Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdLioba Junge Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Actualiteiten vennootschapsbelasting
Simon Strik
2
onderwerpen Implementatie ATAD1 Renteaftrek Deelnemingsvrijstelling
Fiscale eenheid Onzakelijke geldleningen
3
Drie wijzigingen implementatie ATAD 1
Consultatiedocument Renteaftrekbeperking, earningsstrippingbepaling Exitheffing CFC-regeling
4
Consultatiedocument earningsstrippingregeling per 1-1-2019
5
Overzicht Algemeen Art. 15b lid 1: hoofdregel
Art. 15b lid 2: belastingplichtige is opzichzelfstaande entiteit Art. 15b lid 3: franchise Art. 15b lid 4: berekening gecorrigeerde winst Art. 15b lid 5: vaste inrichting (Art. 15b lid 6: eigenvermogenuitzondering, of Art. 15b lid 6: ebitda-uitzondering) Art. 15b lid 7: belastingplichtige maakt deel uit van meer dan één groep Art. 15b lid 8: voortwenteling overschot aan rentelasten Art. 15b lid 9: wat zijn rentelasten dan wel rentebaten? Art. 15b lid 10: wat is een geconsolideerde jaarrekening? Art. 15b lid 11: wat is een met de belastingplichtige gelieerd lichaam/persoon?
6
algemeen Art. 4 ATAD1, art. 15b Vpb 1969 Algemene renteaftrekbepaling
NB na afschaffing van art. 10d op (thincapregeling) Uitgangspunten: Minimumharmonisatie Drempel: 3 mio (wordt 1 mio) Ebitdanorm: 30% Groepsuitzonderingen (worden niet ingevoerd) Geen standpunt over eventuele terugsluis (inmiddels wel) Afschaffing 13l en 15ad? Ja Met ingang van boekjaren vanaf Geen eerbiedigende werking
7
15b lid 1: hoofdregel Geen aftrek overschot aan rentelasten voor zover > 30% ebitda Overschot: saldo Voorbeeld 1: Een belastingplichtige heeft, na de toepassing van de artikelen 10a, 10b, 13l en 15ad van de Wet Vpb 1969, aftrekbare rentelasten van € 250 miljoen. De belastbare rentebaten bedragen € 75 miljoen. De belastingplichtige heeft derhalve een overschot aan rentelasten van € 175 miljoen. De belastingplichtige realiseert met zijn activiteiten een EBITDA van € 180 miljoen; dit resultaat is normaal belast. Daarnaast ontvangt belastingplichtige een dividend van € 75 miljoen dat onder de deelnemingsvrijstelling valt. Bij het bepalen van de EBITDA voor de maximale aftrekcapaciteit wordt € 180 miljoen als uitgangspunt genomen; het vrijgestelde dividend wordt niet meegenomen. Het overschot aan rentelasten (€ 175 miljoen) is in beginsel niet aftrekbaar voor zover deze de maximale aftrekcapaciteit overschrijdt, in het voorbeeld € 54 miljoen (30% van € 180 miljoen). De belastingplichtige kan van het totale overschot aan rentelasten € 54 miljoen in aftrek brengen. Het resterende bedrag van € 121 miljoen wordt in aftrek wordt beperkt en kan worden voortgewenteld naar het volgende jaar.
8
vervolg Voorbeeld 2 In het geval dat het overschot aan rentelasten € 2,7 miljoen bedraagt en de maximale aftrekcapaciteit (30% van de EBITDA) € 2 miljoen bedraagt, kan bij een franchise van € 3 miljoen het totale overschot aan rentelasten van € 2,7 miljoen in aftrek worden gebracht. Wanneer het overschot aan rentelasten € 3,7 miljoen bedraagt en de maximale aftrekcapaciteit (30% van de EBITDA) € 2 miljoen bedraagt, wordt bij een franchise van € 3 miljoen € 0,7 miljoen van aftrek uitgesloten. Bij een overschot aan rentelasten van € 3,7 miljoen en de maximale aftrekcapaciteit (30% van de EBITDA) € 4,5 miljoen bedraagt, kan ondanks dat het overschot aan rentelasten uitgaat boven de franchise, het gehele bedrag in aftrek worden gebracht.
9
voorbeeld Gegevens Belastbare winst 50
Ten laste van de winst gekomen afschrijvingen 100 Belastbare rentebaten 70 Aftrekbare rentelasten 150 Uitwerking + Overschot aan rentelasten +80 + Afschrijvingen +100 Gecorrigeerde belastbare winst voor toetsing aan de 30%-norm 230 De maximaal aftrekbare rente bedraagt 30% van 230 = 69
10
15b lid 2: niet van toepassing
Bp maakt geen deel uit van een groep (verg. art. 10d (oud) Geen gelieerd lichaam (lid 11: 25%) Geen vaste inrichting NB: vaste inrichting
11
Art. 15b lid 3: franchise Overschot tot 3 mio (wordt 1 mio) altijd aftrekbaar
12
Art. 15b lid 4 Gecorrigeerde belastbare winst
Belastbare winst zonder toepassing lid 1( fiscaal berekend) Plus afschrijvingen Plus overschot NB: Deelnemingsvoordelen behoren dus niet tot de belastbare winst (verlagen deze) Oort-kosten verhogen de belastbare winst
13
Art. 15b lid 5: vaste inrichting
Eliminatie rentelasten en –baten Voor zover deel uitmaken van winst in een andere staat (VI) als bedoeld in 15e Waarop de objectvrijstelling van toepassing is
14
Art. 15b lid 8: doorschuiven
Het niet-aftrekbare overschot aan rentelasten onbeperkt voorwaarts kan worden voortgewenteld Deze optie is het meest eenvoudig in de uitvoering. De voortwenteling van het niet-aftrekbare overschot aan rentelasten, ook in samenhang met mogelijke te compenseren verliezen, wordt in een later stadium nader technisch uitgewerkt. Daarbij zal bijvoorbeeld ook aandacht moeten worden besteed aan situaties dat sprake is van het aangaan of verbreken van een fiscale eenheid, fuseren of splitsen. Het lijkt echter voor de hand te liggen om voor dit laatste aan te sluiten bij de wijze waarop het verrekenen van verliezen in dergelijke gevallen plaatsvindt.
15
Art. 15b lid 9, rentelasten/-baten
Rentelasten op alle vormen van schulden Andere kosten/lasten die economisch gelijkwaardig zijn Kosten ivm aantrekken financiële middelen (advies- bemiddelingskosten) Gekapitaliseerde rente Financial leasing Rentebaten Economisch vergelijkbare baten Resultaten op derivaten om rente- en valutaresico’s af te dekken
16
Art. 15b lid 10 Wat is een geconsolideerde jaarrekening?
Titel 9, Boek 2 BW Overeenkomstige nationale jaarverslaggevingsstandaarden van een andere lidstaat EU IFRS
17
Art. 15b lid 11, gelieerdheid Bp heeft een direct/indirect belang in een lichaam (25%) Natuurlijk persoon heeft een direct/indirect belang in bp ( 25%) Ook ‘bovenlangs Ten minste 25% belang in het nominaal gestorte kapitaal Dat ten minste 5% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt, of Dat recht geeft op ten minste 25% van de winst
18
Consultatiedocument en exitheffing
Geen wijzigingen 15c en 15d Nederlandse regelingen in de Vpb voldoen al ATAD 1 benoemt vier voorbeelden 1) Indien een belastingplichtige vanuit Nederland vermogensbestanddelen van zijn hoofdkantoor in Nederland overbrengt naar een vaste inrichting (bijvoorbeeld een filiaal) in een andere lidstaat van de EU-lidstaat of naar een andere EER-staat, terwijl de in die vermogensbestanddelen begrepen meerwaarden niet worden gerealiseerd. 2) Indien een belastingplichtige vermogensbestanddelen van zijn vaste inrichting (bijvoorbeeld een filiaal) in Nederland overbrengt naar het hoofdkantoor in het buitenland of naar een andere vaste inrichting in een ander land. 3) Indien een belastingplichtige zijn fiscale woonplaats naar een ander land overbrengt (de locatie van het hoofdkantoor verhuist bijvoorbeeld naar een ander land). 4) Indien een belastingplichtige het bedrijf van de vaste inrichting naar een ander land overbrengt (het gehele filiaal wordt bijvoorbeeld naar een ander land verhuisd).
19
Invorderingswet, art. 25b Wel wijziging invorderingswet, echter alleen voor de Vpb. Art. 25b lid 1: Op verzoek uitstel van betaling verleend voor de voordelen die als gevolg van de exitheffing in aanmerking worden genomen. De betaling dient ingevolge ATAD1 alsdan in vijf gelijke jaarlijkse termijnen plaats te vinden. Lid 2: stellen van voldoende zekerheid, echter alleen als de ontvanger aannemelijk maakt dat er sprake is van gegronde vrees dat de belastingschuld niet kan worden verhaald, voldoende zekerheid
20
vervolg Lid 3: beëindiging uitstel
ingeval de belastingschuldige niet meer in een EU-lidstaat of EER-staat is gevestigd, niet meer wordt voldaan aan de vereisten zoals op te nemen in een ministeriële regeling dan wel niet meer voldoende zekerheid is gesteld. ingeval de belastingschuldige de voordelen realiseert waarvoor uitstel van betaling is verleend.
21
vervolg Lid 4 De belastingschuldige dient het verzoek om uitstel van betaling tegelijk te doen met de aangifte over het jaar waarin de exitheffing is opgenomen
22
Consultatiedocument en CFC-regeling, art. 15ba
Waar gaat het om? Samenloop met 13a Lid 1 : Besmette voordelen voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam tot de winst van de belastingplichtige behoren voor zover het saldo van dergelijke besmette voordelen positief is. De besmette voordelen worden bij het bepalen van de winst van de belastingplichtige in aanmerking genomen naar rato van het belang dat de belastingplichtige in een gecontroleerd lichaam heeft en voor zover het saldo van de besmette voordelen aan het einde van het boekjaar van de belastingplichtige niet negatief is
23
Vervolg Lid 1: omvang De omvang
Naar Nederlandse fiscale maatstaven bepaald. Limitatieve opsomming verminderd met de met die voordelen verband houdende kosten. Onderdeel a: rente of andere voordelen uit financiële activa. Onderdeel b: royalty’s of andere voordelen uit intellectuele eigendom. Onderdeel c: dividenden en voordelen uit de vervreemding van aandelen. Onderdeel d: voordelen uit financiële leasing. Onderdeel e: voordelen uit verzekerings-, bank- en andere financiële activiteiten. Onderdeel f: voordelen uit factureringsactiviteiten
24
vervolg Lid 2: wat is een gecontroleerd lichaam?
De belastingplichtige moet al dan niet tezamen met een met hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon een direct of indirect belang hebben in een lichaam van meer dan 50% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal, dat meer dan 50% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt of dat recht geeft op meer dan 50% van de winst. Het belang hoeft dus niet direct gehouden te worden. Ook een indirect belang – bijvoorbeeld gehouden via een dochtervennootschap van de belastingplichtige – valt daarmee onder het bereik van deze bepaling.
25
vervolg naar Nederlandse maatstaven redelijk heffing
indien deze resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste de helft van het van toepassing zijnde tarief over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst indien dit lichaam in Nederland zou zijn gevestigd.
26
vervolg Lid 3: twee uitzonderingen gecontroleerd lichaam
onderdeel a: indien de voordelen van een gecontroleerd lichaam ten minste hoofdzakelijk bestaan uit andere voordelen dan besmette voordelen. Dat wil zeggen dat volgens de benadering van onderdeel a pas sprake is van een gecontroleerd lichaam als meer dan 30% van de voordelen van dat gecontroleerd lichaam bestaan uit besmette voordelen. Onderdeel b: indien een gecontroleerd lichaam een financiële onderneming is, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van ATAD1, en de besmette voordelen ten minste hoofdzakelijk afkomstig zijn van anderen dan de belastingplichtige of een met hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon.
27
vervolg Lid 4 het eerste lid niet van toepassing is voor zover een gecontroleerd lichaam ter zake waarvan de besmette voordelen worden genoten een wezenlijke economische activiteit uitoefent die wordt ondersteund door personeel, uitrusting, activa en gebouwen het aantal personen in dienstbetrekking tot het gecontroleerd lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden, de beschikbare uitrusting, de gebruikte activa en de ter beschikking staande gebouwen moeten in overeenstemming zijn met de aard en functie van de door dat lichaam uitgeoefende activiteiten waarmee de besmette voordelen worden behaald.
28
vervolg Lid 5 de verschuldigde vennootschapsbelasting wordt verminderd volgens artikel 23e van de Wet Vpb 1969. De vermindering is alleen van toepassing als het saldo van de besmette voordelen positief is.
29
vervolg Lid 6: vooruit wentelen van verliezen
voor zover het saldo van de besmette voordelen in een jaar negatief is en op grond van het eerste lid niet in aanmerking wordt genomen, wordt dit achtereenvolgens in in mindering worden gebracht op, en ten hoogste tot, het saldo van de positieve besmette voordelen van de negen volgende jaren
30
Wijziging art. 13 Lid 19: in afwijking van het negende lid de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op voordelen uit hoofde van een beleggingsdeelneming voor zover deze voordelen rechtstreeks samenhangen met de in het jaar of het daaraan voorafgaande jaar reeds op grond van artikel 15ba in aanmerking genomen voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam.
31
Wijziging art. 15e en 13a Art. 15e : Vergelijkbare regeling mbt vaste inrichting (geen objectvrijstelling) Art. 13a: Vermindering herwaarderingswinst waardestijging van het belang in een lichaam wordt slechts in aanmerking genomen voor zover deze waardestijging een bedrag dat reeds uit hoofde van artikel 15ba met betrekking tot dat lichaam in aanmerking is genomen te boven gaat.
32
Art. 23e: berekening van de vermindering
De systematiek voor de berekening van deze vermindering is afgeleid van de systematiek bij de deelnemingsverrekening van artikel 23c van de Wet Vpb 1969 en de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten van artikel 23d van de Wet Vpb 1969.
33
Art. 28c: geen compartimentering
Geen compartimentering in geval van sfeerovergang volgens artikel 28c, achtste lid, van de Wet Vpb 1969 voor de niet onder de deelnemingsvrijstelling vallende voordelen, bedoeld in artikel 13, negentiende lid: Art. 28c lid 1 t/m 6 zijn niet van toepassing Aldus wordt een samenloop tussen de regels voor compartimentering en de nieuwe regeling voor een gecontroleerd lichaam (CFC-maatregel) voorkomen.
34
Renteaftrekbeperking, art. 10a
35
Credit Suisse: 10a parallelliteit, V-N 2017/22.11
HR: bij uiteindelijk externe financiering is lid 1 is van toepassing op grond van grammaticale interpretatie Dan is tegenbewijsregeling aan de orde HR: Parallelliteit: Parallelliteit is onderdeel zakelijkheidstoets (daarnaast ook compenserende heffingstoets!) HR: In geval van parallelliteit: zakelijkheid van de besmette rechtshandeling is gegeven Civielrechtelijke en fiscale parallelliteit Civiel: bijv. tussengeschoven kapitaalstorting Fiscaal: bijv. mismatch Reparatie in BP 2018: ook bij uiteindelijk externe financiering moet de rechtshandeling zakelijk zijn
36
deelnemingsvrijstelling
37
Liquidatieverliesregeling, Nav Hof Den Bosch V-N 2017/7/13
Ratio = tegemoetkoming voor het verloren gaan van de compensabele verliezen bij de geliquideerde deelneming Technische uitwerking onzuiver, want compensabele verliezen = liquidatieverlies Regeling is zeer omstreden, want uitzondering op de deelnemingsvrijstelling (art. 13d-1 Vpb) Hoofdregel (art. 13d-2-1e volzin Vpb) Liquidatieverlies (LV) = opgeofferd bedrag (OB) -/- liquidatie-uitkering (LU)
38
Het wettelijk systeem Omvang liquidatieverlies? Wanneer in aanmerking?
Art. 13d-10 Vpb en art. 13e Vpb
39
Opgeofferd bedrag na ontvoeging
40
De relevantie van HR 28 maart 2014, V-N 2014/16
De relevantie van HR 28 maart 2014, V-N 2014/16.19 voor opgeofferd bedrag na ontvoeging Het betreft een compartimenteringsarrest waarin de HR tevens iets zegt over de verhouding tussen goed koopmansgebruik en de deelnemingsvrijstelling Dit is een lastige en niet uitgekristalliseerde ‘confrontatie’ HR r.o : Goed koopmansgebruik dwingt niet tot de aanpassing van de boekwaarde van een activum, als het resultaat van die aanpassing niet in aanmerking dient te worden genomen bij het bepalen van de belastbare winst van het jaar waarin de aanpassing zou moeten plaatsvinden
41
Hof Den Bosch V-N 2017/7/13 Liquidatieverliesregeling, samenloop met ontvoeging uit fiscale eenheid 13d, lid 8 juncto 15aj, lid 6 Wat is het probleem? Gkg? Hof: doel en strekking Conclusie Wattel NTFR 2017/1700, idem
42
2. Casus vereenvoudigd
43
3. Handel in latent liquidatieverlies
44
Reparatie in OFM Hoe wordt eigen vermogen van de dochtermaatschappij bepaald? Waarde deelneming van die dochter is de boekwaarde of de wev indien lager op ontvoegingstijdstip
45
Dubbele verliesneming bij liquidatie
Art. 13d, lid 9: Voorkomst dubbele verliesneming bij liquidatie top- of tussenmaatschappij
46
liquidatie
47
Dubbele verliesneming bij vorderingen
48
Vervolg BP 2018: Art. 13, lid 9 wordt min of meer herhaald in het nieuwe lid 10 Dit is een uitbreiding van lid 9 Het is van toepassing op alle schuldvorderingen op binnen of buiten Nederland gevestigde maatschappijen die tot hetzelfde concern behoren als de moeder van de fiscale eenheid Idem bij liquidatie van een dergelijk verbonden lichaam
49
Schadevergoedingsarrest, BNB 2017/11
Casus Vraag: vanaf welk tijdstip valt de vergoeding onder de dvs? Uitgangspunt HR: evenwicht bij koper en verkoper, dus of bij beide de dvs of bij beide geen dvs (belaste sfeer) Precontractuele sfeer HR: voor de één (koper) geen deelneming De ander moet hetzelfde worden behandeld (zie uitgangspunt)
50
Vervolg Contractuele sfeer
Na sluiten perfecte overeenkomst is de dvs bij beide van toepassing En igv opschortende/ontbindende voorwaarde? Verkoper (heeft nog een deelneming): vergoeding +/- valt onder de dvs HR BNB 1985/200 achterhaald: ook na sluiten perfecte overeenkomst valt schadevergoeding niet onder de dvs HR laat zich ook uit over opsplitsing belang: Falcons arrest Nieuwe criteria: als partijen (i) een dergelijke opsplitsing hebben beoogd en (ii) in een overeenkomst afgesplitste rechten op het desbetreffende aandeel hebben gecreëerd Dat is niet het geval bij een obligatoire overeenkomst Dus in casu geen opgesplitst belang, dus geen deelneming voor degene die schadevergoeding ontving. Dus geen dvs uit hoofde van dat opgesplitste belang
51
Aan- en verkoopkosten deelneming??
Wettelijke systematiek (anders dan HR!) Art. 13 lid 1: aan- en verkoopkosten deelneming vallen onder de dvs Aankoopkosten: niet aftrekbaar, activeren, verhogen het opgeofferd bedrag Verkoopkosten: niet aftrekbaar Vragen Vanaf welk moment verkoopkosten? Hof Arnhem-Leeuwarden, zie hierna Vanaf welk moment aankoopkosten? Samenloop met fiscale eenheid
52
Wanneer sprake van verkoopkosten?
Hof Arnhem-Leeuwarden NTFR 2017/539 Criterium: er dient een rechtstreeks oorzakelijk verband te bestaan tussen de kosten en de beoogde verkoop van de deelneming, mits deze deelneming uiteindelijk ook wordt verkocht Alle met de verkoop samenhangende kosten die in het kader van het verkooptraject gemaakte kosten zijn verkoopkosten en die op de verkoop daarop drukken Er zijn met meerdere partijen besprekingen gevoerd Ondanks onzekerheid over verkoop Onzekerheid over de uiteindelijke koper Hof: vanaf moment dat besloten is tot verkoop over te gaan en men op zoek is naar een koper Tenzij de deelneming uiteindelijk niet wordt verkocht en geen intentie tot verkoop meer bestaat
53
Wanneer is sprake van aankoopkosten?
Praktijk: vanaf tijdstip ondertekening obligatoire overeenkomst of vergelijkbaar tijdstip Activeren, verhoging opgeofferde bedrag Vergelijk: HR over activeren van voortbrengingskosten bedrijfsmiddelen Dus: verkoopkosten vanaf een eerder moment Stel aankoop wordt begeleid door groepsentiteit Bij aankoop worden deze kosten doorbelast Worden kosten van kopende deelneming Vervolgens gegeven criterium toepassen Dus mogelijk deels gewoon aftrekbaar
54
HR 29 april 2011, nr. 10/00654 BNB 2011/185, vóór Vóór de vorming van een fiscale eenheid was sprake van een door X BV gehouden deelneming in F BV. HR: De latere vorming (met terugwerkende kracht) van de fiscale eenheid staat er niet aan in de weg dat op de aankoopkosten de regeling van de deelnemingsvrijstelling wordt toegepast (aankoopkosten niet aftrekbaar) Vóór voeging dus nog geen opgaan-in
55
HR 11 januari 2013, nr. 12/01616 BNB 2013/70, na De vervreemding van de aandelen van een dochtermaatschappij wordt geacht plaats te vinden na de ontvoeging van die dochtermaatschappij (art. 14, lid 1, BFE 2003) Verkoopkosten van de deelneming komen niet voor aftrek in aanmerking. Daaraan doet niet af dat de kosten zijn gemaakt in de periode waarin de dochtervennootschap nog deel uitmaakte van de fiscale eenheid
56
Fiscale eenheid
57
Wijziging art. 5, lid 5 Besluit FE
Opnemen bestaande dochter, ondanks het feit dat de boekjaren nog niet gelijklopen
58
HIR en art. 15ai Hof Arnhem-Leeuwarden, NTFR 1017/400 Casus: 2007:
overdracht pand met stille reserves van moeder naar dochter moeder aan dochter 2010: ontvoeging 2011 herinvestering Vraag: kan een HIR worden gevormd bij ontvoeging ter zake van de herwaarderingswinst ex art. 15ai? Herwaardering ex art. 15ai: winst waarvoor een HIR kan worden gevormd HOF: JA verg. HR nr. 15/04483, BNB 2016/222: ook waardecorrectie bij onttrekking is ‘opbrengst’ voor toepassing3.54) Maar: wanneer heeft de overdracht plaatsgevonden? Jaar van overbrenging 2007? Jaar van herwaardering 2010? Hof: 2007: dus herinvestering in 2011 is te laat
59
Vervolg conclusie Wattel
Er is sprake van een vervreemding van bedrijfsmiddel, Ofwel in 2007: civielrechtlijk Ofwel in 2010 bij ontvoeging dochter Dit helpt belanghebbende niet (in strijd met letterlijke tekst): Op het moment van vervreemding (ontvoeging) had de herwaardering al plaatsgevonden Er is wel sprake van een opbrengst als gevolg van de herwaardering ex art. 15ai, vergelijk HR BNB 2016/222
60
Vervolg Wattel Standpunt belanghebbende in strijd met bedoeling wetgever Art. 15ai lid 1, tweede volzin Pand met stille reserves wordt verschoven van moeder naar dochter (besmette transactie) Dochter vervreemdt pand aan derde (NB: art. 15ai kan niet meer worden toegepast op pand!) Fiscale eenheid vormt een HIR Ontvoeging dochter: HIR wordt opgenomen in de winst Logisch: HIR belichaamt de verschoven stille reserves
61
Vervolg Wattel Art. 15, lid 1, derde volzin Wattel:
Pand (pand 1) wordt verschoven van moeder naar dochter (besmette transactie) Pand 1 wordt vervreemd aan derde, vorming HIR Er wordt een vervangend pand (pand 2) aangekocht door de fiscale eenheid en HIR wordt afgeboekt Vervolgens ontvoeging Art. 15, lid 1, derde volzin: herwaardering van dit vervangende pand 2 op waarde economische verkeer Logisch: pand 2 vertegenwoordigt de stille reserves van pand 1 Wattel: in deze gevallen wordt HIR direct (tweede volzin) of indirect (derde volzin) belast Dan is niet logisch dat in de onderhavige casus (eerste volzin) een HIR bij ontvoeging kan worden gevormd
62
Onzakelijke geldlening
63
Onzakelijke geldleningen
Bijzondere omstandigheden: HR nr. 16/01370, BNB 2017/6 Vergelijking met een derde: andere rechtsverhouding ‘van voldoende gewicht’?
64
Verbreking vennootschapsrechtelijke betrekkingen tussen crediteur en debiteur
Onzakelijke geldlening opzij met gezamenlijke aandeelhouder (BV) Overdracht van vordering aan een derde Bij overdracht veronderstellen een kwijtschelding van het verschil tussen de nominale waarde en de prijs die wordt betaald Verstrekken nieuwe geldlening voor bedrag van deze prijs maar met terugbetalingsverplichting tot nominale waarde Overdracht van de aandelen in crediteur aan derde Hof Arnhem-Leeuwaarden V-N 2017/2.9: overdracht van lening Rb Noord Nederland V-N 2017/3.2: overdracht van aandelen
65
Accepteren bankvoorwaarden
Hof Den Bosch V-N 2017/37.13 Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende bij het verstrekken van de lening in 2007 een debiteurenrisico heeft aanvaard, dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. Gelet op de resultaten van de onderneming in 2006/2007 en de vooruitzichten voor de jaren 2008/2009/2010 ten tijde van het verstrekken van de lening, was van een debiteurenrisico zoals de Inspecteur stelt, naar het oordeel van het Hof geen sprake. Dat belanghebbende wist dat (in 2008) omvangrijke kredieten door de bank zouden worden verstrekt, maakt de leningen niet onzakelijk. Het aantrekken van een bankfinanciering ten behoeve van nieuwbouw en innovatieve activiteiten, diende juist een zakelijk doel. Ook een derde crediteur is gebaat bij expansie van de onderneming.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.