Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdPeter van der Berg Laatst gewijzigd meer dan 7 jaar geleden
1
Woordvolgorde Basis allesvoorengels.nl
2
In het Nederlands
3
Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC.
NL (voorbeelden) Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC. NL allesvoorengels.nl
4
Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC.
NL (voorbeelden) Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC. Felicia kocht vorige week bij de BCC een computer. NL (voorbeelden) Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC. NL allesvoorengels.nl
5
Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC.
NL (voorbeelden) Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC. Felicia kocht vorige week bij de BCC een computer. Felicia kocht een computer bij de BCC vorige week. NL (voorbeelden) Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC. Felicia kocht vorige week bij de BCC een computer. NL allesvoorengels.nl
6
Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC.
Felicia kocht vorige week bij de BCC een computer. Felicia kocht een computer bij de BCC vorige week. Een computer kocht Felicia vorige week bij de BCC. NL allesvoorengels.nl
7
Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC.
Felicia kocht vorige week bij de BCC een computer. Felicia kocht een computer bij de BCC vorige week. Een computer kocht Felicia vorige week bij de BCC. Felicia kocht vorige week een computer bij de BCC. NL allesvoorengels.nl
8
Vorige week kocht Felicia een computer bij de BCC.
Felicia kocht vorige week bij de BCC een computer. Felicia kocht een computer bij de BCC vorige week. Een computer kocht Felicia vorige week bij de BCC. Felicia kocht vorige week een computer bij de BCC. NL allesvoorengels.nl
9
In het Engels
10
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. ? leraren de kat helpen graaft leerlingen een kuil op school in de tuin doordeweeks op zondag EN allesvoorengels.nl
11
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) EN (voorbeelden) Last week EN allesvoorengels.nl
12
wanneer wie / wat doet wat / wie waar EN (voorbeelden)
tijd wie / wat onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN (voorbeelden) Last week EN (voorbeelden) Felicia bought a computer at BCC last week. EN allesvoorengels.nl
13
voorbeelden
14
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) Tommy watches soccer in the park on Sunday. EN (voorbeelden) Tommy watches soccer in the park on Sunday. EN (voorbeelden) Tommy watches soccer in the park on Sunday. EN (voorbeelden) Tommy watches soccer in the park on Sunday. EN (voorbeelden) EN (voorbeelden) Tommy watches soccer in the park on Sunday. in the park soccer Tommy on Sunday watches EN allesvoorengels.nl
15
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) My brothers have played poker every month. EN (voorbeelden) EN (voorbeelden) My brothers have played poker every month. EN (voorbeelden) EN (voorbeelden) My brothers have played poker every month. EN (voorbeelden) My brothers have played poker every month. EN (voorbeelden) My brothers have played poker every month. poker my brothers have every month played EN allesvoorengels.nl
16
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) The kite is flying in the air right now. EN (voorbeelden) The kite is flying in the air right now. EN (voorbeelden) The kite is flying in the air right now. EN (voorbeelden) EN (voorbeelden) The kite is flying in the air right now. EN (voorbeelden) The kite is flying in the air right now. flying right now is in the air the kite EN allesvoorengels.nl
17
Nederlands engels
18
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. EN (voorbeelden) De hond blaft elke dag naar de man in de winkel. The dog barks at the man in the shop every day. NL - EN allesvoorengels.nl
19
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff have watched a movie at the cinema four times. EN (voorbeelden) Kim en Jeff hebben vier keer in de bioscoop een film gekeken. Kim and Jeff NL - EN allesvoorengels.nl
20
wie / wat doet wat / wie waar wanneer EN (voorbeelden)
onderwerp doet werkwoorden wat / wie meew. / lijd. voorwerp waar plaats wanneer tijd EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. EN (voorbeelden) Vorige zomer waren we in Duitsland op vakantie. We were on holiday in Germany last summer. NL - EN allesvoorengels.nl
21
allesvoorengels.nl allesvoorengels.nl
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.