De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Methodiek T1 Analyse van het verpleegkundig proces

Verwante presentaties


Presentatie over: "Methodiek T1 Analyse van het verpleegkundig proces"— Transcript van de presentatie:

1 Methodiek T1 Analyse van het verpleegkundig proces
Marloes vd Broek Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid

2 Doelstellingen bijeenkomst 3
De student beargumenteert het belang van kritisch denken en het onderscheid tussen objectieve gegevens / interpretatie tijdens het verzamelen van gegevens. De student benoemt het belang van gegevensverzameling ten behoeve van de besluitvorming over verpleegkundige resultaten en interventies en gegevensverzameling tijdens de afronding van de verpleegkundige zorgverlening

3 Anamnese ‘’De verpleegkundige anamnese is de activiteit van het verzamelen en interpreteren van gegevens over iemands gezondheidstoestand (Gordon, 1995).’’

4 Methodisch verpleegkundig proces
Bron: Wilkinson (2008)

5 Anamnese Anamnese; Verzamelen Verifiëren Ordenen Vastleggen

6 Anamnese fase Verzamelen van objectieve en subjectieve gegevens van de zorgvrager; Algemene gegevens; denk ook aan allergieën, donorregistratie, sociale gegevens. Metingen: (RR, P, T, gewicht) Informatie medicatiegebruik Zorg en zorgbehoeften. Leg nadruk op verschil anamnese gesprek en anamnese fase.

7 Het eerste contact Quick scanning Prioriteiten stellen
Strategie voor verdere gegevensverzameling Biedt de patiënt controle en stimuleer actieve participatie (welke gegevens in een bepaalde setting heb je nodig als vpk).

8 (Bijzondere) omstandigheden
Voorbeeld: Een matige uitdrukkingsvaardigheid en woordenschat. Het spreken van een andere taal Een laag bewustzijnsniveau Ademhalingsproblemen Slechthorendheid Achterdocht.

9 Anamnese gesprek Doel is verzamelen van subjectieve gegevens van de zorgvrager. Verzamelt met name gegevens die nodig zijn om de zorgvrager te kunnen verplegen. Eerste aanzet voor het opbouw van een vertrouwensrelatie. Onderdeel van de anamnese

10 Subjectieve en objectieve gegevens
Subjectieve gegevens; Symptomen (symptoms). Wat vertelt de patiënt. Gegevens kunnen alleen door de patiënt worden waargenomen en geverifieerd. Objectieve gegevens; Verschijnselen (signs). Gegevens kunnen door andere anderen worden geobserveerd of worden gemeten. Wilkinson (2008)

11 Gegevens verifiëren Extra controle of gegevens kloppen. Waarom?
Er zeker van zijn dat anamnese gegevens volledig, nauwkeurig en op feiten gebaseerd zijn. Eigen fouten, vooroordelen en misvattingen uit de gegevens te verwijderen Ter voorkoming van te snel, verkeerde conclusie trekken uit gegevens. Wanneer? De subjectieve en objectieve gegevens komen niet overeen. De patiënt zegt op verschillende momenten in het anamnesegesprek verschillende dingen. De gegevens lijken erg abnormaal Er zijn factoren die een nauwkeurige meting belemmeren.

12 Gegevens ordenen/clusteren
Classificatie is het sorteren van zaken in voor gedefinieerde categorieën; Gegevens die met elkaar in verband staan in van te voren vast gestelde categorieën onderbrengen (Wilkinson, 2008) Soms standaard anamneseformulieren gebaseerd op categorieën. Zo niet beschrijven van gegevens in het gekozen classificatiemodel. Vergelijk gegevens met de normaalwaarden (bestaande standaarden en normen). Cluster gegevens die verband met elkaar lijken te hebben (professionele kennis voor nodig). Stel ontbrekende gegevens vast + tegenstrijdigheden.

13 Majory Gordon Marjory Gordon is een vooraanstaand Amerikaanse verpleegkundige en verpleegwetenschapper. Eerste president van de North American Nursing Diagnosis Association (NANDA) Systeem ontwikkeld om inzicht te krijgen in de gevolgen van gezondheidsproblemen voor zorgvragers.

14 11 Gezondheidspatronen GORDON (Hesselink, 2010)
Gezondheidspatroon 1: Gezondheidsbeleving en Instandhouding Dit patroon omvat datgene wat de cliënt van zijn gezondheid vindt en hoe hij voor zijn gezondheid zorgt. Gezondheidspatroon 2: Voeding/stofwisselingspatroon. Het voeding/stofwisselingspatroon omvat de opname van vocht en voedsel in verhouding tot de fysiologische behoeften, en ook de indicatoren van de plaatselijke (geografisch) aanwezige voedingsmiddelen. Gezondheidspatroon 3: Uitscheidingspatroon Het uitscheidingspatroon omvat de uitscheidingsfunctie van : darmen, blaas en de huid.

15 11 Gezondheidspatronen GORDON
Gezondheidspatroon 4: Activiteitenpatroon Het activiteitenpatroon omvat het geheel van lichaamsbeweging, ontspanning, recreatie en vrijetijdsbesteding. Datgene wat dus energie kost. Gezondheidspatroon 5: Slaap/rustpatroon Het slaap/rustpatroon omvat het patroon van perioden van : slaap, rust en ontspanning verspreid over het etmaal. Inbegrepen zijn ook de subjectieve belevingen. Gezondheidspatroon 6: Waarneming/cognitiepatroon Het waarnemings-/cognitiepatroon omvat de zintuiglijke waarneming en de cognitieve functies. Gezondheidspatroon 7: Zelfbelevingspatroon De beleving van de eigen vaardigheden, het zelfbeeld, de eigen identiteit, het gevoel van eigenwaarde en het algemene patroon van emoties.

16 11 Gezondheidspatronen GORDON
Gezondheidspatroon 8: Rollen/relatiepatroon Het rollen/relatiepatroon omvat de belangrijkste rollen en de verantwoordelijkheden van de cliënt in zijn huidige levenssituatie en zijn familie,-gezin,-werk en sociale relaties met de bijbehorende verantwoordelijkheden. Gezondheidspatroon 9: Seksualiteit/voortplantingspatroon Het seksualiteits/voortplantingspatroon omvat de seksuele relaties, seksualiteitsbeleving en het voortplantingspatroon. Gezondheidspatroon 10: Stressverwerkingspatroon Het stressverwerkingspatroon omvat de manier waarop iemand in het algemeen met problemen en stress omgaat. Gezondheidspatroon 11: Waarden/overtuigingspatroon Het waarden/overtuigingspatroon omvat de waarden, normen doelstellingen en overtuigingen (ook geestelijke) waarop iemand zijn keuzes en beslissingen maakt.

17 Functioneel en disfunctioneel
Van ieder gezondheidspatroon kan een verpleegkundige vaststellen in hoeverre een gezondheidspatroon bij de zorgvrager functioneel of disfunctioneel is. Functioneel: Zorgvrager heeft voldoende draagkracht om de verrichtingen die bij een bepaald patroon horen in voldoende mate uit te voeren. Disfunctioneel: Zorgvrager heeft niet voldoende draagkracht om de verrichtingen die bij een bepaald patroon horen zelfstandig uit te voeren.

18 Functioneel en disfunctioneel
Of een patroon functioneel of disfunctioneel is, kun je bepalen door gegevens uit je beoordeling te vergelijken met een of meer van de volgende: Individuele uitgangswaarden Vaste normen voor leeftijdsgroepen en/of Culturele, sociale of andere normen.

19 Afronding anamnese Voorlopige afspraken over uit te voeren activiteiten. Genereren van gezondheidsproblemen  VPK diagnosen. Aandacht functies en vaardigheden voor verdere besluitvorming. Aan het eind van de anamnese hoef je dus nog niet onmiddellijk met diagnosen te komen.

20 Bronnen Hesselink, J (2010) Zo maak je en verpleegplan. Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers Wilkinson, J.M. (2008) Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces. Amsterdam: Pearson Education Benelux.


Download ppt "Methodiek T1 Analyse van het verpleegkundig proces"

Verwante presentaties


Ads door Google