De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

CvGP stookinstallaties stavaza

Verwante presentaties


Presentatie over: "CvGP stookinstallaties stavaza"— Transcript van de presentatie:

1 CvGP stookinstallaties stavaza

2 INHOUD Kader Wijzigingen Vlarem/Code Aanvullingen in de Code Timing

3 Kader Aanpassing voorzien in referentietaak on hold gezet : implementatie MCP-richtlijn in Vlarem II Code van Goede Praktijk : geen gevalideerde bemonstering/analysemethode voor specifieke parameters/component(groepen) beschrijving van methodische aanpak en randvoorwaarden van/bij metingen op bepaalde type installaties metingen van specifieke parameters (snuffelploegmetingen/continue dioxinebemonstering) praktische oplossingen en interpretaties van de wetgeving ; uniforme aanpak momenteel geen expliciete verwijzing Vlarem II naar CvGP Stookinstallaties : aanpassing voorzien

4 Kader Code van Goede Praktijk : eerste versie 1997 herziening in 2005
de richtlijnen 2001/80/EG (LCP) en 2001/81/EG(NEC) Strengere emissiegrenswaarden op basis van BBT-technieken Aanpassing van emissiegrenswaarden voor kleine en middelgrote installaties opgedane ervaringen Nieuwe herziening dringt zich omwille van aangepaste Vlarem II wetgeving Europese Richtlijn 2010/75/EU dd 17/12/2010, kortweg RIE In werking op 6 januari 2011, omzetting verplicht binnen 2 jaar in de nationale wetgeving Herziening en herschikking van afzonderlijke richtlijnen tot 1 juridisch document De GPBV-richtlijn, de 3 TiO2-richtlijnen, de richtlijn oplosmiddelen, de richtlijnen WI en LCP BBT-studies nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines (gestookt met fossiele brandstoffen) Verbranding van hernieuwbare brandstoffen Beleidsadviezen administratieve werkgroep Groene warmte: adviezen aanpassing EGW voor verbranding van biomassa-afval

5 Wijzigingen Vlarem II /Code
Wijzigingen Vlarem II Hoofdstuk 5.43 Algemeen Hoofdstuk 5.43: bepalingen voor stookinstallaties worden zoveel mogelijk gebundeld Conventionele stookinstallaties (ketels, fornuizen) Stookinstallaties voor biomassa-afval, subafdeling 5.2.3bis4 Machines met inwendige verbranding , hoofdstuk 5.31 Aanpassing titel hoofdstuk 5.43 “niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen “wordt vervangen door “Stookinstallaties” Definitie stookinstallatie: “elk technisch toestel waarin brandstoffen worden geoxideerd ten einde de aldus opgewekte warmte te gebruiken “met uitzondering van gasmotoren en dieselmotoren” wordt weggelaten Kleine en middelgrote installaties onder 1 afdeling (5.43.2) met uitzondering van gasmotoren en dieselmotoren” wordt weggelaten Omdat in de RIE de bepalingen voor grote stookinstallaties ook gelden voor gasmotoren en dieselmotoren

6 Wijzigingen Vlarem II/Code
Wijzigingen Vlarem II Hoofdstuk 5.43 Belangrijkste wijzigingen betreft grote stookinstallaties (≥ 50MW) Termen “nieuwe” en “bestaande” vervallen Onderscheid tussen installaties op basis van datum van vergunningsaanvraag Aangepaste emissiegrenswaarden vanaf 1 januari 2016, vanuit de RIE RIE voorziet extra derogatiemogelijkheden Voor installaties die einde levensduur zijn; weerhouden in Vlarem II Artikel Voor installaties die een beperkt aantal bedrijfsuren per jaar hebben; niet weerhouden Samenstel- regel; overgenomen vanuit de RIE Aanpassingen referentie O2-percentage stookinstallaties op biomassa-afval = 6% ipv 11% stationaire motoren 15% ipv 5%

7 Wijzigingen Vlarem II/Code
Aanvullende wijzigingen kleine en middelgrote stookinstallaties Aanpassingen in lijn met grote stookinstallaties Termen “nieuwe” en “bestaande” behouden Samenstel-regels (zie later) Nieuwe Europese MCP-richtlijn 2015/2193 emissiegrenswaarden/frequentie (nieuwe) stookinstallaties op biomassa Aanscherping op basis van toepassing BBT ” Verbranding van hernieuwbare brandstoffen” Conform EGW in Nederland/Duistland/… hogere meetfrequentie voor installaties op vaste biomassa

8 Wijzigingen Vlarem II/Code
Meetfrequentie kleine en middelgrote stookinstallaties In artikel worden voor kleine en middelgrote stookinstallaties volgende meetverplichtingen opgelegd: De concentratie stof, SO2, NOX, CO en organische stoffen in afgassen bij 500 (vroeger 360) bedrijfsuren per jaar of meer : meer dan 1 MW tot en met 5 MW : ten minste om de twee jaar ingeval van stook met vaste fossiele, vloeibare en gasvormige brandstoffen; ten minste om de zes maanden ingeval van stook met vaste biomassa (vroeger jaarlijks voor biomassa) meer dan 5 MW : ten minste om de drie maanden in geval van stook met vaste fossiele, vloeibare en gasvormige brandstoffen of vaste biomassa andere dan niet-verontreinigd behandeld houtafval, ingeval van stook met niet verontreinigd behandeld houtafval voor NOX en SO2 (vroeger ten minste om de zes maanden), en continu in geval van stook met niet-verontreinigd behandeld houtafval voor stof en CO; …. minder dan 500 (vroeger 360) bedrijfsuren per jaar : 0,3 tot en met 5 MW : ten minste om de vijf jaar (vroeger geen meetfrequentie voor middelgrote ); meer dan 5 MW tot en met 50 MW : ten minste om de twee jaar (vroeger geen meetfrequentie voor middelgrote )

9 Wijzigingen Vlarem II/Code
Wie mag meten? Art §4 van Vlarem II : beter uitgewerkt Eenduidig gebruik van term ; “(erkend) laboratorium in de discipline lucht” Periodieke metingen op kosten van de exploitant door een voor deze metingen erkend laboratorium in de discipline lucht als vermeld in artikel 6, 5°, b), van het VLAREL, of door de exploitant zelf: apparatuur en de meetmethode goedgekeurd door een laboratorium in de discipline lucht als vermeld in artikel 6, 5°, b), van het VLAREL, dat erkend is voor de desbetreffende meting. De goedkeuring wordt uitgevoerd conform een code van goede praktijk. Die goedkeuring is geldig voor maximaal drie jaar

10 Wijzigingen Vlarem II/Code
Wie mag meten? Continue metingen Op initiatief en op kosten van de exploitant door middel van geautomatiseerde meetsystemen die zijn goedgekeurd door een laboratorium in de discipline lucht als vermeld in artikel 6, 5°, b), van het VLAREL, dat erkend is voor de desbetreffende continue meting. De kwaliteitsborging van de geautomatiseerde meetsystemen wordt uitgevoerd volgens de CEN normen. Aanvullend aan de CEN-normen wordt ook de code van goede praktijk toegepast. De geautomatiseerde meetsystemen worden ten minste jaarlijks met behulp van parallelmetingen met de referentiemeetmethoden gecontroleerd en worden ten minste om de drie jaar gekalibreerd door een erkend laboratorium in de discipline lucht als vermeld in artikel 6, 5°, b), van het VLAREL. De toestellen voor continue dioxinebemonstering worden ten minste om de drie jaar gekeurd volgens een code van goede praktijk. Voorstel om hier ook aan toe te voegen “door een laboratorium dat erkend is voor uitvoering van deze keuring” Metingen op vaste biomassa voor installaties tot 10 MW : geen metingen met elektrochemische cellen toegelaten

11 Wijzigingen Vlarem II/Code
Meetmethodes ? Voordien : in Vlarem II verwijzing naar de term “code van goede praktijk” en bijlage van Vlarem II Nu: In Vlarem II verwijzing naar bijlage 4.4.2 In de Code: zelfde verwijzing en samenvattende tabel met LUC-procedures

12 Aanvullingen Code van Goede Praktijk
Voorwaarden meetlocatie, toegepast op stookinstallaties VLAREM II stelt in artikel §1 eisen met betrekking tot de plaats en voorwaarden waaraan de meetlocatie moet voldoen. De conformiteit van de meetplaats dient afgetoetst te worden aan de hand van de procedure ‘LUC/0/001-Meetplaats’ van het Compendium voor de monsterneming, meting en analyse van lucht. In ieder meetpunt van het meetvlak conform de NBN EN moet aan onderstaande vereisten voldaan zijn: Richting van de gasstroom < 15° t.o.v. de lengteas van het gaskanaal; Geen lokale negatieve gassnelheden; Een minimum gassnelheid afhankelijk van de meetmethode voor volumedebiet: Bij gebruik van pitotbuizen moet de differentieeldruk groter dan 5 Pa zijn; Bij gebruik van vleugelradanemometers moet de snelheid groter dan 0,5 m/s zijn; Verhouding maximale/minimale gemeten gassnelheid < 3

13 Aanvullingen Code van goede praktijk
Voorwaarden Meetlocatie Toegestane afwijkingen in LUC/0/001 t.o.v. de 4 voorwaarden van de NBN EN en het niet voldoen aan het aantal openingen/assen Specifiek voor kleine gasgestookte installaties tot 5 MW met uitzondering van atmosferische branders zijn volgende afwijkingen t.o.v. NBN EN toegelaten: 1. Slechts 1 meetopening i.p.v. 2 meetopeningen beschikbaar 2. Een meting op 1 punt 3. Afwijkingen van 1 of meer van de 4 voorwaarden voor een homogeen stromingsprofiel 4 bijkomende situaties bv : Indien enkel gasvormige parameters zonder debiet gemeten moeten worden in een homogene gasstroom zonder druppels, dan moeten de 4 voorwaarden voor een homogeen snelheidsprofiel uit NBN EN niet worden afgetoetst en is het niet voldaan zijn aan 1 of meerdere van deze voorwaarden geen afwijking. Voor niet wateroplosbare gasvormige parameters geldt dit eveneens voor homogene gasstromen met druppels.

14 Aanvullingen code van goede praktijk
Homogeniteitsbepalingen toegepast op stookinstallaties Zelfde voorwaarden (homogeniteit en veronderstelde homogeniteit) als in LUC/0/005 'Essentiële kwaliteitsvereisten voor emissiemetingen' Voor kleine gasgestookte installaties tot 5 MW met uitzondering van atmosferische branders is meting van gasvormige componenten in één punt, in plaats van meting over het volledige meetvlak (traversering - scanning) toegelaten en moet de homogeniteit voor installaties niet bewezen worden.

15 Aanvullingen code van goede praktijk
Periodiciteit van de metingen bij periodisch werkende stookinstallaties Art   (voor kleine en middelgrote stookinstallaties) van Vlarem II stelt in dit verband expliciet dat er enkel periodieke metingen vereist zijn voor de periodes dat de stookinstallatie effectief gebruikt wordt. De werking wordt in dat geval geregistreerd. Wat met kleine stookinstallaties : voorstel is om frequentie niet te verlagen Mogelijk uitzondering voor biomassa, bv minimaal jaarlijks Installatie is in werking gedurende # aaneensluitende maanden Aantal metingen 2 - 4 1 5 - 7 2 8 - 10 3 4

16 Aanvullingen code van goede praktijk
Samenstel- regels Vlarem II Voor grote stookinstallaties: rechtstreeks uit de RIE § 1 Als de afgassen van twee of meer afzonderlijke stookinstallaties via een gemeenschappelijke schoorsteen worden uitgestoten, wordt het samenstel van die installaties voor de toepassing van deze afdeling als één stookinstallatie aangemerkt en wordt hun capaciteit samengeteld voor de berekening van het totale nominaal thermisch ingangsvermogen. In dat geval zijn de emissiegrenswaarden, vermeld in deze afdeling, van toepassing op de gemeenschappelijke schoorsteen in relatie tot het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van de als één geheel aangemerkte stookinstallatie. § 2. Als twee of meer afzonderlijke stookinstallaties waarvoor voor het eerst een vergunning is verleend op of na 1 juli 1987 of waarvoor de exploitanten op of na die datum een volledige aanvraag voor een vergunning hebben ingediend, zo worden geïnstalleerd dat hun afgassen naar het oordeel van de vergunningverlenende overheid, met inachtneming van technische en economische omstandigheden, via één gemeenschappelijke schoorsteen zouden kunnen worden uitgestoten, wordt het samenstel van die installaties voor de toepassing van deze afdeling als één stookinstallatie aangemerkt en wordt hun capaciteit samengeteld voor de berekening van het totale nominaal thermisch ingangsvermogen. In dat geval zijn de emissiegrenswaarden, vermeld in deze afdeling, van toepassing op de gemeenschappelijke schoorsteen in relatie tot het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van de als één geheel aangemerkte stookinstallatie. § 3. Voor de berekening van het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een samenstel van stookinstallaties als vermeld in paragraaf 1 en 2, worden afzonderlijke stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 15 MW buiten beschouwing gelaten. In een aantal concrete gevallen staan 2 of meer branders aangesloten op één schouw. Elke brander afzonderlijk kan daarbij gecatalogeerd worden als klein, middelgroot of groot. Voor wat de som van de brandervermogens aangaat kunnen evenwel 2 of 3 kleine branders, of enkele kleine en middelgrote branders samen resulteren in een grote installatie. Hierbij dient de samentellingsregel gebruikt te worden.

17 Aanvullingen code van goede praktijk
Samenstel-regels Vlarem II Voor kleine en middelgrote stookinstallaties artikel vermeld dat wanneer twee of meer afzonderlijke nieuwe installaties zo worden geïnstalleerd dat hun afgassen via één gemeenschappelijke schoorsteen zouden kunnen worden uitgestoten, de verschillende installaties als één stookinstallatie worden beschouwd. Hierbij wordt hun capaciteit samengeteld voor de berekening van het totale nominaal thermisch ingangsvermogen. de emissiegrenswaarden van toepassing op de gemeenschappelijke schoorsteen beoordeling door de vergunningsverlener met inachtneming van technische en economische omstandigheden. afzonderlijke stookinstallaties van minder dan 15 MW buiten beschouwing Aantal vragen Wat met som van bestaande en nieuwe Wat indien installaties kleiner dan 15MW …. In een aantal concrete gevallen staan 2 of meer branders aangesloten op één schouw. Elke brander afzonderlijk kan daarbij gecatalogeerd worden als klein, middelgroot of groot. Voor wat de som van de brandervermogens aangaat kunnen evenwel 2 of 3 kleine branders, of enkele kleine en middelgrote branders samen resulteren in een grote installatie. Hierbij dient de samentellingsregel gebruikt te worden.

18 Aanvullingen code van goede praktijk
Samenstel-regels Vlarem II Voor kleine en middelgrote stookinstallaties Europese richtlijn 2015/2193 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht voor middelgrote stookinstallaties Een samenstel van twee of meer nieuwe middelgrote stookinstallaties wordt voor de toepassing van deze richtlijn als één middelgrote stookinstallatie beschouwd en hun nominaal thermisch ingangsvermogen wordt samengeteld voor de berekening van het totale nominaal thermisch vermogen van de installatie, indien: de afgassen van die middelgrote stookinstallaties via een gemeenschappelijke schoorsteen worden uitgestoten, of de afgassen van die middelgrote stookinstallaties — met inachtneming van technische en economische factoren — volgens het oordeel van de bevoegde autoriteit via een gemeenschappelijke schoorsteen kunnen worden uitgestoten. stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van minder dan 1 MW niet in aanmerking Richtlijn is ook van toepassing op een samenstel van nieuwe middelgrote stookinstallaties met inbegrip van een samenstel waar het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer is, tenzij dit samenstel een stookinstallatie is die onder hoofdstuk III van Richtlijn 2010/75/EU valt. Vragen blijven Wat met som van bestaande en nieuwe Wat voor kleine installaties kleiner dan 1MW  afwerking Code verschoven naar 2017 na implementatie van Richtlijn

19 Aantal praktische probleemsituaties
Aantal probleemsituaties: uitwerking voorstel in 2017 Te lage warmtebehoefte / frequent opslaan brander Na-ijling O2 op werking/afslaan brander Atmosferische branders Verschillende installaties op 1 schouw Homogeniteitsmetingen Combinatie bestaande/nieuwe Verschillende brandstoffen ….

20 Timing Voorjaar 2017 : voorstel aanpak praktische problemen 2017: Aanpassing code aan bepalingen richtlijn Middelgrote installaties


Download ppt "CvGP stookinstallaties stavaza"

Verwante presentaties


Ads door Google