Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdArnaud Clément Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Werk, Hoofdstuk 1 en 2: Het aanbod van arbeid
Leeftijd 15 65 1 2 3 4* 5 6 7 8 Beroepsgeschikte bevolking 2 Werkenden Beroepsbevolking 5 3 Totale Bevolking NIET-beroepsbevolking 1 4 Werklozen 6 Zelfstandigen 8 Werknemers 7 4*: Gevangenen, studenten, huisvrouwen, arbeidsongeschikten, renteniers
2
Hoofdstuk 2: Het aanbod van arbeid
Doelen: Weten hoe de beroepsbevolking is samengesteld: wie hoort wel, en wie hoort niet tot de beroepsbevolking? > opgave 2.2 en 2.3 Wat is de relatie tussen de p/a-ratio en de deeltijdfactor? > opgave 2.5 en 2.6
3
Maken: Hoofdstuk 3, opgave 3, 4, 5
Bonaire: Potentiele Beroepsbevolking: Aantal werkenden: 7137 Aantal werklozen: 606 Aantal vacatures: 80 Aantal uitkeringen 2404 1. Bereken het aanbod van arbeid 2. Bereken de vraag naar arbeid 3. Bereken de omvang van de beroepsbevolking 4. Bereken de bruto participatiegraad 5. Bereken het werkloosheidspercentage 6. Bereken de i/a-ratio 7743 7217 72,26% 7,8% 0,34
4
Arbeidsmarkt Participatiegraad =
Als de participatiegraad stijgt, is dat goed/slecht voor de economie want ……. Om iemands welvaart te meten kijken economen naar ……… De i/a-ratio = Als de i/a-ratio toeneemt dan is dat goed/slecht voor de economie, want ………. Noem 4 groepen ‘inactieven’? Wat is het verschil tussen de werkgelegenheid en de vraag naar arbeid? Stelling juist of onjuist? > Het aanbod van arbeid bestaat uit de beroepsbevolking Wat is het verschil tussen nominaal inkomen en reëel inkomen? Wat gebeurt er met de koopkracht als: % Inflatie > % loonstijging % Inflatie < % loonstijging % inflatie = % loonstijging Wat gebeurt er met de loonkosten per product als: % stijging Loonkosten > % stijging van de APT % stijging Loonkosten < % stijging van de APT % stijging Loonkosten = % stijging van de APT
5
Arbeidsmarkt H3 Weten / kunnen / berekenen:
Relaties tussen arbeidsproductiviteit (APT), werkgelegenheid en productie en loonkosten per product (de formules) Soorten kosten: Variabele kosten en Constante kosten Arbeidsintensieve productie Kapitaalintensieve productie Gevolg van breedte investeringen op de K/A* verhouding, de APT en de loonkosten per product Gevolg van diepte investeringen op de K/A* verhouding en de APT en de loonkosten per product Relatie tussen kosten en winst Invloed van verschillende factoren op de werkgelegenheid in een bedrijfstak: APT, prijselasticiteit, inkomenselasticiteit, concurrentiepositie Relatie tussen ‘prijs’, ‘waarde’ en ‘volume’ (tabel 3.2) Lezen en interpreteren van tabellen en grafieken Loonelasticiteit van de arbeidsvraag Indexcijfers Opgaven H3: * K/A verhouding = de verhouding tussen kapitaal en arbeid bij de productie
6
H4: Arbeidsvoorwaarden
Praktische opdracht CAO en loonruimte CAO’s Wat betekent CAO? Wie sluit de CAO af? Wat is een bedrijfstak? Wat is een vakbond? Wat is een werkgeversbond? Wat is een vakcentrale? Wat zijn primaire arbeidsvoorwaarden? Geef voorbeelden. Wat zijn secundaire arbeidsvoorwaarden. Geef voorbeelden. Wat wordt bedoeld met het ‘algemeen verbindend’ verklaren van een CAO? Wat kan de vakbond doen voor een werknemer? Als een CAO voor een bedrijfstak is afgesloten, geldt deze dan ook voor werknemers die geen lid zijn van de vakbond? Wat wordt bedoeld met de ‘organisatiegraad’ van een vakbond? Gebruik een voorbeeld om dit uit te leggen. Leg uit welke invloed ‘meeliftgedrag’ of ‘free-ridergedrag’ hebben op de dekkingsgraad van een vakbond. Leg uit of een hoge of lage dekkingsgraad de vakbond meer macht geven. Leg uit of een CAO leidt tot meer of minder concurrentie in een bedrijfstak? Leg zo duidelijk mogelijk uit waarom economen geen voorstander zijn van het ‘algemeen verbindend verklaren’ van CAO’s zijn. Betrek in je antwoord te term ‘marktwerking’ Maken > opgave 2 Loonruimte Geef de relatie tussen ‘Nominaal loon’ en ‘reëel loon’? Wat is de relatie tussen de APT (arbeidsproductiviteit) en de loonkosten per product Welke soorten loonstijgingen zijn er, en leg ze uit! Leg uit wat wordt bedoeld met he begrip ‘Loonruimte’ Geef aan hoe je de loonruimte kunt berekenen. Geef aan of het gunstig is voor de werkgever of voor de werknemer als loonstijging > loonruimte Maak een korte film of ‘animatie’ waarin de betekenissen van de volgende drie begrippen duidelijk wordt (presenteren op vrijdag 29 januari) 1. Principal-Agent probleem 2. Berovingsprobleem 3. Verzonken kosten Maken > opgave 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 19, 20, 21
7
H5: Werkloosheid Kennen:
Soorten werkloosheid: Conjuncturele werkloosheid, Natuurlijke werkloosheid (Structureel & Frictiewerkloosheid): oorzaken en oplossingen Arbeidsmobiliteit Productiecapaciteit, bezettingsgraad Hoogconjunctuur, laagconjunctuur Loon-prijsspiraal
8
De structuur en de conjunctuur
Structuur = de aanbodzijde van de economie: hoeveel kan er met de beschikbare productiefactoren maximaal geproduceerd worden (productiecapaciteit). Dit is afhankelijk van de kwantiteit en de kwaliteit van de productiefactoren. Conjunctuur = de vraagzijde van de economie: hoeveel wordt er geproduceerd? Dit is afhankelijk van de vraag naar goederen en diensten.
9
Opdracht 1 Wat is de oorzaak van Frictiewerkloosheid
Wat is de oorzaak van structurele werkloosheid Wat is de oorzaak van conjuncturele werkloosheid
10
Opdracht 2 Geef voor elke vorm van werkloosheid 2 mogelijke oplossingen Frictiewerkloosheid Structurele werkloosheid Conjuncturele werkloosheid
11
H6: De arbeidsmarkt een markt van volkomen concurrentie?
De kenmerken: Vraag: Welke kenmerken vind jij wel en welke kenmerken vind je NIET van toepassing op de arbeidsmarkt?
12
Welke prijzen op welke markten?
Markt: Goederen- en dienstenmarkt Valutamarkt Vermogensmarkt Arbeidsmarkt Prijs: Prijs (Wissel)koers Rente Loon Pareto efficientie: maximale welvaart > punt D In een ‘perfect functionerende markt’ is de welvaart maximaal. Hier zijn het surplus van de aanbieder en de vrager gezamenlijk maximaal. Dit is in het ‘marktevenwicht’: punt ‘D’. Pareto wil zeggen: Hier kan het surplus van de een niet toenemen zonder dat het surplus van de ander daalt. Surplus van de vragers Surplus van de aanbieders
13
H6: De arbeidsmarkt & minimumloon
Antwoorden 60 mln. 90 mln. 5 mln. Antwoorden mln. 3 mln. N en O Antwoorden Toename = L Afname = O L en N 2 mln (6 – 4) Vragen: Bereken het werknemerssurplus. Bereken het werkgeverssurplus. Hoeveel mensen raken werkloos a.g.v. invoering van het minimumloon? Hoeveel mensen raken werkloos a.g.v. daling van de vraag? Hoeveel mensen raken werkloos a.g.v. toename van het aanbod? Welke letters geven het totale welvaartsverlies weer a.g.v. de invoering van het minimumloon? Met welke letters verandert het totale werknemerssurplus a.g.v. het minimumloon? Met welke letters neemt het werkgeverssurplus AF a.g.v. het minimumloon? Hoeveel mensen raken ‘onvrijwillig werkloos? K P L N O M
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.