - lening ten behoeve van consumptieve doeleinden, verschil tussen berekende rente en normrente van 5,3%, belast als loon Producten uit het bedrijf van de werkgever - korting maximaal 20% van de waarde in het economische verkeer, per product - korting maximaal € 500 per jaar - niet benutte ruimte kan 2 jaar worden doorgeschoven (maximale korting €1.500) WEV= goedkoopste detailhandelsprijs incl. BTW Parkeerkosten Bij auto van de zaak, volledig aftrekbaar Bij prive auto gebruikt voor zakelijke doeleinden, 19cr/km. Parkeerkosten zijn niet apart te vergoeden. Relatiegeschenken en representatie beperkt aftrekbaar en vaak loon tegen eindheffing. BUA. december 2009

17 Voorbeelden van (beperkt) aftrekbare kosten
seminars (congres, excursie, studiereis) (b) software (v) sponsoring (v) stomerij en wasserij (n) telefoon, internet, modem, fax (v) vakliteratuur (soms ook kranten en tijdschriften) (v) verhuiskosten (f) vervoer (trein, bus, taxi) (v) vliegtuig (n) waakhond (n) werkruimte (b) woon-werkverkeer (b, n) zakenlunch (b) v = volledig aftrekbaar a = volledig aftrekbaar d.m.v. afschrijving f = volledig aftrekbaar, forfaitbedrag is loon b = beperkt aftrekbaar n = niet aftrekbaar Seminars etc Beperkt aftrekbaar, 73,5%. Of 100% aftrekken en € bijtellen of 0,4% van de loonsom. Sponsoring Zolang het zakelijk element overheerst is er sprake van reclame en zijn de kosten volledig aftrekbaar. BUA Telefoon, internet, modem, fax - vergoeding / verstrekking is onbelast wanneer - het “relatief daadwerkelijke zakelijke gebruik” bedraagt meer dan 10% Vakliteratuur - onbelast te vergoeden, tenzij het vakblad al op kantoor wordt verstrekt - 2e krantenabonnement (indien werknemer in privé al een krantenabonnement heeft) Verhuiskosten - kosten van overbrenging, plus - herinrichtingskosten, maximaal van € 7.750 Voor wie? voor werknemers die en > 25 km van hun werk wonen en binnen 2 jaar na aanvaarden baan of bedrijfsverhuizing en < 10 km van hun werk gaan wonen Werkruimte - zelfstandig onderdeel van de woning (apart verhuurbaar) - indien elders kantoor, 70% van het loon wordt verdiend in de werkruimte - indien niet elders kantoor, 70% van het loon wordt verdiend in of vanuit de werkruimte, en minstens 30% in de werkruimte - kosten van inrichting zijn eveneens niet aftrekbaar. Woon-werkverkeer - onbelast tot 19ct/km - openbaar vervoer onbelast te vergoeden - vaste onbelaste reiskostenvergoeding (ten minste 70% van het aantal werkdagen 214 dagen = jaar: dus bij 150 dagen kan voor 214 dagen worden vergoed.va Vliegtuigen en waakhonden zijn niet aftrekbaar tenzij een zakelijk motief kan worden aangetoond Zakenlunch 73,5% aftrekbaar etc. december 2009

18 Fiscale vereenvoudigingen
werkkostenregeling administratieve lastenverlichting kosten die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking maakt vrijstelling van 1,4% van de fiscale loonsom voor vergoedingen en verstrekkingen, ongeacht de vraag in welke mate hierin een beloningselement schuilt wel nog een gebruikelijkheidstoets vastlegging van vergoedingen en verstrekkingen per werknemer niet meer nodig Vereenvoudiging loonheffingen De kabinetsplannen met betrekking tot de loonheffingen bestaan uit de volgende twee fundamentele pijlers: 1. uniformering van het loonbegrip 2. vereenvoudiging vrije vergoedingen en verstrekkingen. Momenteel zijn er 29 categorieën vergoedingen en verstrekkingen waarvoor regels gelden, zoals bijvoorbeeld werkkleding, kerstpakketten, laptops, fietsen en bedrijfsfitness. Op grond van het nieuwe stelsel, genaamd werkkostenregeling, vervallen veel regels. Voor door de werkgever aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen komt er een forfaitaire vrijstelling van 1,5% van de fiscale loonsom (exclusief eindheffingsbestanddelen). Dit forfait wordt aangevuld met nog slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen voor zakelijke kosten. Over het meerdere – boven het algemene forfait – vindt een eindheffing ten laste van de werkgever plaats. De nieuwe opzet maakt het tevens overbodig (de waarde van) verstrekkingen toe te rekenen aan de individuele werknemer. Met deze wijzigingen wordt een substantiële reductie bereikt van de administratieve lasten van werkgevers en van de uitvoeringslasten van de Belastingdienst. Voor zover het totale bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen de forfaitaire ruimte overschrijdt én daar geen gerichte vrijstelling voor geldt, komt de belasting over het meerdere voor rekening van de werkgever. De gerichte vrijstellingen, samengesteld uit absoluut of relatief omvangrijke kostensoorten, vormen een voortzetting van de huidige regelingen. Om het zakelijk karakter vast te kunnen stellen blijven de thans geldende voorwaarden in stand. De verhuiskostenregeling is wat dat betreft een buitenbeentje: verhuiskosten vallen in het algemene forfait, tenzij sprake is van een bedrijfsverplaatsing december 2009

19 Fiscale vereenvoudigingen
niet onder de werkkostenregeling vallen de zogenaamde gerichte vrijstellingen reiskosten, zowel zakelijk als woon-werk tijdelijke verblijfkosten cursussen e.d. studiekosten extraterritoriale kosten (ex-pats) verhuiskosten in het kader van een bedrijfsverplaatsing rentevoordeel hypothecaire leningen outplacementkosten Op basis van de nieuwe inzichten en rekening houdend met de diverse kosten die ofwel in het forfait zitten (al of niet met een specifieke (nihil) waardering) of buiten het forfait worden gehouden zal het forfait in de structurele situatie 1,40% bedragen mede omdat de outplacementkosten, verhuiskosten en rentevoordeel van hypothecaire leningen uit het forfait zijn gehaald. Ter financiering van het keuzeregime voor de jaren 2011, 2012 en 2013 zal voor bedrijven die geen gebruik maken van de werkkostenregeling een plafond voor personeelreizen en personeelsfeesten van € 454 per werknemer per jaar gelden, dit betreft het tijdelijke herstel van de grens zoals deze tot en met 2006 van toepassing was. december 2009

20 Fiscale vereenvoudigingen
werkkostenregeling inwerkingtreding per 1 januari 2011 totale vergoedingen/verstrekkingen > 1,4% loonsom eindheffing over het meerdere, tegen een tarief van 80% bestaande afspraken met de fiscus vervallen werkgevers kunnen in 2011,2012 en 2013 kiezen voor het huidige regime van vergoedingen en verstrekkingen december 2009

21 Fiscale vereenvoudigingen
uniformering loonbegrip (m.i.v. 2011!) eenzelfde loonbegrip voor de LB/premies VV, de werknemersverzekeringen en de ZVW DGA mag in een keer alle loonaangiften voor het gehele jaar doen en maandelijks de af te dragen LB/ZVW via elektronisch bankieren agenderen. De lastenverlichting voor werkgevers wordt bereikt door de volgende maatregelen: • De verplichte inkomensafhankelijke bijdrage ZVW komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt ZVW werkgeversheffing die geen eigen premiegrens meer kent maar meeloopt met de premiegrens voor de werknemersverzekeringen; • Doordat de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW wordt vervangen door een ZVW werkgeversheffing verdwijnt ook de inwikkelde teruggave van te veel betaalde ZVW premie bij meerdere dienstbetrekkingen; • Het werknemersdeel WW-premie wordt helemaal afgeschaft en komt dus niet meer voor in de loonadministratie; • Geen verschil meer tussen de loonheffing en premieheffing over bijtelling privégebruik auto en levensloopinleg en -opname; • De franchise WW wordt afgeschaft. Voor de WW-premie hoeven hierdoor geen aparte gegevens meer bijgehouden te worden. december 2009

22 Hartelijk dank voor uw aandacht!


Download ppt "Fiscale eindejaarstips en nieuwe wetgeving voor ondernemers met een B"

Verwante presentaties


Ads door Google