Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Bodemkunde (3) -Bodemprofielen-
2
Doel van de les Aan het eind van de les kun je:
Factoren noemen die de bodem hebben gevormd. Uitleggen wat horizonten zijn en voorbeelden hiervan noemen. Verschillende horizonten onderscheiden in een bodemprofiel. Verschillende bodemprofielen van Nederland benoemen en herkennen Kenmerken benoemen waaraan je de verschillende bodemprofielen kan herkennen. De grondwatertrappen uitleggen. De kernbegrippen uitleggen.
3
Bodem In Nederland kennen we verschillende soorten bodems. Deze bodems zijn gevormd door verschillende factoren: Samenstelling van het moedermateriaal (grondsoort: veen, klei, zand) Klimaat (de temperatuur en / of vochtigheid) Vegetatie Biologische activiteiten (zowel van dier als mens) Reliëf: waterinfiltratie of oppervlakte afstroom (beken, rivieren) Tijd: bodemvorming in jonge of oude bodems
4
Bodemhorizonten Horizonten zijn de verschillende lagen waaruit een bodem opgebouwd kan zijn. Let op, niet iedere horizont komt in iedere bodem voor. De belangrijkste horizonten die voor kunnen komen in een bodem. Horizont Materiaal Uitleg A Humus houdende bovenlaag Organische stoffen die vrijwel geheel zijn omgezet E Uitspoelingslaag Verarmd aan organische stof, klei, ijzer, aluminium B Inspoelingslaag Verrijkt met ingespoelde stoffen uit de E laag C Moedermateriaal Niet veranderd door bodemvormende processen
5
O-horizont Een organische horizont bestaande uit organisch materiaal aan het oppervlak, Deze laag is niet langer dan enkele dagen per jaar verzadigd met water
6
A-horizont De A-horizont is het organische / humeuze bovenste deel van de bodem. Humus: Al of niet omgezette plantendelen, dierlijk leven (fauna) en afgestorven wortels.
7
E-horizont De E-horizont vormt zich tussen de A en de B-horizont. Het staat voor uitspoeling. Pas na langdurige uitspoeling zal de bovenliggende horizont zo verarmd zijn dat hij te herkennen is als een vaalgrijze uitspoelingslaag.
8
B-horizont De B-horizont is de inspoelingslaag. Dit is de horizont die als opvangkamer dient van stoffen die eerder zijn opgelost en hier weer neerslaan. Inspoeling vindt plaats als regenwater de opgeloste stoffen uit hogere lagen transporteert naar een lagergelegen laag. Dit kunnen organische humusbestanddelen zijn, maar ook ijzer.
9
C-horizont De C-horizont is de onderste laag en vormt het originele moedermateriaal waarin de bodem zich ontwikkeld heeft. De bodemvorming is nog niet tot deze diepte doorgedrongen. De C-horizont kan bestaan uit veen, zand of klei.
10
Bodemprofiel Bodemprofiel: de verschillende horizonten van de bodem samen. Iedere bodemsoort heeft een bodemprofiel met verschillende horizonten. De bodems van Nederland kun je in verschillende groepen indelen: Vaagbodem Podzolbodem Lossbodem Veenbodem Rivierkleibodem Zeekleibodem Brikbodem Eerdbodem
11
Vaagbodem Het duinlandschap = zandige afzettingen die door de wind worden aangevoerd. Vaagbodems bestaan namelijk uit onveranderd moedermateriaal, in dit geval duinzand.
12
Hoe wordt een vaagbodem gevormd
Door windrichting of de windsterkte is grof of fijn zand afgezet. Bij sterke wind worden grovere zandkorrels meegevoerd dan bij zwakkere wind. Elke bodem begint zijn leven als vaagbodem, maar het is geen eindstadium. Vaagbodems ontwikkelen zich meestal door tot een ander bodemtype. Blijven bodemvormende processen echter afwezig, dan blijft de afzetting eeuwig in het stadium van vaagbodem.
13
Podzolbodem Podzolgronden hebben duidelijk gescheiden grijze, bruine en gele banden. Het woord podzol stamt uit het Russisch en betekent zoveel als 'lijkt op as.'
14
Hoe wordt een podzolbodem gevormd
Podzolen is ontstaan in het Vroeg-Holoceen op de dekzandgronden. Na de ijstijd verbeterde het klimaat en raakten de zandgronden begroeid met bossen. Gevallen bladeren zorgden ervoor dat de toplaag van het zand werd verrijkt met humus. Door de korrelgrootte spoelen plantenresten (humus) mee de bodem in. Op hun weg naar beneden lossen de humuszuren ijzer op, dat als een dun huidje om de zandkorrels heenzit. Het ijzer, dat de zandkorrels gelig kleurde, verdwijnt langs chemische weg en het zand wordt vaalgrijs. Zodra dit gebeurt, heet de bodem al een podzol.
15
Lössbodem Löss is een fijne leem.
De korrelgrootte ligt tussen de µm. Daarmee zijn lössdeeltjes iets groter dan kleideeltjes, maar veel kleiner dan zandkorrels.
16
Hoe wordt een lössbodem gevormd
Onderin de gletsjer zaten stenen vastgevroren. Als een gigantische schuurmachine wreef de gletsjer stenen fijn tot poeder. Tijdens koude fasen van de ijstijden zijn de poedervormige bodemdeeltjes van de toen droogliggende Noordzeebodem en van droge rivierbeddingen in het binnenland door de wind opgenomen en over ons land verplaatst.
17
Hoe wordt een lössbodem gevormd
Löss heeft een vrij open structuur en laat water goed door. Regenwater sijpelt dan ook gemakkelijk naar diepere lagen. Door de open structuur kan ook zuurstof goed de lössbodem binnendringen. De werking van water en lucht leiden tot chemische verwering. Kalk, klei en andere deeltjes lossen op en sijpelen met het regenwater naar diepere lagen, waar ze neerslaan.
18
Veenbodem Een veenbodemprofiel bestaat uit een keurige opeenstapeling van meerdere horizontale laagjes. Daarin zijn de plantenresten duidelijk te herkennen.
19
Hoe wordt een veenbodem gevormd
Moerasplanten die na hun dood in het water terechtkomen, raken afgesloten van de buitenlucht. Bij gebrek aan zuurstof verteren ze maar een klein beetje. Het is echter genoeg om stoffen uit de plantencellen vrij te maken die het water sterk verzuren. Het zure water verhindert de groei van bacteriën die de plantenresten verder af kunnen breken.
20
Hoe wordt een veenbodem gevormd
Laagveenbodems vormen zich op plekken waar grondwater tot aan de oppervlakte doordringt. In de moerassen die ontstaan groeien verschillende soorten planten, waaronder riet, elzen en wilgen. Ze zorgen voor een veenbodem die uit vrij grof materiaal is opgebouwd. Hoogveenbodems zijn fijner van structuur. Ze zijn gevormd uit de resten van slechts één plantensoort: sphagnum oftewel veenmos.
21
Rivierkleibodem Rivierklei heeft een dichte structuur. De kleur is meestal bruingrijs, maar zit er veel ijzer in dan kleurt de klei oranje. Rivierkleibodems missen een opvallende gelaagdheid, omdat bodemprocessen vanwege de dichte structuur niet goed kunnen plaatsvinden
22
Hoe wordt een rivierkleibodem gevormd
Wanneer een rivier buiten zijn oevers treedt, komt het water tot rust. Slibdeeltjes die in het water zweven krijgen nu de kans om te bezinken (naar bodem te zakken). Ze stapelen zich op tot een laag klei. Is de waterstand in de rivier weer normaal dan kan de klei in de uiterwaarden opdrogen. Dit gebeurt echter langzaam omdat klei water lang vasthoudt. Dunne humuslaag kan op klei komen wanneer het een tijd niet overspoeld is. Zo'n organisch rijke laag tekent zich af als een bruine band.
23
Zeekleibodem Een zeekleibodem bestaat uit de kleinste en lichtste slibdeeltjes. De deeltjes zijn kleiner dan de deeltjes waaruit rivierklei bestaat.
24
Hoe wordt een zeekleibodem gevormd
Grote delen van Nederland raakten overspoeld. Met zand wierp de zee strandwallen op. Daarachter bevond zich een uitgestrekt waddengebied waar het water tot rust kwam en slibdeeltjes konden bezinken. Zo ontstonden dikke pakketten zeeklei die nog steeds langs de hele kust het overgrote deel van de bodem vormen. Doordat de dichte structuur van de klei watercirculatie verhinderde, drongen organische bestanddelen uit de toplaag moeilijk naar diepere bodemlagen door. In een dwarsprofiel zijn dan ook geen duidelijk van elkaar te onderscheiden bodemlagen te zien.
25
Brikgronden
26
Eerdgronden
27
Grondwatertrappen I II III IV V VI VII GHG - <40 >40 40-80
>80 GLG <50 50-80 80-120 >120 Bijvoorbeeld: Grondwatertrap IV: -De gemiddelde hoogste grondwaterstand is hoger dan 40 cm onder maaiveld. Dit betekend dat het grondwater dieper dan 40 cm zit. De Gemiddelde laagste grondwaterstand ligt tussen de 80 en 120 cm onder maaiveld. GHG = Gemiddelde hoogste grondwaterstand GLG = Gemiddelde laagste grondwaterstand III = Ideale grondwaterstand
28
Bodemkaart
29
Opdracht: Bodemprofiel
Maak met de grondboor een gat en leg de geboorde grond netjes op een rij. Onderzoek de verschillende lagen. Geef de locatie aan van je verrichtingen? Op welke diepte bevindt zich het grondwater? Zijn de korrels grof of klein? Is dit volgens jou goede of een slechte grond? Welke vegetatie is te vinden op de door jouw onderzochte bodem? Is dit vegetatie die je van oorsprong op deze bodem zou verwachten? Noteer de gegevens en maak een foto. Werk je gegevens uit en lever deze bij de docent in.
30
Kernbegrippen Moedermateriaal Bodemprofiel Vegetatie Reliëf
Bodemvorming Horizonten (O-A – E – B – C) Uitspoelingslaag Inspoelingslaag Humus Bodemprofiel Vaagbodem Podzolbodem Lossbodem Veenbodem Rivierkleibodem Zeekleibodem Grondwatertrap GHG GLG
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.