Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
PLANTEN voortplanting
. IVN Helden PLANTEN voortplanting
2
Voortplanting - Ongeslachtelijke voortplanting
nakomelingen komen van 1 ouderplant * natuurlijke manieren * kunstmatige manieren - Geslachtelijke voortplanting uitwisseling van geslachtscellen tussen 2 individuen van dezelfde soort. IVN Helden
3
Ongeslachtelijk voortplanting
stekken scheuren sporen Afleggen en aanaarden IVN Helden
4
Ongeslachtelijke voortplanting;
knollen celdeling wortelstokken bollen IVN Helden
5
Ongeslachtelijke voortplanting;
veredelen weefselkweek broedplantjes Uitlopers IVN Helden
6
De bouw van bloemen. Een bloem bestaat uit verschillende onderdelen:
De kroonbladeren (meestal mooie, gekleurde bladeren). De stamper (het vrouwelijke deel van de bloem). De meeldraden (het mannelijk deel van de bloem). De kelkbladeren (de kleine groene blaadjes onder de bloemkroon). IVN Helden
7
De kroonbladeren. Zijn meestal groot en mooi gekleurd om insecten te lokken (voor de bestuiving). Soms zijn deze kroonbladeren juist erg klein en groen gekleurd (bijv. bij gras). IVN Helden
8
De meeldraden. De meeldraden maken stuifmeelkorrels (dit is de ene helft om zaad te maken). De meeldraden bestaan uit twee onderdelen: Helmdraad (een soort stengeltje). Helmknop (hierin worden de stuifmeelkorrels gemaakt). IVN Helden
9
De stamper. In de stamper zitten de eicellen. Het andere deel om zaadjes te maken. De stamper bestaat uit drie onderdelen: De stempel (een plakkerig uiteinde van de stamper voor het opvangen van de stuifmeelkorrels). De stijl (ook weer een soort stengeltje). Het vruchtbeginsel (hierin zitten de eicellen (zaadbeginsels) die bij bevruchting uitgroeien tot zaad). IVN Helden
10
Bestuiving. Dit verhaal gaat over hoe een stuifmeelkorrel van de helmknop bij de stempel komt. Het verhaal geldt alleen als het planten van dezelfde soort zijn. Pas als dit allemaal klopt dan spreken wij van bestuiving! IVN Helden
11
Insectenbloemen. Kenmerken van insectenbloemen: Grote bloemen.
Gekleurde bloemen. Ruiken lekker. (maken geurstoffen) Maken nectar. De stuifmeelkorrels zijn ruw en plakkerig (hierdoor plakken ze beter aan insecten vast) IVN Helden
12
Windbloemen. Kenmerken van windbloemen: Kleine bloemen.
Geen speciale kleur bloemen, meestal groen. Geen lekkere geur. Geen nectar. Hele lange meeldraden. Maken heel veel stuifmeelkorrels. De stuifmeelkorrels zijn glad en licht zodat ze gemakkelijk met de wind mee zweven. De stempel is vaak erg groot (een soort handschoen/veer voor het opvangen van de stuifmeelkorrels) IVN Helden
13
Bevruchting. Er is een duidelijk verschil tussen bestuiving en bevruchting! Bij bestuiving gaat het erom dat de stuifmeelkorrels van de ene naar de andere plant gaan. (wind, insecten) Bij bevruchting moeten de stuifmeelkorrels naar de eicellen vervoerd worden (stuifmeelbuis). IVN Helden
14
Wat gebeurt er bij de bevruchting?
Een stuifmeelkorrel komt op de stempel terecht. De stuifmeelkorrel maakt een buis door de stijl heen naar de eicellen toe. De kern van de stuifmeelkorrel en de kern van de eicel gaan samen (dit is bevruchting). Uit de bevruchte eicel ontstaat een zaadje (de baby van de plant). IVN Helden
15
Het zaad. In het zaad zit altijd voedsel en een kiemplantje (kiemen = groeien). Het is de bedoeling dat het zaad niet te dicht bij de ouderplant gaat groeien. De ouderplant moet dus een manier bedenken om zijn kinderen zover mogelijk bij hem/haarzelf weg te krijgen. IVN Helden
16
Vruchten en zaden. Een vrucht zit om de zaden heen en ontstaat uit het vruchtbeginsel. De zaden zijn de baby’s van de plant. Als je een zaad openmaakt zie je daarin een heel klein plantje; dit noemen wij de kiem. Verder zie je in het zaad: de zaadlobben, dit is het voedsel voor het kiemplantje om te gaan groeien. IVN Helden
17
Na de bevruchting. De kroonbladeren hebben hun werk gedaan en vallen eraf. Ook de meeldraden en kelkbladeren hoeven niets meer te doen en verschrompelen. Het vruchtbeginsel begint te groeien. In de zaadbeginsels worden zaadjes gemaakt. IVN Helden
18
Vruchtbeginsel? Het vruchtbeginsel kan er na de bevruchting verschillend uitzien. Dit hangt af van de soort plant. Bij een appel wordt het vruchtbeginsel erg dik (wij eten dit gedeelte op). Bij een boon blijft het vruchtbeginsel veel dunner, het beschermt de zaadjes. IVN Helden
19
Manieren van verspreiding.
Hoe kan een plant zijn kinderen verspreiden? Dit kan op verschillende manieren: Door de plant zelf. Door de wind. Door dieren. IVN Helden
20
Verspreiding door de plant zelf.
Sommige planten schieten hun zaadjes weg. Bijvoorbeeld de klaproos. De naam zegt het al de roos klapt open en gooit dan zijn zaadjes weg. IVN Helden
21
Verspreiding door de wind.
Dit lijkt hetzelfde als bij windbestuiving maar toen werden de stuifmeelkorrels door de wind vervoert. Je kunt de wind dus ook gebruiken voor het verspreiden van zaadjes. Een goed voorbeeld hiervan is de paardenbloem met zijn pluisjes. IVN Helden
22
Verspreiding door dieren.
Dit kan zelfs op vele verschillende manieren. Dieren eten de zaden op en poepen ze later weer uit. (bijv. besjes) De zaadjes kunnen aan de dieren blijven plakken als ze langs de plant lopen (bijv. kleefkruid) IVN Helden
23
Verspreiding vruchten en zaden
Springzaad: schiet Esdoorn:vleugels Paardebloem:wind Kleefkruid:Dier/mens IVN Helden
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.