Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJacobus van der Pol Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT
QUIZ GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT
2
koning Willem I koning Willem II koning Willem III
Wie zei: “Het is mijn taak om dit land goed te besturen. Maar al die ministers moeten zich er niet mee bemoeien.” koning Willem I koning Willem II koning Willem III
3
Hoe werd Willem I koning?
Zijn vader was ook koning. Hij werd gevraagd door een aantal rijke en belangrijke mensen. De boeren wilden dat graag.
4
Welke koning werd zo bang dat hij toch maar besloot dat de burgers meer te vertellen mogen hebben?
koning Willem I koning Willem II koning Willem III
5
Welke koning vond het maar niets dat ons land een beetje democratischer was geworden?
koning Willem I koning Willem II koning Willem III
6
Wat wil een liberaal? Dat de regering alles regelt. Dat de koning alles beslist. Dat de regering zich niet overal mee bemoeit.
7
Wie was Thorbecke? Thorbecke vocht tegen de koning. Thorbecke ontwierp de grondwet. Thorbecke bedacht het kinderwetje.
8
Wie mochten er vanaf 1896 stemmen?
Rijke mannen. Rijke mensen Iedereen
9
Wat was geen reden om te mogen stemmen?
Een bepaald bedrag aan belasting betalen. Een examen gehaald hebben. Goed voor andere mensen zorgen.
10
Wie mocht in 1900 stemmen? De rijke fabrieksdirecteur. De vrouw van de rijke fabrieksdirecteur. De arbeiders in de fabriek.
11
Wat betekent: democratisch?
Iedereen is de baas. De bevolking kiest zijn eigen regering. Niemand heeft iets te zeggen over een ander.
12
Wat staat er niet in de grondwet?
Ons land wordt bestuurd door de koning en een aantal ministers. Alleen een minister mag een nieuwe wet voorstellen. De koning beslist of die wet en ook echt komt.
13
Welke drie rechten staan er in de grondwet?
Vrijheid van onderwijs, meningsuiting en seksualiteit. Vrijheid van meningsuiting, geloof en werk. Vrijheid van geloof, meningsuiting en onderwijs.
14
Waarom heette koning Willem I ook wel de koning-koopman?
Hij handelde in van alles. Hij bevorderde de handel in het hele land. Hij handelde liever dan dat hij regeerde.
15
Waarom braken in 1848 in veel steden rellen uit?
De mensen wilden meer te vertellen hebben. Dat is gewoon leuk. De mensen verveelden zich.
16
Wat wil een socialist? Dat de arbeiders niet meer hoeven te werken. Dat de maatschappij eerlijker en rechtvaardiger wordt. Dat de koning weg gaat.
17
Wat heeft Samuel van Houten gedaan?
Hij haalde alle kinderen uit de fabrieken. Hij bedacht het kinderwetje. Hij stichtte scholen.
18
Wat stond er in het kinderwetje van van Houten?
Kinderen onder de achttien jaar mogen niet werken. Kinderen onder de twaalf jaar mogen niet werken. Kinderen onder de acht jaar mogen niet werken.
19
Wat staat er in de Arbeidswet van 1889?
Vrouwen mogen niet langer dan elf uur per dag werken. Vrouwen en kinderen van twaalf tot achttien mogen niet meer dan elf uur per dag werken. Niemand mag meer dan elf uur per dag werken.
20
Wat is een vakbond? Een club waar je leuke dingen doet. Mensen die in de regering willen zitten. Een vereniging van mensen die hetzelfde beroep hebben.
21
Wat doet een vakbond? Die zorgt dat de arbeiders samen sterk staan. Die organiseert leuke reisjes. Die geeft mensen geld als ze ziek zijn.
22
Wat is geen politieke partij?
De SDAP De ARP De vakbond
23
Wie was Abraham Kuyper? Een socialistische politicus. Een christelijke politicus die opkwam voor de arbeiders. Een voorzitter van een vakbond.
24
Waar zal een vakbond niet voor strijden?
Een beter loon Alle fabrieken gesloten. Kortere werkdagen.
25
Wat gebeurde er voor en na 1900 als je ziek werd?
Voor 1900: je werd ontslagen, na 1900: je mocht blijven. Voor 1900: je mocht niet naar een dokter, na 1900: je mocht wel naar een dokter. Voor 1900: je kreeg geen loon, na 1900: je kreeg wel loon.
26
Wat betekent VVD en PVDA
Veel Vrijheid en Democratie Partij voor de Adel 2. Volkspartij voor Vrijheid en Democratie Partij van de Arbeid
27
Wie was Pieter Jelles Troelstra?
Een liberaal. Een socialist. Een schoolmeester.
28
In 1890 was het werk zo verdeeld:
Mannen werkten in de fabriek, vrouwen deden de huishouding. Vrouwen en mannen werkten in de fabriek, en ze deden samen de huishouding. Vrouwen en mannen werkten in de fabriek, vrouwen deden het huishouden.
29
In 1890 deed een rijke vrouw:
zelf de huishouding vooral leuke dingen het meeste werk
30
Wat wil een feministe vooral?
Dat vrouwen de baas zijn. Dat mannen meer meehelpen in huis. Dat mannen en vrouwen gelijke rechten en plichten hebben.
31
Wie was Aletta Jocobs? Een vrouw die arts wilde worden, en dat ook deed. Een vrouw die arts wilde worden, maar dat niet mocht. Een vrouw die met een beroemde arts trouwde.
32
Waar streed Wilhelmina Drucker voor?
Kiesrecht voor vrouwen en kinderen. Kiesrecht voor vrouwen en beter onderwijs voor meisjes. Beter onderwijs.
33
Waar komt de naam “Dolle Mina” vandaan?
Dat was de bijnaam voor Wilhelmina Drucker. Dat waren meisjes die voor koningin Wilhelmina werkten. Dat was de bijnaam voor koningin Wilhelmina.
34
Wie hadden het beter in de negentiende eeuw?
Arme vrouwen, zij mochten werken. Rijke vrouwen, zij mochten niet werken.
35
Wat zou je liever zijn geweest in de negentiende eeuw, en waarom?
Een rijke man. Een rijke vrouw. Een arme man. Een arme vrouw.
36
Wat leerden jongedames op school?
Lezen, rekenen en schrijven. Frans, wiskunde en Duits. Borduren, pianospelen en goede manieren.
37
Beorepen die vrouwen nu wel kunnen uitoefenen, maar in de negentiende eeuw niet, zijn:
boerin, arts, verkoopster fabrieksarbeidster, leraar, boerin arts, leraar, advocaat
38
Aletta Jacobs hield een gratis spreekuur voor arme mensen. Waarom?
Vrouwen hoorden geen geld te verdienen, dat deden hun echtgenoten wel. Ze vond dat iedereen recht had op gezondheidszorg. Dat deden alle artsen toen.
39
Welk doel van de feministen is nog niet helemaal behaald?
Gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Dezelfde onderwijskansen voor jongens en meisjes. Vrouwen mogen alle beroepen uitoefenen.
40
Wat was de Arend? Een roofvogel. Een vliegtuig. Een trein.
41
Hoe werd de Arend voortbewogen?
Met stoom. Met een paard. Met een electromotor.
42
Wat bedacht Samuel Morse?
De stoomtrein. Een manier om over grote afstanden berichten over te brengen. De gloeilamp.
43
Morse kun je gebruiken met:
De telegraaf. De telefoon. De televisie.
44
Hoe hard reed de Arend? Ongeveer 100 km per uur. Ongeveer 40 km per uur. Ongeveer 10 km per uur.
45
De fonograaf is de voorloper van onze
televisie MP3-speler computer
46
Wat ontdekte Pasteur niet?
Bacteriën Hoe je iemand kon inenten. Hoe je melk lekkerder kon maken.
47
Wat betekent pasteuriseren?
Voedsel verhitten zodat de bacteriën dood gaan. Mensen inenten tegen ziekten. Melk koken.
48
Wat is niet waar? Door de uitvindingen van Pasteur werden de mensen ouder. Door de uitvindingen van Pasteur werden de mensen gezonder. Door de uitvindingen van Pasteur werden de mensen rijker.
49
Waardoor werden er minder mensen ziek?
Door een betere hygiëne. Doordat Pasteur alle bacteriën gedood had. Door de riolering.
50
Wie vond de telefoon uit, en wie verbeterde hem?
Alexander Bell en Thomas Edison. Thomas Edison en Emil Berliner Emil Berliner en Alexander Bell
51
Waarvoor gebruikt men een seinsleutel?
Om de deur te openen van een seinhuisje. Om berichten in morse te verzenden. Om geheimschrift te ontcijferen.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.