De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren

Verwante presentaties


Presentatie over: "Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren"— Transcript van de presentatie:

1 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
1 Introductie Denken is verzamelnaam voor o.a. : redeneren problemen oplossen (problem solving) onthouden en herinneren organiseren; ordenen en classificeren. 2 Mentale representaties -Mentaal representeren is zich iets voorstellen (al dan niet echt gebeurd) -Stukje geheugen dat wordt gebruikt om er iets mee te doen -Reeds vroeg aanwezig bij baby’s (bv Baillargeon, 1992)  proef met de wortel -Objectpermanentieproef van Piaget (complexer dan enkel kijken)  Lukt rond 12 maanden Objectpermanentie zoals Piaget = mijlpaal in het denken  loskomen van directe waarneming. P.Dejonckheere ©

2 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
3 Stadia volgens Piaget -sensorimotorische stadium (0-2 jaar) -preoperationele stadium (2-7 jaar) -concreet-operationele stadium (7-12 jaar) -formeel-operationele stadium (12-16 jaar) Sensorimotoriek als basis voor het denken: -Mentale activiteiten zijn er (objectpermanentie bv) maar nog heel onsamenhangend -Het gedrag van jonge kinderen is veeleer sensorimotorisch : acties van het kind gericht zijn op waarnemen en doen -Activiteiten die goed willen aansluiten op de ontwikkeling van deze leeftijdsgroep zijn dan het best gericht op de sensorimotoriek. Ontwikkelingsverloop: 1 Reflexen 2 Circulaire reacties 3 Doelgericht gedrag P.Dejonckheere ©

3 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Loskomen van sensorimotoriek - >2 jaar meer loskomen van direct waarnemen en doen (o.a.. door taal) -dingen benoemen die niet direct waarneembaar zijn -geen abstract denken -moeilijkheden om mentale voorstellingen ‘te bewerken’ Voorbeelden -3-bergen-proef -Conservatieproeven (centratie= geen aandacht voor proces)  Moeilijkheden met mentale acties -achterwaarts denken -compenserend denken -denken in termen van identiteit P.Dejonckheere ©

4 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Seriëren -Ordenen van voorwerpen door plaatsen in dalende of stijgende volgorde (bv. seriëren op breedte, hoogte, gewicht, snelheid, van licht naar donker) -Aandacht schenken aan 1 bepaalde variabele -Noodzakelijk om later rangordegetallen te begrijpen (de eerste, de tweede, de laatste). -Logisch seriëren vanaf lagereschoolleeftijd Classificeren Corresponderen -Sorteren van voorwerpen in twee of meer categorieën -Enkelvoudig classificeren: bv. ‘Maak een groepje met witte blokjes en een groepje met blauwe blokjes.’ -Meervoudig classificeren: bv. ‘Maak één groepje met witte, grote blokjes en maak een restgroep’.  Dus op basis van meerdere eigenschappen in groepjes verdelen -Logisch classificeren: mentale flexibiliteit nodig (kleuters problemen met horizontale richting, verticaal lukt, ook combinatie horiz/vertic moeilijk). P.Dejonckheere ©

5 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Corresponderen -Aantallen vergelijken door middel van het leggen van één-éénrelaties (rond 5 jaar) -Het kind zal kennis hebben van het correspondentieprincipe wanneer het weet: • dat tellen begint met 1 • dat alle voorwerpen één keer moeten worden geteld • dat het laatst genoemde getal de totale hoeveelheid aanduidt (=kardinaliteit). Rekenvoorwaarden -Naast de piagetiaanse voorwaarden (conserveren, classificeren, seriëren en corresponderen) ook telvaardigheden, het begrijpen van rekentaal en het hebben van maatbegrip kunnen tonen -Niet trainen, wel ervaringsgericht ondersteunen Rond 3de kleuterklas – 1ste leerjaar mag men verwachten: -begrip van hoeveelheid: veel, minder, meer, evenveel, groot, klein... -conservatie (bv van aantal, volume is moeilijker) -kleine hoeveelheden objecten kunnen vergelijken -rangordenen van groot naar klein of van veel naar weinig (seriëren) of ze indelen in groepjes (classificeren) -kunnen tellen tot 15 -synchroon kunnen tellen (de voorwerpen gelijktijdig tellen en aanwijzen) -resultatief kunnen tellen (tellen met als doel de hoeveelheid te bepalen) P.Dejonckheere ©

6 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Wetenschappelijk denken Kennis van wetenschappelijke concepten?  van zodra kind exploreert (zie circulaire reacties)  niet bewust, wel verwachtingen P.Dejonckheere ©

7 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Denken rond concrete voorstellingen -Lagereschoolkinderen: meer in staat tot flexibel hanteren van mentale voorstellingen. -Hypothetisch denken en abstract denken deels mogelijk (oudere kinderen) -Een vorm van abstract denken in het lager onderwijs is denken in verhoudingen (breuken, kommagetallen enz.)  ondersteunen met concreet materiaal Transitief redeneren Als A groter is dan B en B is groter dan C, dan is A groter dan C Ruimtelijk inzicht -Complex en langdurig proces -Aanvankelijk verbonden aan eigen lichaam -Lagere school: begrip horizontaal, begrip verticaal en referentiepunten begrijpen/gebruiken P.Dejonckheere ©

8 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Representeren van aantallen en de getallenlijn Belangrijke vaardigheid in ontwikkeling van wiskundige vaardigheden In kleuterklas: eenvoudige getallenlijn ontwikkeld (mentaal) Kleine getallen: afstand wordt overschat en onderschat voor grote getallen  verbetert met ouder worden (verdwijnt niet geheel) = verschuiving van logaritmische voorstelling naar meer lineaire voorstelling van getallen. Dyscalculie: zwakke voorstelling van getallen op lijn  spelen getallenbord oplossing P.Dejonckheere ©

9 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Wetenschappelijke begrippen representeren Misconcepties: bv voorstellen dat de aarde een bol is waarin mensen leven of dat ze zich voorstellen dat de aarde een platte schijf is. Sommige misconcepties blijven tot in de volwassenheid Vasthouden aan overtuiging: Confirmation Bias P.Dejonckheere ©

10 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Cognitief conflict Leerkrachten hoeven kinderen niet noodzakelijk uit te leggen hoe alles in zijn werk gaat, maar moeten in hoofdzaak een klasgebeuren creëren waarbij er door ervaringsgericht werken een conflict kan ontstaan tussen enerzijds wat het kind ervaart en anderzijds de verwachtingen van het kind. Conceptuele ontwikkeling: fysische inhouden, concepten geboorte/dood/gezondheid  vaak van abstract naar concreet ! Attitudes: wetenschappelijk denken controversieel  geïntegreerde aanpak (bv via STEM) Aandacht voor drie domeinen: vaardigheden, inhouden en attitudes Ervaringsgericht werken (actie als basis) ICT inzetten - Technologie Zelfzekerheid opbouwen (als leerkracht) Groepswerk aanmoedigen Rekening houden met ontwikkeling kind/adolescent (niveau inschatten) P.Dejonckheere ©

11 Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren
Formeel denken = Abstract denken (niet concreet waarneembaar of moeilijk voor te stellen)  zelfreflectie neemt toe Hypothetisch-deductief redeneren neemt toe (als-dan-redeneren) Meer inzicht in systematisch onderzoek Meer inzicht in begrippen recht/omgekeerd-evenredig Formeel denken ondersteund door verbetering geheugen, aandacht en sturing van het denken. Bv De formele denker kan twee proefjes opzetten. In een eerste proef (zie figuur laat me een voorwerp aan een lang touwtje slingeren. Men meet vervolgens hoeveel slingerbewegingen (op en neer) het ding kan maken in vijf seconden. Nadien verkort men het touwtje en doet men de proef opnieuw. Men merkt op dat de slinger met het kortste touwtje sneller gaat en dat dus de lengte van de slinger effectief een invloed heeft. *Hoe meer variabelen men tegelijkertijd kan combineren, hoe meer ontwikkeld het formeel denkproces is P.Dejonckheere ©


Download ppt "Ontwikkelingspsychologie voor het Onderwijs Denken en representeren"

Verwante presentaties


Ads door Google