De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Numeri 19:1-22:1 Richteren 11:1-33 Mattheüs 21:1-17

Verwante presentaties


Presentatie over: "Numeri 19:1-22:1 Richteren 11:1-33 Mattheüs 21:1-17"— Transcript van de presentatie:

1 Numeri 19:1-22:1 Richteren 11:1-33 Mattheüs 21:1-17
Parasjah Chukat Numeri 19:1-22:1 Richteren 11:1-33 Mattheüs 21:1-17

2 Numeri 19 : 1 - 13 1 De HEERE sprak tot Mozes en tot Aäron:
2 Dit is de wetsverordening die de HEERE geboden heeft: Spreek tot de Israëlieten en zeg dat zij een rode koe zonder enig gebrek bij u moeten brengen, waaraan geen onvolkomenheid is, waarop nog geen juk gekomen is. 3 U moet die aan de priester Eleazar geven, en men moet haar buiten brengen, tot buiten het kamp, en haar voor zijn ogen slachten. En de priester Eleazar moet met zijn vinger een deel van haar bloed nemen, en hij moet een deel van haar bloed zeven keer in de richting van de voorkant van de tent van ontmoeting sprenkelen.

3 Numeri 19 : 5 Men moet de koe voor zijn ogen verbranden. Haar huid, haar vlees en haar bloed, met haar mest, moet men verbranden.   6 De priester moet cederhout, hysop en karmozijn nemen, en moet dat midden in de brandende koe werpen. 7 Dan moet de priester zijn kleding wassen, en zijn lichaam in het water wassen, en daarna het kamp in gaan, en de priester is tot de avond onrein. Ook hij die haar verbrand heeft, moet zijn kleren met water wassen en zijn lichaam met water wassen, en hij is tot de avond onrein.

4 Numeri 19 : 9 En iemand die rein is, moet de as van de koe verzamelen en buiten het kamp op een reine plaats wegleggen. Die as is voor de gemeenschap van de Israëlieten om te bewaren, bestemd voor reinigingswater. Het is een middel tot ontzondiging.   10 Hij die de as van de koe verzameld heeft, moet zijn kleren wassen, en hij is tot de avond onrein. Dit is voor de Israëlieten, en voor de vreemdeling die in hun midden verblijft, tot een eeuwige verordening. Wie een dode, welk dood lichaam van een mens ook, aanraakt, die is zeven dagen onrein.

5 Numeri 19 : Op de derde dag moet hij zichzelf met water ontzondigen, dan is hij op de zevende dag rein. Als hij zich echter op de derde dag niet ontzondigt, is hij op de zevende dag niet rein. Ieder die een dode, het dode lichaam van een mens die gestorven is, aanraakt, en zich niet ontzondigd heeft, die verontreinigt de tabernakel van de HEERE. Daarom moet die persoon uit Israël uitgeroeid worden. Omdat het reinigingswater niet op hem gesprenkeld is, is hij onrein en zijn onreinheid is nog in hem.

6 Numeri 19 : 17 Voor zo'n onreine moet men wat van de as van het dier dat voor de ontzondiging verbrand is, nemen, en daarop in een vat bronwater gieten. 18 En iemand die rein is, moet hysop nemen en die in dat water dopen, en dat moet hij op de tent sprenkelen, en op al de voorwerpen, en op de personen die daar aanwezig waren, ook op hem die de beenderen, de vermoorde, de dode of het graf aangeraakt heeft. Degene die rein is, moet degene die onrein is, op de derde dag en op de zevende dag besprenkelen, en op de zevende dag moet hij hem ontzondigen. Dan moet hij zijn kleren wassen en zich met water wassen en is hij 's avonds rein.

7 Numeri 19 : 20 Wie daarentegen onrein is en zich niet ontzondigt, die persoon moet uit het midden van de gemeente uitgeroeid worden, want hij heeft het heiligdom van de HEERE verontreinigd, het reinigingswater is niet op hem gesprenkeld: hij is onrein. 21 Het is voor hen een eeuwige verordening. Hij die het reinigingswater sprenkelt, moet zijn kleren wassen. Ook hij die het reinigingswater aanraakt, is tot de avond onrein. 22 Ja, alles wat een onreine aanraakt, is onrein. Ook de persoon die dat aanraakt, is tot de avond onrein.

8 Hebreeën 9 : 13 Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!

9 Dode werken Gal. 5:19 Werken van het vlees Hebr. 6:1 Dode werken
Rom. 7:18 In mijn vlees woont niets goeds Jes. 64:6 Onze rechtvaardige daden / bezoedeld kleed in Gods ogen Hebr. 6:1 Doorgaan tot de volmaaktheid Hebr. 9:14 Uw geweten reinigen

10 Werken gedaan zonder vreugde
2 Kor. 9:7 God heeft blijmoedige gever lief Jes. 64:5 God ontmoet rechtvaardigen Deut. 28:47-48 Straf voor dienen zonder vreugde Rom. 14:17 Strekking Gods Koninkrijk 2 Kor. 9:6 Mate zaaien – mate oogsten Luk 6:38 Maat waarmee u meet

11 Werken gedaan zonder liefde
Matth. 22:40 Liefde gebod – Wet / profeten Openb. 2: 2,4 Werken - Eerste liefde verlaten Joh. 21:15-17 Petrus houdt van Yeshua

12 Werken gedaan zonder ijver
Openb. 3:15-19 Niet heet/niet koud, maar lauw Mark. 12:30 God totaal lief hebben Rom. 12:11 Wees vurig van geest Lev. 6:13 Altijd brandend vuur op altaar 2 Tim. 1:7 God geeft geest van kracht, liefde en bezonnenheid Openb. 3:16 Yeshua spuwt lauwe uit

13 Werken gedaan zonder geloof
Jak. 2:26 Geloof zonder werken dood Rom. 14:22 Geloof bij uzelf voor God Hebr. 11:29 Egyptenaren verdronken in Rode zee Rom. 12:6 Verscheidenheid van werkingen

14 Werken gedaan voor persoonlijke winst en eer
Openb. 3:1 Denken te leven, maar dood Joh. 5:44; 12:43 Eer aannemen van mensen Matth. 6:1-8 Giften en bidden voor mensen Hand. 7:41 (KJV) Aanbidden eigen handwerk Dan. 4:30 Hoogmoedige Nebukadnezar Luk. 16:15 Hoog onder mensen – gruwel voor God

15 Werken gedaan om geweten te sussen of uit angst voor Goddelijk oordeel
2 geboden God liefhebben boven alles Naaste liefhebben als jezelf

16 Werken gedaan om beloning te verkrijgen
Openb. 22:12 Beloning conform werk 2 Kor. 5:9 Yeshua welbehaaglijk zijn Matth. 25:21 Compliment trouwe dienaar Matth. 19:27 Beloning Petrus vs. rijke jongeling Matth. 20:1-16 Arbeiders in de wijngaard Openb. 4:11 Yeshua alleen waardig Matth. 7:22-23 Wetteloze; In Zijn naam werken Matth. 25:34-40 Onwetende rechtvaardigen

17 Werken gedaan zonder het sterven in Yeshua om te dragen
2 Kor. 4:10 Sterven Yeshua in lichaam dragen Gal. 5:24 Vlees met hartstochten kruisigen 1 Petr. 4:1 Lijden in vlees; opgehouden met de zonde Joh. 7:37-39 Heilige Geest; stroom van levend water uit binnenste van gelovigen

18 Werken met oorsprong in eigen menselijke natuur
Luk. 10:38-42 Martha en Maria 1 Kor. 4:2 (Living-vert.) Betrouwbaar zijn Hebr. 4: Stoppen met eigen werken Joh. 5:30 Yeshua doet niets zonder Vader

19 Heiliging Jes. 30:21 God wijst u de weg
Hebr. 4:12 Gods Woord tweesnijdend scherp zwaard; scheiding ziel en geest Ps. 36:10 In Gods licht zien wij het licht 1 Kor. 10:31 Doe alles tot eer van God 2 Kor. 7:1 Onszelf reinigen en heiligen in het vrezen van God Openb. 19:8 Gerechtigheden van de heiligen


Download ppt "Numeri 19:1-22:1 Richteren 11:1-33 Mattheüs 21:1-17"

Verwante presentaties


Ads door Google