Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Vakman ondernemer – Financieel plan
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
2
1. Het financiële plan 2. Belastingrecht en faillissementsrecht 3
1. Het financiële plan 2. Belastingrecht en faillissementsrecht 3. Het ondernemingsplan en de pitch 4. Financiële administratie 5. Kostensoorten 6. Kostenstructuur 7. Verkoopprijs en resultaat
3
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Indeling Kosten Bedrijfskosten kun je behalve in kostensoorten ook indelen in: variabele kosten en vaste of constante kosten directe en indirecte kosten
4
VASTE OF CONSTANTE KOSTEN
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur VASTE OF CONSTANTE KOSTEN Sommige kosten heb je al wanneer je nog niets verkocht hebt. Dat zijn vaste of constante kosten. Bijvoorbeeld: huisvestingskosten rentekosten op je lening de motorrijtuigenbelasting voor je bestelauto die nog geen kilometer gereden heeft afschrijvingskosten op apparatuur en machines het vastrecht van energiekosten personeel dat vast in dienst is
5
inkoopwaarde van de verkochte handelsgoederen
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur VARIABELE KOSTEN De kosten die toenemen als je meer producten produceert of afzet en afnemen als je minder producten produceert of afzet noem je variabele kosten. Bijvoorbeeld: inkoopwaarde van de verkochte handelsgoederen verpakkingsmaterialen verzendkosten van pakketjes grondstofkosten bij productie machine-uren bij productie aantal arbeidsuren bij productie
6
VERLOOP VAN DE VARIABELE KOSTEN
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur VERLOOP VAN DE VARIABELE KOSTEN De variabele kosten kunnen het volgende verloop hebben: Proportioneel verloop Degressief verloop Progressief verloop
7
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
8
Proportioneel variabele kosten
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Proportioneel variabele kosten De totale variabele kosten nemen toe naarmate je meer produceert of verkoopt en ze nemen af naarmate je minder verkoopt of produceert. Als je meer produceert of verkoopt nemen de totale variabele kosten toe. Maar de variabele kosten per product blijven in de meeste gevallen gelijk. Als de variabele kosten per stuk gelijk blijven, noemen we ze proportioneel variabel. Ze zijn recht evenredig aan de hoeveelheid die je produceert of verkoopt. Als je 10% meer producten produceert of verkoopt, nemen de variabele kosten ook toe met 10%.
9
Degressief variabele kosten
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Degressief variabele kosten Variabele kosten kunnen ook een ander verloop hebben. Als je meer moet inkopen om meer te produceren, krijg je misschien wel korting op de prijs. In dat geval nemen je variabele kosten per stuk af. Dat noemen we degressief variabele kosten. De totale variabele kosten nemen toe naarmate je meer produceert, maar de variabele kosten per stuk nemen nu af.
10
Progressief variabele kosten
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Progressief variabele kosten De variabele kosten kunnen per stuk ook stijgen naarmate je meer produceert of verkoopt. Dat gebeurt bijvoorbeeld als verkopers een bonus krijgen per verkocht product, die stijgt als ze meer verkopen. In de productie kan het voorkomen dat er meer uitval ontstaat als er meer geproduceerd wordt. Of dat er moet worden overgewerkt. In dat geval zijn de loonkosten per product hoger, omdat overwerk duurder is.
11
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
TOTALE KOSTEN De totale kosten van een bedrijf bestaan uit alle constante plus alle variabele kosten.
12
Dat komt omdat de constante kosten gelijk blijven.
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur In het verloop van de totale kosten zie je dat de totale kosten per stuk dalen naarmate je meer produceert of verkoopt. Dat komt omdat de constante kosten gelijk blijven. De stijging van de totale kosten is alleen toe te schrijven aan de toename van de totale variabele kosten. Maar dat de totale kosten per stuk afnemen komt door de constante kosten. Die nemen per stuk af naarmate je meer produceert of afzet.
13
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
14
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
15
Directe en indirecte kosten
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Directe en indirecte kosten Kosten kun je ook indelen in directe en indirecte kosten. Die indeling is handig om je kostprijs te bepalen. Er zijn weinig bedrijven die maar één product produceren of verkopen. Bij het berekenen van de kostprijs van alle diverse producten komt dan de vraag naar boven hoe je alle kosten over de verschillende producten moet verdelen of toerekenen.
16
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Directe kosten Bij sommige kosten gaat toerekenen van kosten vrij eenvoudig. Het is voor een producent makkelijk te bepalen hoeveel materiaal en arbeidsuren er in een bepaald product gaan. Die kosten zijn direct met het product verbonden. Dat soort kosten noemen we directe kosten . Voorbeelden van directe kosten zijn grondstofkosten, materiaalkosten en de hoeveelheid arbeidsuren van een bepaald product.
17
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Indirecte kosten Bij indirecte kosten kun je geen rechtstreeks verband leggen met de productie van een bepaald product, een artikel of een afdeling. Hierbij kun je denken aan: huisvestingskosten, telefoonkosten, reclamekosten, kosten van een accountant of boekhouder, kosten van het magazijn, sommige energiekosten, rentekosten, afschrijvingskosten, verzekeringskosten, het salaris van de directeur en de administratiekosten. Meestal worden de indirecte kosten via een opslagpercentage aan de directe kosten van een product toegevoegd om de kostprijs van een product te berekenen. Dat is vooral het geval als er meerdere producten geproduceerd of verkocht worden.
18
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Budgetteren Het opstellen van een budget begint met het maken van een begroting. Als je de begroting taakstellend maakt, noem je dat een budget. Het exploitatiebudget geeft aan welke opbrengsten je verwacht en welke kosten je mag maken om die opbrengsten te realiseren.
19
Een budget heeft een andere functie dan een begroting. Een budget is:
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Een budget heeft een andere functie dan een begroting. Een budget is:
20
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
SOORTEN BUDGETTEN Bij een exploitatiebudget geef je als ondernemer je werknemers een taak mee om de omzet te halen tegen de afgesproken kosten. Die kosten kunnen constant of variabel zijn. Daarom kun je in de praktijk te maken hebben met verschillende soorten budgetten.
21
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen drie soorten budgetten:
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Er kan onderscheid worden gemaakt tussen drie soorten budgetten:
22
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Vast budget Bij vaste kostenbudgettering krijgt een afdeling een vast bedrag toegekend voor een bepaalde periode. Er bestaat dus geen aanwijsbare relatie tussen de prestaties en het budget dat is toegekend. Deze methode wordt toegepast als de totale kosten van een afdeling uit overwegend vaste kosten bestaan of als de prestaties niet goed meetbaar zijn.
23
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Variabel budget Bij variabele kostenbudgettering is er wel een aanwijsbare relatie tussen de prestaties en het budget dat is toegekend. Denk bijvoorbeeld aan het budget voor het gebruik van materialen in een productiebedrijf. Deze manier van budgetteren is geschikt als de kosten van een afdeling vooral uit proportioneel variabele kosten bestaan. Voordeel van deze methode is natuurlijk dat er een duidelijke relatie is tussen kosten en prestaties
24
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
Gemengd budget Gemengde kostenbudgettering is een mengvorm van de twee bovengenoemde soorten budgettering. Bij gemengde kostenbudgettering krijgt een afdeling zowel een vast totaalbedrag aan kosten als een variabel bedrag per eenheid product. Bijvoorbeeld: het budget voor de afdeling magazijn bedraagt voor de komende periode € , vermeerderd met € 0,50 per in het magazijn opgeslagen product. Voordeel van deze methode is dat je aan de ene kant rekening houdt met de vaste kosten en de afdeling en aan de andere kant daadwerkelijk wordt afgerekend op de geleverde prestaties.
25
Kengetallen kosten en opbrengsten
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Kengetallen kosten en opbrengsten De omzet per fulltime equivalent (fte) De opbrengst per gewerkt uur De omzet per vierkante meter bedrijfsvloeroppervlakte, ofwel BVO per m2 Kengetallen gebruik je om ze te vergelijken met gegevens uit je branche of met je kengetallen van voorgaande periodes.
26
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
De omzet per fte Om de omzet per fte, ofwel fulltimemedewerker, te berekenen, moet je eerst uitrekenen hoeveel fte je in dienst hebt. Niet iedereen werkt namelijk fulltime. Sommigen werken 4 dagen, anderen 20 uur per week. Die moet je dus herleiden tot fulltimemedewerkers of fte’s. Het aantal uren dat staat voor 1 fte verschilt ook per onderneming. Bij sommige ondernemingen is dit 36 uur, bij anderen 38 uur, maar ook 40 uur is heel normaal. Vervolgens deel je de omzet van een jaar door je aantal fte’s.
27
Opbrengst per gewerkt uur
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur Opbrengst per gewerkt uur Met de opbrengst per gewerkt uur meet je net als bij de omzet per fte de productiviteit van je personeelsleden, maar nu per gewerkt uur. Om de opbrengst per gewerkt uur te berekenen, reken je eerst het aantal fte’s om naar gewerkte uren.
28
Hoofdstuk 6 Kostenstructuur
De omzet per m2 BVO De omzet per m2 BVO, ofwel bedrijfsvloeroppervlakte, bereken je door de jaaromzet van je bedrijfsruimte te delen door het aantal vierkante meter vloeroppervlakte van je bedrijf. In de detailhandel gebruik je de omzet per m2 WVO, winkelvloeroppervlakte. De omzet per m2 WVO bereken je door de jaaromzet van je winkel te delen door het aantal vierkante meter verkoopvloeroppervlakte van je winkel (paskamers, kantines en andere ruimtes die niet behoren tot je verkoopvloer worden niet meegerekend).
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.