de brief aan de Romeinen

Presentatie over: "de brief aan de Romeinen"— Transcript van de presentatie:

1 de brief aan de Romeinen
studie 6 19 december 2017 Hendrik Ido Ambacht

2 Romeinen 1  18 Want Gods boosheid wordt onthuld van de hemel over alle oneerbiedigheid en onrechtvaardigheid van mensen, die de waarheid in onrechtvaardigheid ten onder houden, 19 omdat namelijk dat wat van God bekend is in hun midden openbaar is, want God maakt het aan hen openbaar.

3 Romeinen 1  20 Want wat van Hem onzichtbaar is, zijn onwaarneembare macht en goddelijkheid, wordt vanaf de schepping van de wereld doorzien, omdat het verstaan wordt in zijn maaksels, zodat zij niet te verdedigen zijn. 21 Want terwijl zij God kennen, verheerlijken of danken zij Hem niet als God, maar zij werden zinloos gemaakt in hun redeneringen en hun onintelligente hart wordt duister gemaakt.

4 Romeinen 1  22 Terwijl zij beweren wijs te zijn, worden zij dom gemaakt, 23 en zij veranderen de heerlijkheid van de onvergankelijke God in een gelijkenis van een afbeelding van een vergankelijk mens, van vliegende schepsels, van viervoeters en van kruipende dieren. 24 Daarom levert God hen in de begeerten van hun harten over aan onreinheid, zodat in hun midden het lichaam onteerd wordt.

5 Romeinen 1  25 Zij vervangen de waarheid van God door de leugen en worden eerbiedig vereerd, en zij dienen de schepping naast de Schepper, Hij, die gezegend is tot in de aeonen. Amen! 26 Vanwege dit levert God hen over aan oneervolle hartstochten. Want hun vrouwen vervangen de door de natuur bepaalde gebruikmaking door dat wat naast de natuur is.

6 Romeinen 1  27 Evenzo werden de mannen, die de door de natuur bepaalde gebruikmaking van de vrouw loslaten, ontbrand in hun hunkering naar elkaar, mannen met mannen die de onfatsoenlijkheid bewerken, die ook de vergelding die bindend was voor hun dwaling in zichzelf terugkrijgen. 28 En zoals zij God niet toetsen om Hem te erkennen, levert God hen over aan een ondeugdelijk denken om te doen wat niet behoort:

7 Romeinen 1  29 vervuld van alle onrechtvaardigheid, boosaardigheid, kwaadaardigheid, hebzucht, barstensvol afgunst, moord, ruzie, bedrog, kwaadwillendheid, fluisteraars, 30 ten nadele sprekers, verafschuwers van God, beledigers, hoogmoedigen, arroganten, uitvinders van kwade zaken, ongezeglijk aan hun ouders,

8 Romeinen 1  31 onintelligent, onbetrouwbaar, zonder natuurlijke genegenheid, onverzoenlijk en zonder ontferming. 32 Zij beseffen het rechtvaardige statuut van God, dat zij, die zulke dingen verrichten, de dood waardig zijn, en zij doen ze niet alleen zelf, maar geven ook hun goedkeuring aan hen, die ze verrichten.

9 Romeinen 2 1 Daarom ben jij, o, mens, niet te verdedigen, wanneer jij oordeelt. Want waarin jij een ander oordeelt, veroordeel jij jezelf, want jij, die oordeelt, verricht dezelfde dingen.

10 Romeinen 2 2 En wij weten, dat het oordeel van God naar waarheid is over hen, die zulke dingen verrichten.

11 Romeinen 2 3 En jij rekent dit, o, mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen verrichten, en ze zelf doet, dat jij aan het oordeel van God zal ontsnappen?

12 Psalm 30 5 Want een moment duurt Zijn boosheid, maar een leven lang Zijn welbehagen. In de avond overnacht het huilen, maar in de ochtend is er gejubel.

13 7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten,
Jesaja 54 7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar in grote barmhartigheid zal Ik u bijeenbrengen. 8 In een stortvloed van grote toorn heb Ik voor u Mijn aangezicht een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser.

14 Romeinen 2 4 Of veracht jij de rijkdom van zijn vriendelijkheid, verdraagzaamheid en geduld, en ben jij onwetend, dat de vriendelijkheid van God jou tot bezinning leidt?

15 Romeinen 2 5 Maar naar jouw hardheid en onbezonnen hart spaar jij voor jezelf boosheid op tegen de dag van de boosheid en van de onthulling van het rechtvaardig oordeel van God, Israël: Deut.9:27

16 Deuteronomium 9 27 Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op de hardigheid van dit volk, noch op zijn goddeloosheid, noch op zijn zonde.

17 16 Besnijdt dan de voorhuid van uw hart, en verhardt uw nek niet meer.
Deuteronomium 9 27 Gedenk aan Uw knechten, Abraham, Izak en Jakob; zie niet op de hardigheid van dit volk, noch op zijn goddeloosheid, noch op zijn zonde. Deuteronomium 10 16 Besnijdt dan de voorhuid van uw hart, en verhardt uw nek niet meer.

18 En dán zal de lof van God aan een ieder komen.
1 Korinthe 4 5 Zodat: oordeel niet iets vóór de bestemde tijd, totdat de Heer komt, die ook de verborgen dingen van de duisternis aan het licht zal brengen, en die de raadslagen van de harten openbaar zal maken. En dán zal de lof van God aan een ieder komen.

19 Romeinen 2 6 die aan een ieder betalen zal naar zijn werken: 7 aan hen, die, in het verduren van goede werken, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het aeonische leven.

20 Romeinen 2 6 die aan een ieder betalen zal naar zijn werken: 7 aan hen, die, in het verduren van goede werken, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het aeonische leven.

21 Romeinen 2 6 die aan een ieder betalen zal naar zijn werken: 7 aan hen, die, in het verduren van goede werken, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het aeonische leven.

22 Romeinen 2 8 Maar aan hen, die uit eigenbelang ongezeglijk zijn aan de waarheid en overtuigd worden tot de onrechtvaardigheid: boosheid en woede.

23 1 Timotheus 4 1 Maar de geest zegt uitdrukkelijk, dat in navolgende perioden sommigen afstand zullen nemen van het geloof, omdat zij acht geven op geesten die doen dwalen en op onderwijzingen van demonen, 2 in de huichelarij van leugen-woorden, die hun eigen geweten dichtgebrand hebben.

24 1 Timotheus 4 3 die verbieden te trouwen en zich onthouden van voeding, wat God geschapen heeft om met dankzegging genuttigd te worden door de gelovigen, die ook de waarheid beseft hebben, 4 dat elk schepsel van God ideaal is, en geen enkele verwerpelijk, als het met dankzegging genomen wordt.

25 Romeinen 2 9 Verdrukking en benauwdheid zal komen op iedere ziel van een mens, die het kwaad bewerkt, eerst op de Jood en ook op de Griek.

26 Romeinen 2 10 Maar heerlijkheid, eer en vrede voor ieder, die het goede werkt, eerst voor de Jood en ook voor de Griek.

27 Romeinen 2 11 Want er is geen aanzien des persoons bij God.