Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Antwoorden H2 § 4. KA 4 en 5
2
Opdr. 9 Stap 1; zoek eerst uit wat iedere keizer heeft gedaan. Waar ken je ze van? Theodosius: christendom is staatsgodsdienst, dus als enige toegestaan. Constantijn: toestaan van het Christendom, meerdere geloven bij elkaar. (313) Bron 52; Niemand wordt geweigerd om het christendom als godsdienst te kiezen, dus op basis van deze zin van Constantijn, omdat hij toestond dat mensen zelf mochten kiezen. Bron 53; Het is niet toegestaan volgens deze bron om enige handeling te doen die te maken had met de uitvoering van de oude godsdienst.
3
Opdr. 12 A) In bron 54 is de term Francus bedoeld voor een Romein die de Franken als barbaar noemt. In bron 55 is de term Francus bedoeld Een Frankische burger die diende als Romeins soldaat en die dus geromaniseerd is. B) De persoon uit bron 55 voelde zich dus een Frankisch burger die diende in het leger van de Romeinen, hij voelde zich dus niet Romeins, maar deed mee in de cultuur. C) Dit is in principe juist, je zou kunnen zeggen dat de geschiedschrijvers uit die tijd vaak een opdracht hadden om iets te vertellen, bedenk dat de meeste geschiedschrijvers Romein waren en zij de zaken dus vanuit hun eigen standplaatsgebondenheid vertellen. Één grafschrift is echter ook geen beeld, een grote hoeveelheid, over langere tijd en uit meerdere gebieden wél.
4
13 A) Nee, Karel de Grote is geen Laat-Romeinse keizer.
B) Nee, met die opmerking dat hoewel je een soort van toga ziet er heel veel niet zichtbaar is. Wel de olijfkrans die inderdaad duidt op een bepaald beeld dat overeenkomt met zaken uit de Romeinse tijd. C) een voorbeeld van een vraag is; Hoe profileerde de vroeg- Middeleeuwse keizer zich op officiële documenten/munten. Of wat zijn de overblijfselen van de romeinse cultuur na de val van het west-romeinse rijk?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.