De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoe overdracht vermijden: bijkomende voorzorgsmaatregelen

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoe overdracht vermijden: bijkomende voorzorgsmaatregelen"— Transcript van de presentatie:

1 Hoe overdracht vermijden: bijkomende voorzorgsmaatregelen

2 Allemaal beestjes …

3 MRSA, VRE, CPE, C. difficile, M. tuberculosis, …
S. epidermidis, P. acnes, E. coli, K. pneumoniae, HIV, HBV, HCV, …

4 Bijkomende voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen

5 Inhoud Overdracht van micro-organismen Belangrijke begrippen
Overdrachtsweg Besmetting, kolonisatie en infectie Zorg (-gerelateerde) infectie Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing

6 Inhoud Overdracht van micro-organismen Belangrijke begrippen
Overdrachtsweg Besmetting, kolonisatie en infectie Zorg (-gerelateerde) infectie Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing

7 Overdracht van micro-organismen
Overdracht van micro-organismen in de zorg-verlening vereist 3 elementen: Bron of reservoir Overdrachtsweg (= verspreidingsweg / besmettingsweg / transmissieroute) Gastheer

8 Inhoud Overdracht van micro-organismen Belangrijke begrippen
Overdrachtsweg Besmetting, kolonisatie en infectie Zorg (-gerelateerde) infectie Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing

9 Belangrijke begrippen Overdrachtsweg
DIRECT OF INDIRECT Voorbeeld: MRSA, C. difficile VOCHTPARTIKELS > 5µm Voorbeeld: Influenzavirus, Meningokokken BESMETTE LUCHT (< 5µm) Voorbeeld: TBC, mazelen De belangrijkste overdrachtswegen van micro-organismen zijn via contact, via druppels of via lucht. CONTACT: micro-organismen kunnen zich via direct of indirect contact verspreiden. Direct contact gebeurt tussen patiënten onderling (wat niet zo frequent voorkomt in de ziekenhuisomgeving). Indirect contact gebeurt via de handen van de zorgverstrekkers en via contact met besmet materiaal (vb. stethoscopen) of de besmette omgeving. Voorbeelden hierbij zijn MRSA, Clostridium difficile infectie DRUPPEL: micro-organismen kunnen zich via relatief grote vochtpartikels (speekseldruppels) verspreiden (groter dan 5 micrometer). Deze speekseldruppels komen vrij bij het hoesten, niezen, spreken of bij het uitvoeren van aërsolproducerende procedures zoals aspiratie of bronchoscopie. Deze druppels zijn relatief zwaar waardoor ze snel neerslaan en zich niet verder verspreiden dan 1 à 1,5 meter van de bron. Overdracht doet zich voor wanneer druppels met micro-organismen afkomstig van een geïnfecteerde en/of gekoloniseerde persoon terechtkomen bij een andere persoon (bv. op het neusslijmvlies, in de mond of in de conjunctiva). Voorbeelden hierbij zijn Influenza, meningokokken, kinkhoest, bof. LUCHT: micro-organismen kunnen zich via de lucht verspreiden via kleine vochtpartikels van minder dan 5 micrometer. Deze micro-organismen kunnen aanzienlijke tijd in de lucht zweven en zich door luchtcirculatie over een grote afstand verspreiden. Besmetting gebeurt door het inademen van deze partikels, zonder dat hiervoor contact met de patiënt nodig is (vb. kamer van een patiënt die op onderzoek is). Voorbeelden hierbij zijn tuberculose, mazelen. Combinaties van overdrachtswegen zijn ook mogelijk, bv. RSV-virus (op pediatrie) wordt overgedragen via contact en druppels

10 De handen zijn de belangrijkste overdrachtsweg voor micro-organismen tijdens de zorgverlening

11 Belangrijke begrippen Besmetting - kolonisatie - infectie
= overdracht van m.o. (bron → voorwerp / persoon) Kolonisatie = overleving / vermenigvuldiging van m.o. (zonder nadelige gevolgen) Infectie = m.o. veroorzaken ziekteverschijnselen (zoals koorts, roodheid, zwelling, pijn, …) Niet elke besmetting gaat gepaard met een infectie! 3 belangrijke basisbegrippen met een verschillende betekenis (waardoor ze duidelijk onderscheiden moeten worden): Besmetting = overdracht van micro-organismen vanuit een bron via een weg naar iets (bv. voorwerp zoals schaar) of iemand (gastheer) Kolonisatie = micro-organismen die zich na de besmetting bij de mens handhaven (m.o. kunnen zonder nadelige gevolgen onderdeel maken van de flora) Infectie = micro-organismen die ziekteverschijnselen (zoals koorts, roodheid, zwelling, pijn) veroorzaken ! Besmetting gaat niet altijd gepaard met een infectie bv. als zorgverstrekker wordt men meermaals per dag besmet, maar dit leidt niet steeds tot een infectie

12 Belangrijke begrippen Zorg (-gerelateerde) infectie
Andere term: nosocomiale infectie, ziekenhuisinfectie Treedt op tijdens of in aansluiting met verblijf of behandeling in een zorginstelling Frequent voorkomen (België: % van de opgenomen patiënten - jaarlijks patiënten) Heeft aanzienlijke gevolgen Verblijfsduur Morbiditeit Mortaliteit Meerkost

13 Belangrijke begrippen Zorg (-gerelateerde) infectie
Endogene infectie = auto-infectie → wordt veroorzaakt door m.o. dat reeds op moment van de opname in de zorginstelling bij de patiënt aanwezig was Exogene infectie = kruisinfectie → wordt veroorzaakt door m.o. uit de zorgomgeving (oppervlakken – voorwerpen – personeel – andere patiënten) (D. Pittet et al., The Lancet Infectious Diseases, 2006)

14 Inhoud Overdracht van micro-organismen Belangrijke begrippen
Overdrachtsweg Besmetting, kolonisatie en infectie Zorg (-gerelateerde) infectie Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing

15 Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing
Infectiepreventie = doorbreken van de besmettingscyclus Strategieën voor infectiepreventie → zorginfecties ↓ ≥ 30% zorginfecties zijn te voorkomen De meeste preventieve maatregelen zijn eenvoudig en goedkoop! Besmettingscyclus: ziektekiem; bron/reservoir; uitgangspoort; overdrachtsweg; ingangspoort; gastheer Bv: hoesthygiëne bij verkoudheid (alg. Vzm) Bv: dragen van hoogfiltratiemasker bij TBC patiënt

16 Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing
Algemene maatregelen Surveillance Algemene voorzorgsmaatregelen Bijkomende voorzorgsmaatregelen Controle op het gebruik van antibiotica Specifieke maatregelen ter preventie van Urineweginfecties Postoperatieve wondinfecties Luchtweginfecties Bloedbaaninfecties Richtlijnen aangaande isolatie worden geactualiseerd in 2007 (CDC) Opsplitsing voor diverse zorginstellingen Toevoeging aan algemene voorzorgsmaatregelen: o.a. hoesthygiëne Maatregelen voor protectieve isolatie

17 Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing
Algemene voorzorgsmaatregelen = BASIS in de preventie van overdracht van micro-organismen (m.o.) tijdens de zorgverlening Bijkomende voorzorgsmaatregelen = Overdrachtsgebonden maatregelen gebaseerd op klinisch beeld (aandoening) specifiek micro-organisme

18 Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing
Algemene voorzorgsmaatregelen = BASIS in de preventie van overdracht van micro-organismen (m.o.) tijdens de zorgverlening Bijkomende voorzorgsmaatregelen = Overdrachtsgebonden maatregelen gebaseerd op klinisch beeld (aandoening) specifiek micro-organisme

19 Algemene voorzorgsmaatregelen
Maatregelen die toegepast moeten worden door elke zorgverstrekker bij elke patiënt tijdens elk patiëntencontact Basisprincipes Dé standaard

20 Algemene voorzorgsmaatregelen
Onderdeel Aanbeveling Handhygiëne Cfr. 5 indicaties voor / correcte techniek van handhygiëne PBM = persoonlijke beschermingsmiddelen Contact met lichaamsvochten en/of slijmvliezen vermijden handschoenen Mogelijks contact met handen schort Mogelijks contact met kledij en/of blootgestelde huid masker Kans op spatten in aangezicht bril Bevuild patiënten materiaal Manipuleer gebruikt materiaal op een zodanige wijze dat vermeden wordt dat micro-organismen verspreid worden Omgevingscontrole Voorzie procedures voor het reinigen en ontsmetten van oppervlakken, in het bijzonder de frequent aangeraakte oppervlakken in de patiëntenomgeving Linnen Manipuleer gebruikt linnen op een zodanige wijze dat vermeden wordt dat micro-organismen verspreid worden in de zorgomgeving

21 Algemene voorzorgsmaatregelen
Onderdeel Aanbeveling Naalden en andere scherpe voorwerpen Voorkom prik-, snij- en spatongevallen Reanimatie Gebruik een mondstuk, beademingsballon en andere hulpmiddelen om rechtstreeks contact met de mond en/of orale secreties van de patiënt te vermijden Kamertoewijzing Geef de voorkeur aan een 1-persoonskamer voor patiënten met een verhoogd overdrachtsrisico van micro-organismen; onvoldoende persoonlijke hygiëne; een verhoogde vatbaarheid voor infecties of een verhoogde co-morbiditeit. Hoesthygiëne Instrueer symptomatische personen een goede respiratoire hygiëne (patiënten, bezoekers, …) toe te passen: Mond en neus bedekken bij hoesten en niezen. Wegwerp zakdoekjes gebruiken en na gebruik wegwerpen Handen wassen na bevuiling van handen met respiratoire secreties. Masker over mond en neus dragen indien mogelijk Afstand (> 1,5 meter) bewaren van andere personen

22 Infectiepreventie Strategieën voor infectiepreventie & -beheersing
Algemene voorzorgsmaatregelen = BASIS in de preventie van overdracht van micro-organismen (m.o.) tijdens de zorgverlening Bijkomende voorzorgsmaatregelen = Overdrachtsgebonden maatregelen gebaseerd op klinisch beeld (aandoening) specifiek micro-organisme

23 Bijkomende voorzorgsmaatregelen
Supplementair Bij specifieke ziektekiem of aandoening Overdrachtsweg – afhankelijk Contact Druppel Lucht

24 Bijkomende voorzorgsmaatregelen
CONTACT DRUPPEL LUCHT Voorbeelden MRSA, VRE, C. difficile infectie N. meningitidis, Influenzavirus M. tuberculosis, Varicela zoster (windpokken) Patiënten-kamer Afzonderlijke kamer (of cohortisolatie) Afzonderlijke kamer met gesloten deur, in onderdruk en met specifieke luchtbehandeling 6-12 luchtwissels per uur Verse lucht (geen recuperatie, tenzij via hepafilter)

25 Bijkomende voorzorgsmaatregelen
CONTACT DRUPPEL LUCHT Hand-schoenen Aantrekken bij het betreden van de kamer indien contact met de patiënt of de omgeving verwacht wordt; vervangen op indicatie en verwijderen alvorens kamer te verlaten. Standaard Schort Bij het betreden van de kamer indien contact met de patiënt of de omgeving verwacht wordt, of indien patiënt incontinent is, diarree heeft of bij drainage van open wonden die niet afgesloten kunnen worden met verband Masker / bril Standaard (of ev. masker) Masker bij het betreden van de kamer Ademhalings-masker (FFP2 of FFP3) alvorens kamer te betreden Schort bij incontinentie vb. infectie met shigella Schort bij niet afdekbaar verband vb. abces

26 Bijkomende voorzorgsmaatregelen
CONTACT DRUPPEL LUCHT Patiëntenvervoer Vervoer beperken tot hoogst noodzakelijke. Voorzorgen nemen bij verlaten van de kamer. (besmettingsbron afschermen) Vervoer beperken tot hoogst noodzakelijke. Voorzorgen nemen bij verlaten van de kamer (masker en hoesthygiëne). Vervoer beperken tot hoogst noodzakelijke. Voorzorgen nemen bij verlaten van de kamer (masker en hoesthygiëne) Verzorgings-materiaal Materiaal voor eenmalig gebruik of patiëntgebonden materiaal gebruiken Standaard Omgevings-controle Frequente R en O met bijzondere aandacht voor frequent aangeraakte oppervlakken Masker gedragen door de patiënt bij het verlaten van de kamer in kader van LUCHT voorzorgsmaatregelen: CDC, 2007 In settings where Airborne Precautions cannot be implemented due to limited engineering resources (e.g., physician offices), masking the patient, placing the patient in a private room (e.g., office examination room) with the door closed, and providing N95 or higher level respirators or masks if respirators are not available for healthcare personnel will reduce the likelihood of airborne transmission until the patient is either transferred to a facility with an AIIR or returned to the home environment, as deemed medically appropriate. Patient transport V.D.5.a. In acute care hospitals and long-term care and other residential settings, limit transport and movement of patients outside of the room to medically-necessary purposes. Category II V.D.5.b. If transport or movement outside an AIIR is necessary, instruct patients to wear a surgical mask, if possible, and observe Respiratory Hygiene/Cough Etiquette 12. Category II V.D.5.c. For patients with skin lesions associated with varicella or smallpox or draining skin lesions caused by M. tuberculosis, cover the affected areas to prevent aerosolization or contact with the infectious agent in skin lesions 108, 1025, 1026, Category IB V.D.5.d. Healthcare personnel transporting patients who are on Airborne Precautions do not need to wear a mask or respirator during transport if the patient is wearing a mask and infectious skin lesions are covered. Category II HGR, 2013 Dragen van een masker door de patiënt Het dragen van een masker zonder uitademingsklep door de zieke heeft tot doel de besmetting van de omgevingslucht zoveel mogelijk te beperken. Het masker vormt een barrière voor de druppeltjes en belet aldus de vorming van aërosols. Elke patiënt met een (vermoedelijke of bevestigde) besmettelijke tuberculose moet een chirurgisch masker dragen (norm EN 14683: 2006) wanneer hij de luchtdicht afgezonderde kamer verlaat. Wanneer het gaat om een patiënt met multiresistente tuberculose is het dragen van een masker tijdens zorg van lange duur in de kamer alsook bij familiebezoeken aanbevolen. Het gebruik van het masker (waarom en hoe het masker te dragen) moet aan de patiënt uitgelegd worden. Het masker moet neus en mond bedekken en voldoende stevig zijn om te weerstaan aan de door hoesten of niezen veroorzaakte afscheidingen. Een masker dat weerstand biedt aan fluïdum ontworpen met een meer vloeistofbestendige laag, is verkieslijk (type IR of IIR volgens de Europese norm). Het masker moet vervangen worden wanneer het vochtig wordt of gescheurd is (HGR 8279, 2008).

27

28

29

30


Download ppt "Hoe overdracht vermijden: bijkomende voorzorgsmaatregelen"

Verwante presentaties


Ads door Google