De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

WELKOM. WELKOM + INHOUD VAN DE TRAINING Toepassing van het HP5 inspuitsysteem. Systeemoverzicht. Componenten LP gedeelte. Componenten HP gedeelte.

Verwante presentaties


Presentatie over: "WELKOM. WELKOM + INHOUD VAN DE TRAINING Toepassing van het HP5 inspuitsysteem. Systeemoverzicht. Componenten LP gedeelte. Componenten HP gedeelte."— Transcript van de presentatie:

1

2 WELKOM

3 + INHOUD VAN DE TRAINING Toepassing van het HP5 inspuitsysteem.
Systeemoverzicht. Componenten LP gedeelte. Componenten HP gedeelte. ECM, parameters, actuatortest en programmatie. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

4 + INLEIDING Toegepast op: Merk: Volvo Model: XC60 Bouwjaar: 2016
Motor: D4204T14 MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

5 + MOTOR D4204T14 Componenten: Olie bijvullen Vacuümpomp EGR-Klep
Krukaswiel Startmotor Airco compressor Dynamo Gasklep Brandstofklep MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

6 + MOTOR D4204T16 Componenten: Vacuümregelaar Turbocompressor Resonator
Katalysator MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

7 + SYSTEEMOVERZICHT Brandstofsysteem: Voedingsklep Hogedrukpomp
Brandstoffilter Verwarmingselement Waterafscheider Terugslagklep Brandstofpomp lagedruk Voorfilter Ontlastklep Parapluklep Ejector Drukbegrenzingsklep Anti-sifonklep Sensor brandstofdruk Smoring Omloopklep Inlaat hogedrukpomp Filter PCV Pompelement De brandstofpomp (7) is een verdringingspomp. De brandstofpomp is in een reservoir in de tank geplaatst en voorziet de hogedrukpomp (2) van brandstof. Een parapluklep (10) laat brandstof in het reservoir stromen als de brandstoftank wordt gevuld nadat deze min of meer leeg is geweest. De klep sluit als de auto schuin staat om te voorkomen dat er brandstof uit het reservoir lekt. Een ejector (11) die in de onderkant van de houder is aangebracht, vult het reservoir doorlopend met brandstof als de pompt draait. De brandstofstroom die de ejector aandrijft, wordt gecreëerd door de retourstroom vanuit de hogedrukpomp. De brandstofdruk tot aan de inlaat (20) van de hogedrukpomp moet minimaal 400 kPa (4 bar) relatieve druk zijn. Een bepaalde gekalibreerde retourstroom die de hogedrukpomp moet smeren gaat langs de smoringen (19) en (17). Als de regelklep, brandstofstroom (22) helemaal of grotendeels open is, d.w.z. als er geen of weinig brandstof wordt verbruikt, wordt er een grote retourstroom gecreëerd achterlangs. De pulsen die dan ontstaan, worden via smoring (19) vereffend. Als de pulsen uitzonderlijk groot worden, gaat de overstroomklep (18) open om schade aan de pomp door hoge druk te voorkomen. De veiligheidsklep gaat open tussen kPa (4,9-5,5 bar), afhankelijk van de tolerantiewaarde van de klep. Om ervoor te zorgen dat de hogedrukpomp voldoende koeling krijgt, is de retourstroom relatief groot. Om te hoge tegendrukken in de hogedrukpomp te voorkomen, gaat de drukbegrenzingsklep (12) open bij 45 kPa (0,45 bar). Het brandstoffilter (3) is voorzien van een verwarmingselement (4) en een waterafscheider (5). Het verwarmingselement heeft een vermogen van W. De ontlastklep (9) is open tussen kPa (6,5-8,5 bar). De motorregeleenheid (ECM) regelt de brandstofpompeenheid naar behoefte. De behoefte wordt berekend op basis van parameters, zoals brandstoftemperatuur, motorbelasting en motortoerental. De brandstoftemperatuur wordt op zijn beurt berekend door de motorregeleenheid (ECM) op basis van o.a. de omgevingstemperatuur, olietemperatuur en rijstijl. De motorregeleenheid (ECM) koppelt de actuele capaciteit van de pomp terug door het signaal vanuit de brandstofdruksensor, d.w.z. de actuele brandstofdruk. De motorregeleenheid (ECM) stuurt de brandstofpomp adaptief aan om te compenseren voor bijv. slijtage of verstopping van pomp of leidingen. Bij vervanging van de brandstofpomp (7) kan de druk eerst variëren. Dit komt doordat de toleranties van de vervangen pomp en de nieuwe pomp anders zijn. Na een tijd rijden heeft de motorregeleenheid (ECM) gecompenseerd voor / zich aangepast aan de nieuwe pomp en wordt de brandstofdruk stabiel. De brandstofpompeenheid stuurt de brandstofpomp aan met een 10 kHz PWM-signaal. De retourstroom vanuit de hogedrukpomp varieert tussen ca liter per uur. De stroom die de ejector (11) aandrijft, bedraagt ca. 30 liter per uur. De stroom door de ejector (13) bedraagt ca. 20 liter per uur. De anti-sifonklep (14) voorkomt sifonwerking tussen de tankhelften als de auto wordt geparkeerd met weinig brandstof in de tank. Alle brandstof blijf dan aan de pompzijde dankzij de anti-sifonklep die lucht binnenlaat. De anti-sifonklep (15) voorkomt dat er brandstof uit de tank lekt als de brandstofleidingen er aan de buitenkant vanaf gaan. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

8 + SYSTEEMOVERZICHT Brandstofsysteem: Hogedrukpomp Retour Brandstofrail
Injector Brandstofpomp, lagedruk PEM (Pump Electronic Module) MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

9 + BRANDSTOFFILTER Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

10 + BRANDSTOFFILTER Componenten: Brandstoffilterverwarmer 9/38
Het elektrisch verwarmde brandstoffilter filtert de vuilpartikels uit de brandstof. Het filter is elektrisch verwarmd om te voorkomen dat de diesel gaat vlokken. Uitvlokkende diesel ontstaat bij lage temperaturen. Het in- en uitschakelen van de filterverwarming wordt geregeld door een relais. Bij de regeling wordt een temperatuurmodel gebruikt om de brandstoftemperatuur te berekenen. In het temperatuurmodel wordt o.a. rekening gehouden met de buitentemperatuur, de snelheid van de auto en het brandstofpeil. Het in- en uitschakelen van het relais wordt direct geregeld door de motorregeleenheid (ECM). Het verwarmen begint bij een berekende brandstoftemperatuur lager dan -3 °C en schakelt uit bij een temperatuur van 5 °C. De stroom zorgt ervoor dat het element warm wordt, zodat de passerende brandstof wordt opgewarmd. Verwarmen is alleen mogelijk als de motor draait of als de startmotor langer dan 4 seconden is geactiveerd. Het dieselfilter bevat ook een waterafscheider. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

11 + BRANDSTOFFILTER 1 2 3 5 4 De- en montage:: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

12 + BRANDSTOFFILTER Verwarmingsrelais: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

13 + BRANDSTOFFILTER Elektrisch schema: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

14 + BRANDSTOFPOMP LP Inbouwlocatie: Brandstofpomp 6/33 MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

15 + BRANDSTOFPOMPEENHEID Inbouwlocatie: Brandstofpompeenheid PEM 4/83
De motorregeleenheid (ECM) stuurt het verzoek naar de brandstofdrukeenheid over de gewenste brandstofdruk via een 12 V PWM-signaal. De brandstofdrukeenheid stuurt de capaciteit van de pomp vervolgens ook via een 12 V PWM-signaal aan. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

16 + BRANDSTOFPOMPEENHEID Werking/functie: PEM = Pump Electronic Module
De ECM stuurt als 12 V PWM-signaal een verzoek naar de PEM voor de gewenste brandstofdruk. De PEM stuurt vervolgens de capaciteit van de pomp ook via een 12 V PWM-signaal. De druk naar de hogedrukpomp moet kPa (4-5,5 bar) relatieve druk zijn. De motorregeleenheid (ECM) stuurt het verzoek naar de brandstofdrukeenheid over de gewenste brandstofdruk via een 12 V PWM-signaal. De brandstofdrukeenheid stuurt de capaciteit van de pomp vervolgens ook via een 12 V PWM-signaal aan. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

17 + BRANDSTOFPOMPEENHEID Elektrisch schema:
De motorregeleenheid (ECM) stuurt het verzoek naar de brandstofdrukeenheid over de gewenste brandstofdruk via een 12 V PWM-signaal. De brandstofdrukeenheid stuurt de capaciteit van de pomp vervolgens ook via een 12 V PWM-signaal aan. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

18 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Inbouwlocatie:
Brandstofdruksensor lagedrukzijde 7/140 MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

19 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

20 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Functie/werking:
Meet de opvoerdruk met als doel: Toevoerdruk lastafhankelijk te kunnen aanpassen, tussen 4 en 5,5 Bar. Systeem te kunnen uitschakelen bij te lage toevoerdruk. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

21 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Elektrisch schema: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

22 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

23 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

24 + BRANDSTOFDRUKSENSOR LP Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

25 + BRANDSTOFPOMP HP Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

26 + BRANDSTOFPOMP HP Inbouwlocatie: Hogedrukinlaat Brandstofaanvoer
Brandstofretour PCV (Pre-stroke Control Valve) MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

27 + BRANDSTOFPOMP HP Componenten: PCV (Pre-stroke Control Valve)
Pomphuis Nokkenas Rol Schoen Zuiger Voedingsklep MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

28 + BRANDSTOFPOMP HP Functie/werking:
De hogedrukpomp bestaat uit een zuigerpomp met één cilinder. De hogedrukpomp wordt aangedreven door de distributieriem. Bij vervanging van de distributieriem moet de VIDA-methode nauwgezet worden gevolgd om ervoor te zorgen dat de zuigerslag van de hogedrukpomp overeenkomt met de openingen van de injectoren. De brandstofdruk wordt geregeld via de PCV (Pre-stroke Control Valve), die de brandstofhoeveelheid regelt die de zuiger ingaat. De PCV wordt gecontroleerd door de ECM voor het regelen van de brandstofdruk met informatie over de brandstofdruk vanuit de injectoren. De ECM sluit de PCV in eerste instantie met circa 50 V om vervolgens de PCV met accuspanning gesloten te houden. De maximale druk van het brandstofsysteem bedraagt 250 MPa (2500 bar). De druk bedraagt bij stationair draaien ca. 35 MPa (350 bar) en ligt bij normaal rijden normaliter rond de 100 MPa (1000 bar). De hogedrukpomp bestaat uit een zuigerpomp met één cilinder. De hogedrukpomp wordt aangedreven door de distributieriem. Bij eerdere motorvarianten werd de hogedrukpomp aangedreven door de nokkenas met een overbrengingsverhouding van 1:2 ten opzichte van de krukas. Bij de huidige plaatsing is een overbrengingsverhouding van 1:1 mogelijk. Bij vervanging van de distributieriem moet de VIDA-methode nauwgezet worden gevolgd om ervoor te zorgen dat de zuigerslag van de hogedrukpomp overeenkomt met de openingen van de injectoren. De brandstofdruk wordt geregeld via de regelklep, brandstofstroom die de brandstofhoeveelheid naar de zuiger regelt. De motorregeleenheid (ECM) regelt de regelklep, brandstofstroom via een PWM-signaal. De max. druk van het brandstofsysteem is 250 MPa (2500 bar). De druk is bij stationair draaien ca. 35 MPa (350 bar) en bij normaal rijden gewoonlijk ca. 100 MPa (1000 bar). MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

29 + PRE STROKE CONTROL VALVE Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

30 + PRE STROKE CONTROL VALVE Inbouwlocatie:
Brandstofstroomregelklep PCV 8/111 bar). MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

31 + PRE STROKE CONTROL VALVE Functie/werking:
A. De PCV gaat open door de contraveer en de brandstof stroomt de compressiekamer in vanuit de elektrische pomp in de brandstoftank. B. Via de regeling van de openingstijd van de PCV wordt de brandstofhoeveelheid geregeld die gecomprimeerd moet worden en daarmee ook de brandstofdruk in de brandstofrail. C. De ECM sluit de PCV in eerste instantie met ca. 50 V om de PCV later gesloten te houden met systeemspanning. Als de PCV gesloten is, comprimeert de zuiger en wordt de brandstof via de drukklep naar buiten geleid naar de brandstofrail. D. De ECM houdt de PCV gesloten met systeemspanning tot de volgende werkcyclus. De motorregeleenheid (ECM) sluit de klep in eerste instantie met een spanning van ca. 50 V. Vervolgens wordt de klep gesloten gehouden met behulp van de drukbalans in de hogedrukcilinder. De tijd dat de klep gesloten is, komt overeen met de effectieve pompslag van de hogedrukpomp, d.w.z. het brandstofvolume waarmee de brandstofrail wordt gevuld. De klep wordt mechanisch geopend na het bovenste dode punt als de druk van het lagedruksysteem hoger is dan de druk in de hogedrukcilinder. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

32 + PRE STROKE CONTROL VALVE Elektrisch schema: bar). MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

33 + PRE STROKE CONTROL VALVE Drukopbouw Scope meting: bar). MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

34 + PRE STROKE CONTROL VALVE Drukopbouw Scope meting: bar). MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

35 + PRE STROKE CONTROL VALVE Drukafbouw Scope meting: bar). MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

36 + PRE STROKE CONTROL VALVE Drukafbouw Scope meting: bar). MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

37 + PRESSURE RELIEF VALVE Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

38 + PRESSURE RELIEF VALVE Inbouwlocatie:
Regelventiel voor brandstofdruk PRV 8/98 MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

39 + PRESSURE RELIEF VALVE Functie/werking: PRV = Pressure Relief Valve
De PRV-klep wordt gebruikt om snel de druk in de brandstofrail te verlagen als bijvoorbeeld het gas wordt losgelaten. De klep is alleen open of dicht (d.w.z. dat er geen traploze werking is). De druk in de brandstofrail wordt geregeld met behulp van de regelklep, brandstofstroom. De PRV-klep bestaat uit een spoel en een klep die de verbinding naar de tank opent. De motorregeleenheid (ECM) stuurt de klep aan met een initiële openingsspanning van ca. 50 V om vervolgens de spanning te laten zakken naar ca. 12 V. Dit wordt mogelijk gemaakt door een DC/DC-omzetter en een condensator die intern in de motorregeleenheid (ECM) zijn aangebracht. In spanningsloze toestand fungeert de klep als een mechanische veiligheidsklep die open begint te gaan bij ca. 275 MPa (2750 bar) om bij ca. 350 MPa (3500 bar) geheel open te zijn. PRV = Pressure Relief Valve De PRV wordt gebruikt om snel de druk in de brandstofrail te verlagen als bijvoorbeeld het gas wordt losgelaten. De klep is alleen open of dicht (dat wil zeggen dat er geen traploze werking is). De druk in de brandstofrail wordt geregeld met behulp van de PCV (Pre-stroke Control Valve) van de hogedrukpomp. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

40 + PRESSURE RELIEF VALVE Functie/werking:
De PRV-klep wordt gebruikt om snel de druk in de brandstofrail te verlagen als bijvoorbeeld het gas wordt losgelaten. De klep is alleen open of dicht (d.w.z. dat er geen traploze werking is). De druk in de brandstofrail wordt geregeld met behulp van de regelklep, brandstofstroom. De PRV-klep bestaat uit een spoel en een klep die de verbinding naar de tank opent. De motorregeleenheid (ECM) stuurt de klep aan met een initiële openingsspanning van ca. 50 V om vervolgens de spanning te laten zakken naar ca. 12 V. Dit wordt mogelijk gemaakt door een DC/DC-omzetter en een condensator die intern in de motorregeleenheid (ECM) zijn aangebracht. In spanningsloze toestand fungeert de klep als een mechanische veiligheidsklep die open begint te gaan bij ca. 275 MPa (2750 bar) om bij ca. 350 MPa (3500 bar) geheel open te zijn. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

41 + PRESSURE RELIEF VALVE Elektrisch schema: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

42 + PRESSURE RELIEF VALVE Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

43 + PRESSURE RELIEF VALVE Drukopbouw Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

44 + PRESSURE RELIEF VALVE Drukafbouw Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

45 + PRESSURE RELIEF VALVE Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

46 + PRESSURE RELIEF VALVE Drukopbouw Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

47 + PRESSURE RELIEF VALVE Drukafbouw Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

48 + PRESSURE RELIEF VALVE Drukafbouw Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

49 + G4Si injectoren Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

50 + G4Si injectoren i-ART = Intelligent Accuracy Refinement Technology
Functie/werking: De motorregeleenheid (ECM) meet de druk en de temperatuur in iedere injector met behulp van sensoren in de injectoren. Door de druk en de temperatuur in de gaten te houden, kan de brandstofinspuiting worden aangepast voor iedere individuele cilinder. Iedere injector heeft druk- en temperatuursensoren die het inspuitproces in de gaten houden. Op die manier kan de inspuiting worden aangepast aan druk- en temperatuurvariaties die ontstaan bij bijvoorbeeld de eerdere inspuiting. De informatie zorgt ervoor dat het i-ART-systeem de ideale hoeveelheid brandstof inspuit in iedere cilinder. Meerdere inspuitingen per werkcyclus zorgen voor een exacte verbranding en een beperking van het verbrandingsgeluid. De capaciteit van het systeem bedraagt maximaal 9 inspuitingen per werkcyclus. Bij gewoon rijden wordt gebruik gemaakt van ca. 3-4 inspuitingen. De beoordeling van de inspuitdruk vindt plaats met een snelheid van 100 kHz. Bij de conventionele oplossing wordt gebruik gemaakt van één druksensor in de brandstofrail die alleen de inspuitpomp aanstuurt. De combinatie van een hogere inspuitdruk (tot 250 MPa (2500 bar)) en i-ART-techniek zorgt voor een betere brandstofzuinigheid, lagere emissies en een groter motorvermogen. De verbetering van de brandstofzuinigheid bedraagt volgens berekeningen tot wel 2%. Iedere injector bevat een regeleenheid die met de motorregeleenheid (ECM) communiceert. De motorregeleenheid (ECM) regelt de openingssequentie van de injectoren. De intelligente chip, printplaat van de injectoren houdt de inspuitdruk in de gaten. Met deze informatie zorgt het i-ART-systeem er via zelfaanpassing voor dat de juiste hoeveelheid brandstof wordt ingespoten bij iedere verbrandingscyclus. i-ART = Intelligent Accuracy Refinement Technology MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

51 + G4Si injectoren Functie/werking: Sensor/regeleenheid Aanvoer Retour
Regelkamer Naald Regelschijf Klep Solenoïde De injectoren van motor D4204T5 hebben solenoïderegeling. Fabrikant is Denso en de uitvoering heet G4S-i. De injectoren hebben een brandstofmondstuk met acht openingen. De totale inspuitcapaciteit van de injectoren bedraagt ca. 75 mg brandstof per werkcyclus. Iedere injector bevat een regeleenheid, een printplaat die communiceert met de motorregeleenheid (ECM). De regeleenheid van de injectoren slaat fabriekseigenschappen en motorregeleenheid (ECM)-aangepaste waarden (kenmerken van de injectoren) op. De regeleenheid geeft ook de brandstoftemperatuur door. De communicatie met de motorregeleenheid (ECM) vindt plaats via LIN. Het brandstofdruksignaal van de injectoren wordt via vaste bedrading analoog naar de motorregeleenheid (ECM) verzonden. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

52 + G4Si injectoren Functie/werking: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

53 + G4Si injectoren Functie/werking: Solenoïde, signaal hoog (PWM)
Voeding 5V Massa Brandstofdruksignaal LIN-communicatie Solenoïde, signaal laag (PWM) Iedere injector heeft een ingebouwde druksensor die tot taak heeft om de ingespoten brandstofhoeveelheid in de gaten te houden en aan te passen. De motorregeleenheid (ECM) stuurt de openingsprocedure van de injectoren aan met een initiële spanning van ca. 50 V. Vervolgens wordt de spanning verlaagd tot een niveau overeenkomend met de accuspanning. De motorregeleenheid (ECM) voedt de druksensorsoren van de injectoren met 5 V. De motorregeleenheid (ECM) krijgt informatie over de actuele brandstofdruk in de vorm van een analoog signaal van 0-5 V. De communicatie tussen de motorregeleenheid (ECM) en de injectoren gaat via LIN 19,2 kbit/s. De informatie die via LIN wordt gecommuniceerd tussen iedere afzonderlijke injector en de motorregeleenheid (ECM) is:  Het product- en serienummer van de injector De correctiewaarde van de druksensor De correctiewaarde van de temperatuursensor De initiële leerwaarde van de injector De gecorrigeerde leerwaarde van de injector Cilindernummer MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

54 + G4Si injectoren Elektrisch schema: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

55 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

56 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

57 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

58 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

59 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

60 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

61 + G4Si injectoren Aansturing Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

62 + G4Si injectoren Voeding + massa Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

63 + G4Si injectoren Brandstofdruk Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

64 + G4Si injectoren LIN-BUS Scope meting: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

65 + G4Si injectoren Software: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

66 + ECM Engine Control Module Inbouwlocatie: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

67 + ECM Engine Control Module Zie bijlage:
Penbezetting: Zie bijlage: signaalspecificatie – penbezetting MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

68 + ECM Engine Control Module Zie bijlage: Foutcodelijst Foutcodes:
MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

69 + ECM Engine Control Module Lagedrukzijde: Parameters: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

70 + ECM Engine Control Module Parameters: Motortoerental (tpm)
De waarde heeft betrekking op het actuele motortoerental. De motorregeleenheid (ECM) berekent het toerental met behulp van signalen vanuit de rechtstreeks aangesloten motortoerentalsensor. Meetbereik: omw/min. Normale waarde: Het stationaire toerental is tpm met een warme motor. Een koude motor levert een hoger toerental op. Aanwijzing: In de uitvoering met automatische versnellingsbak en de keuzehendel in de "Sportstand" is het stationaire toerental 1.000 tpm. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

71 + ECM Engine Control Module Parameters: Brandstofniveau (via CAN) (%)
De waarde toont het actuele brandstofniveau in de brandstoftank. Het signaal, dat afkomstig is van de brandstofniveausensor die rechtstreeks is aangesloten op de centrale elektronicamodule (CEM), wordt via CAN naar de motorregeleenheid (ECM) verstuurd. 0% = lege brandstoftank. 100% = volle brandstoftank. Brandstoffilterverwarming (status) Toont de actuele status van het regelsignaal naar het relais voor de brandstoffilterverwarming. Aan = het relais wordt bekrachtigd = de verwarming is actief. Uit = het relais wordt niet bekrachtigd = de verwarming is niet actief. Normale waarde: Uit. Aanwijzing: Als de berekende temperatuur van de brandstof in de tank lager dan -3 °C is, wordt de verwarming geactiveerd. De voorwaarden zijn dat de motor eerst minimaal 10 minuten uitgeschakeld moet zijn geweest en dat de omgevingstemperatuur lager is dan 15 °C. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

72 + ECM Engine Control Module Parameters:
Brandstofpomp lagedrukzijde (status) De status heeft betrekking op het signaal dat de motorregeleenheid (ECM) via CAN naar de centrale elektronicamodule (CEM) verstuurt met het verzoek om voeding naar de brandstofpompregeleenheid en de brandstofpomp voor de lagedrukzijde. Aan = Het verzoek om voeding is actief. Uit = Het verzoek om voeding is niet actief. Normale waarde: Aan. In een storingsvrij systeem is het verzoek actief wanneer de verbrandingsmotor draait. Brandstofpomp lagedrukzijde, belasting (%) De waarde toont het actuele regelsignaal voor de brandstofpompregeleenheid voor de lagedrukzijde. Meetbereik = 0-100%. Normale waarde: 50% (±10%) bij een stationair draaiende, warme motor. Het werkbereik is 10-85%. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

73 + ECM Engine Control Module Parameters:
Brandstofdruk lagedrukzijde (Pa) De waarde toont de actuele brandstofdruk aan de lagedrukzijde en wordt berekend door het signaal vanuit de rechtstreeks aangesloten brandstofdruksensor aan de lagedrukzijde. De druk heeft betrekking op de absolute druk. Meetbereik: kPa. Normale waarde: kPa. Aanwijzing: In een storingsvrij systeem moet de waarde "Brandstofdruk, lagedrukzijde, gewenste waarde" volgen. Brandstofdruk lagedrukzijde, gewenste waarde (Pa) De waarde toont de actuele gevraagde brandstofdruk aan de lagedrukzijde. De druk heeft betrekking op de absolute druk. Normale waarde: 525 kPa. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

74 + ECM Engine Control Module Hogedrukzijde: Parameters: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

75 + ECM Engine Control Module Parameters:
Brandstofdruk hogedrukzijde (Pa) De waarde toont de actuele brandstofdruk aan de hogedrukzijde. De informatie is afkomstig uit de injectoren, die elk een geïntegreerde druksensor hebben, en wordt via rechtstreeks aangesloten kabels naar de regeleenheid verstuurd. De waarde wordt berekend op basis van de signalen vanuit de injector voor cilinder 1 en 4 en de hoogste van de beide waarden wordt gebruikt. De druk heeft betrekking op de absolute druk. Meetbereik: MPa. Normale waarde: MPa. De druk bij stationair toerental met een warme motor is ongeveer 35 MPa. Aanwijzing: In een storingsvrij systeem moet de waarde "Brandstofdruk, hogedrukzijde, gewenste waarde" volgen. Brandstofdruk hogedrukzijde, gewenste waarde (Pa) De waarde toont de actuele gevraagde brandstofdruk aan de hogedrukzijde. De druk heeft betrekking op de absolute druk. Normale waarde: MPa. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

76 + ECM Engine Control Module Parameters:
Brandstoftemperatuur hogedrukzijde (°C) De waarde toont de actuele temperatuur van de brandstof aan de hogedrukzijde. De waarde is afkomstig vanuit de injectoren, die elk een geïntegreerde temperatuursensor hebben, en wordt via LIN naar de regeleenheid gecommuniceerd. Meetbereik: °C. Als de motor minimaal 10 uur uitgeschakeld is geweest, wordt deze als afgekoeld beschouwd. De temperatuur kan dan worden vergeleken met de omgevingstemperatuur en het verschil mag niet groter zijn dan ±5 °C. Brandstofstroomregelklep (%) De waarde toont het actuele regelsignaal vanuit de motorregeleenheid (ECM) naar de rechtstreeks aangesloten brandstofstroomregelklep op de brandstofpomp voor de hogedrukzijde. Meetbereik: 0-100%. Werkbereik: 0-100%. 0% houdt in dat de regeleenheid de klep sluit in een stand waarbij minimale drukopbouw plaatsvindt, in de praktijk bij brandstofafsluiting. 100% houdt in dat de klep wordt gesloten in een stand waarbij maximale drukopbouw plaatsvindt. Normale waarde: 0-35% met een stationaire draaiende, warme motor in de vrijloop. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

77 + ECM Engine Control Module Injectoren: Parameters: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

78 + ECM Engine Control Module Parameters:
Teller voor mislukte ontstekingen cilinder X (mislukte ontstekingen) De waarde toont het aantal mislukte ontstekingen die op de relevante cilinder zijn opgetreden. De waarde is berekend op basis van het signaal van de krukassensor, waarbij kan worden bepaald of de verbranding correct was of dat er een mislukte ontsteking was opgetreden gewenste waarde: 0 mislukte ontstekingen. Tip! Als meerdere cilinders aangeven dat er mislukte ontstekingen zijn opgetreden, is het minder waarschijnlijk dat het een probleem met die specifieke cilinder betreft. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

79 + ECM Engine Control Module Actuatortest:
Test van brandstofstroomregelklep De test bestaat eruit dat de motorregeleenheid (ECM) de brandstofstroomregelklep aanstuurt tussen de volledig open stand en de volledig gesloten stand met een vaste frequentie van 30 seconden. Aanwijzing: Er is een klikkend geluid vanuit de klep hoorbaar. Contact aan. Klik op het autocommunicatie symbool om te beginnen. Druk op de knop "Start" om de test te starten. Als de regeleenheid tijdens de test een storing in de klep ontdekt, wordt de storingscode gevormd. Na de test moeten de storingscodes worden gecontroleerd met behulp van een nieuwe storingscode-uitlezing. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

80 + ECM Engine Control Module Actuatortest:
Test van brandstofdrukregeling, hogedrukzijde De test bestaat eruit dat de motorregeleenheid (ECM) de gewenste waarde voor brandstofdruk in vaste stappen aanstuurt. De gewenste waarde wordt aangestuurd tot 40 MPa, 45 MPa, 40 MPa, 35 MPa, 30 MPa, 35 MPa, 40 MPa enz., met vijf seconden tussen elke stap. De gewenste waarde en de actuele brandstofdruk, opgemeten met de brandstofdruksensor, worden in een grafiek geplot. Door te bestuderen hoe goed de actuele druk de gewenste waarde in alle stappen en in de overgangen ertussen volgt, kunnen de functie brandstofdrukregeling in zijn geheel en de gerelateerde componenten ervan worden gecontroleerd. Aanwijzing: De test loopt totdat deze handmatig wordt gestopt met de knop "Stop". Motor loopt stationair Klik op het autocommunicatie symbool om te beginnen. Druk op de knop "Start" om de test te starten. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

81 + ECM Engine Control Module Actuatortest:
Als de opgemeten druk voldoende lang te veel verschilt van de gewenste waarde, slaat de motorregeleenheid (ECM) een storingscode op, net als de regeleenheid tijdens normaal bedrijf (rijden) zou hebben gedaan. Als de grafiek een verdacht groot verschil laat zien, moeten de storingscodes worden gecontroleerd met behulp van een nieuwe storingscode-uitlezing na de afgeronde test. Aanwijzing: Bij het verhelpen van een storing die eerder een storingscode heeft veroorzaakt, kan het handig zijn om de bevroren waarden van de storingscode te gebruiken. Het kan vooral interessant zijn om tijdens de test het verschil in de drukniveaus te controleren dat overeenkomt met de druk op het moment dat de storingscode werd opgeslagen. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

82 + ECM Engine Control Module Actuatortest:
Het regelventiel voor de brandstofdruk testen De test bestaat eruit dat de motorregeleenheid (ECM) de brandstofdrukregelklep aanstuurt tussen de volledig open stand en de volledig gesloten stand met een vaste frequentie van 30 seconden. Aanwijzing: Er is een klikkend geluid vanuit de klep hoorbaar. Contact aan. Klik op het autocommunicatie symbool om te beginnen. Druk op de knop "Start" om de test te starten. Als de regeleenheid tijdens de test een storing in de klep ontdekt, wordt de storingscode gevormd. Na de test moeten de storingscodes worden gecontroleerd met behulp van een nieuwe storingscode-uitlezing. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

83 + ECM Engine Control Module Actuatortest:
Activering van de brandstofpomp in de tank De activering van de brandstofpomp in de tank kan worden gebruikt om de werking van de brandstofpomp te testen en om de brandstof uit de tank af te tappen. Aanwijzing: De activering is ook te gebruiken om de lucht uit de brandstofleidingen te halen, bijvoorbeeld na vervanging van het brandstoffilter. Contact aan. Klik op het autocommunicatie symbool om te beginnen. Druk op de knop "Start" om de activering te starten. Het is belangrijk dat de brandstofpomp niet droog draait, aangezien de pomp dan beschadigd raakt. Als de brandstoftank van het type zadeltank is, is het belangrijk dat u weet hoeveel brandstof er in de beide kanten van de tank zit. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

84 + ECM Engine Control Module Basisinstellingen:
Adaptaties voor de injectoren resetten De motorregeleenheid (ECM) slaat een aantal aangeleerde adaptatiewaarden voor componenten en functies op. Bij het vervangen van een op de regeleenheid aangesloten component moeten de relevante adaptatiewaarden worden gereset. Er wordt een reset uitgevoerd zodat de regeleenheid sneller de nieuwe component, zijn karakteristieken en de invloed ervan op de omringende componenten en functies kan aanleren. Opmerking! Het resetten moet worden uitgevoerd als de injector is vervangen. Contactstand II. Start het gereedschap voor resetten door op het symbool voor autocommunicatie te klikken. Start de reset. Schakel het contact uit, haal de sleutel eruit en wacht drie minuten. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

85 + ECM Engine Control Module Basisinstellingen:
Adaptaties voor de injectoren resetten Aanwijzing: Dit wordt gedaan omdat de regeleenheid in de ruststand moet worden gezet, waarmee ook geresette waarden in het geheugen worden opgeslagen. Opmerking! Als de bovenstaande procedure niet correct wordt uitgevoerd, zal de regeleenheid mogelijk oude adaptatiewaarden aanhouden of onjuiste adaptatiewaarden schrijven na de volgende leerprocedure. Dit kan leiden tot negatieve symptomen met betrekking tot bijvoorbeeld rijeigenschappen, prestaties en/of brandstofverbruik. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

86 + ECM Engine Control Module Basisinstellingen:
Resetten van adaptaties voor de brandstofstroomregelklep De motorregeleenheid (ECM) slaat een aantal aangeleerde adaptatiewaarden voor componenten en functies op. Bij het vervangen van een op de regeleenheid aangesloten component moeten de relevante adaptatiewaarden worden gereset. Er wordt een reset uitgevoerd zodat de regeleenheid sneller de nieuwe component, zijn karakteristieken en de invloed ervan op de omringende componenten en functies kan aanleren. Opmerking! Het resetten moet worden uitgevoerd als de brandstofstroomregelklep is vervangen. Contactstand II. Start het gereedschap voor resetten door op het symbool voor autocommunicatie te klikken. Start de reset. Schakel het contact uit, haal de sleutel eruit en wacht drie minuten. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

87 + ECM Engine Control Module Basisinstellingen:
Resetten van adaptaties voor de brandstofstroomregelklep Aanwijzing: Dit wordt gedaan omdat de regeleenheid in de ruststand moet worden gezet, waarmee ook geresette waarden in het geheugen worden opgeslagen. Opmerking! Als de bovenstaande procedure niet correct wordt uitgevoerd, zal de regeleenheid mogelijk oude adaptatiewaarden aanhouden of onjuiste adaptatiewaarden schrijven na de volgende leerprocedure. Dit kan leiden tot negatieve symptomen met betrekking tot bijvoorbeeld rijeigenschappen, prestaties en/of brandstofverbruik. MMS-DHP5 MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

88 + ECM Engine Control Module Software: MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

89 + EINDE ZIJN ER NOG VRAGEN? MMS-DHP5
MOTOR MANAGEMENT SYSTEMEN DIESEL HP5

90 EINDE


Download ppt "WELKOM. WELKOM + INHOUD VAN DE TRAINING Toepassing van het HP5 inspuitsysteem. Systeemoverzicht. Componenten LP gedeelte. Componenten HP gedeelte."

Verwante presentaties


Ads door Google