Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Pragmatiek
2
Pragmatiek Quoi? Verschijnselen? tak van de taalkunde taalhandelingen
bestudeert de relatie tussen taaluitdrukkingen en de situatie waarin een uitspraak past deixis presupposities maximes implicaturen
3
Pragmatiek Deiktische woorden WB p. 157, 2a
talige elementen die alleen begrepen kunnen worden in termen van de bedoeling van de spreker persoonlijke deixis / plaatsdeixis / tijdsdeixis vs. lexicale woorden (zelfstandige betekenis)
4
Pragmatiek Vooronderstellingen / presupposities
zaken die je aanneemt wanneer je communiceert
5
‘Ben je alweer je boek vergeten?’
6
‘Het zit er meestal bovenarms op als blauw-zwart op bezoek is
in het Astridpark.’
7
WB. p. 158 oef. 5
8
Pragmatiek Maximes van Grice 4 grondregels van conversatie
9
kwantiteit: zeg niet minder / meer dan de conversatie vereist
kwaliteit: zeg niets waarvan u denkt dat het niet waar is / zeg geen dingen die u niet kunt bewijzen manier: wees niet onduidelijk / dubbelzinnig; wees kort / ordelijk relevantie: wees relevant
10
WB. p. 159 oef. 10
11
Pragmatiek Taalhandeling
Wanneer je spreekt of schrijft, verricht je taalhandelingen. Wat je doet d.m.v. taal, hoe iemand sociaal handelt met taal. 3 delen locutie / propositie: ‘Het is hier koud.’ (wat je zegt) illocutie: Ik heb het koud. / De verwarming mag hoger. (wat je bedoelt) perlocutie / effect: Iemand zet de verwarming hoger. (wat je wil bereiken)
12
TAALHANDELING ILLOCUTIE (bedoeling) LOCUTIE PERLOCUTIE
(taaluiting) (effect) verbale + non-verbale communicatie
13
Taalhandeling locutie? illocutie? perlocutie? Weet jij wel
hoe laat het is? locutie? illocutie? perlocutie?
14
Taalhandeling Oefening Stap 1: dialoog
leerling A = zender, leerling B = ontvanger leerling A leest propositie en bedenkt situatie (in stilte) leerling A begint dialoog leerling B raadt context en geeft gepaste reactie min. 5 zinnen
15
Taalhandeling Oefening Stap 2: overleg en noteer
wat was de illocutie / perlocutie / non-verbale communicatie? taalhandeling geslaagd? Stap 3: taalhandelingen naspelen
16
Casus: fregatschip Coquille (p. 159)
17
Modaliteit Quoi? houding spreker tegenover werkelijkheid
zekerheid / (on)waarschijnlijkheid / wenselijkheid / (on)mogelijkheid middelen: modale hulpwerkwoorden / bijwoorden, tussenwerpsels, tijd, intonatie, …
18
WB. p. 161 oef. 15
19
Pragmatische gepastheid
Quoi? taaluiting moet passen bij context communicatieve competentie taalgebruiker denotatie / connotatie voorbeeld?
20
WB. p. 160 oef. 13
21
Taalvariatie
22
In de gloria Casual Geef voorbeelden van het informele karakter van het taalgebruik. Op welk vlak moest Wilfried zich nog aanpassen? Wat is de symboliek van de douchescène? Waarom loopt het fout?
23
Situationele taalvariatie
24
FORMEEL vs. INFORMEEL
25
Sociale taalvariatie
26
JARGON
27
De bergkoning ledigde de bidon die zijn knecht hem toestak vanuit de bezemwagen, demarreerde op zijn hybride, ontsnapte uit de waaier, won de laatste etappe en veroverde zo de regenboogtrui. JARGON
28
ASAP FAQ FYI STFU ROFL LOL ATM G2G WTF XOXO BS PITA CCL ELI5 YGM NP
FUBAR BYOB FTW L337 JARGON
29
IDIOLECT
30
WB. p. 189 oef. 4
31
JONGEREN- TAAL
32
GENDERLECT
33
WB. p. 189 oef. 5
34
ETNOLECT - Het illegaals
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.