De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond

Verwante presentaties


Presentatie over: "Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond"— Transcript van de presentatie:

1 Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond
Leergang Oriëntatie Bodem en Ondergrond

2 Oriëntatie bodem en ondergrond
Overzicht modulen: 1. Intro: integrale (duurzame) gebiedsontwikkeling 2.1 bodem en ondergrond 2.2 watermanagement 3.1 civiele techniek 3.2 grondmechanica 4.1 archeologie 4.2 landschap en bewoning (geologie, geomorfologie) 5.1 leefomgevingvraagstukken 5.2 integrale gebiedsontwikkeling

3 Module 4.1 archeologie

4 Waarom archeologisch onderzoek?
1988 Herziene Monumentenwet 1992 Verdrag van Valetta (Malta) 1993 Ratificatie Parlement 2001 KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) 2007 WAMZ (Wet op de Archeologische Monumentenzorg) 2007 BAMZ (Besluit Archeologische Monumentenzorg) Op grond van artikel 45 van de herziene Monumentenwet 1988 is het verboden om opgravingen te doen zonder of in afwijking van een opgravingsvergunning van de minister van OCW. Een vergunning kan worden verleend als de aanvrager aantoont dat hij bekwaam is. In 1992 wordt op het eiland Malta een Europees verdrag getekend (het verdrag van Valetta) met betrekking tot het archeologisch erfgoed. De belangrijkste punten uit dit verdrag zijn dat de verstoorder betaalt voor de vernietiging van archeologisch erfgoed, streven naar behoud van archeologische monumenten en inpassing in de ruimtelijke ordening van dit erfgoed. Een ander belangrijk element is voorlichting voor het publiek. Nederland is een van de eerste landen waar het verdrag wordt bekrachtigd door het parlement. Het duurt dan echter heel erg lang voordat er uiteindelijk een nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg komt. Lang voor die tijd is er in een samenspel tussen overheid, onderzoeksinstellingen en private partijen een kwaliteitsnorm opgesteld. Het beheer van deze norm is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. In de BAMZ is de WAMZ verder uitgewerkt. Hierin is onder andere de excessieve kostenregeling vastgelegd en het vergunningsstelsel vastgelegd. 4

5 Doel archeologisch onderzoek?
Behoud in situ (ofwel in de bodem laten zitten) Alleen als het echt niet anders kan Behoud ex situ (ofwel opgraven) Het archeologisch onderzoek dat in Nederland wordt uitgevoerd is altijd gerelateerd aan ruimtelijke ordeningsprojecten. Doel van het onderzoek is de altijd terugkerende vraag kunnen de resten in de ondergrond worden bewaard voor het nageslacht? Belangrijk uitgangspunt hierbij is de gedachte dat in de toekomst meer en betere onderzoekstechnieken zullen bestaan waarmee we meer over ons verleden te weten kunnen komen. Opgraven kan immers maar 1 keer. Alleen als het echt niet anders kan wordt besloten tot opgraven. De keuze voor opgraven, behouden of begeleiden wordt vastgelegd in een zogenaamd selectiebesluit. Dit selectiebesluit wordt genomen door het bevoegd gezag. Afhankelijk van de situatie is dit de gemeente, de provincie of het rijk. 5

6 Is behoud in situ altijd mogelijk?
Uitgangspunt: inhoudelijke kwaliteit moet worden gewaarborgd Dus: Huidige toestand stabiliseren Geen toetreding (extra) zuurstof Geen voorbelasting Geen afdekking Etc. Het uitgangspunt van behoud in situ is dat de inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats moet worden gewaarborgd. Indien bijvoorbeeld het grondwater zich boven de vondstlaag bevindt zal de archeoloog inzetten om dit zo te behouden. Het verhogen van het waterpeil door het opmalen van oppervlaktewater zoals dat in het verleden vaak werd toegepast is geen optie omdat dan het grondwater wordt aangerijkt met zuurstofrijk en bacteriehoudend water. Vergeet niet dat lokale maatregelen vast moeten worden gelegd in een bestemmingsplan, peilbesluit, enzovoorts en dat ook op de handhaving moet worden toegezien. Vanuit archeologisch oogpunt zijn enkele vuistregels goed te gebruiken: grondwateronttrekking (ook tijdelijk voor bijvoorbeeld bemaling van een bouwput) is uit den boze, idem dito met betrekking tot belasting van de grond (bijvoorbeeld aanleg van (tijdelijke) gronddepots) en afdekking. Indien een vindplaats (de plaats waar waardevolle archeologische resten aanwezig zijn) wordt afgedekt zorg dan dat maximale toestroming van hemelwater mogelijk is bijvoorbeeld door de aanleg van wadis en het gebruik van halfdoorlaatbare verharding. 6

7 Zit er archeologie in mijn project?
IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) CHW (Cultuurhistorische Waarden Kaart) Beleidsadvieskaart Bureauonderzoek IVO Verkennend IVO Karterend IVO Waarderend JA of NEE, X/Y/Z, WEL of NIET BEHOUDENSWAARDIG Behoud/Opgraven of Begeleiden De vraag of je met archeologie te maken krijgt in jouw ruimtelijk ordeningsproject kan je eigenlijk altijd met ja beantwoorden. De grootte van het risico en in welke mate je met archeologie te maken gaat krijgen is af te leiden uit een drietal documenten die openbaar raadpleegbaar zijn. de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden ( de Cultuurhistorische Waardenkaart ( en de beleidsadvieskaart die elke zichzelf respecterende gemeente heeft opgesteld of heeft laten opstellen. Bij elk project in het kader van de ruimtelijke ordening waarbij direct of indirect ingrepen in de bodem worden gedaan is het noodzakelijk archeologisch onderzoek uit te voeren. Denk dus niet alleen aan graafwerkzaamheden (directe verstoring) maar ook aan peilverlaging, peilverhoging, bacteriële reiniging van met cyclische koolwaterstoffen verontreinigde grond, etcetera. De eerste stap in het archeologisch onderzoek is een bureauonderzoek. Een dergelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de eisen die daaraan worden gesteld in de KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie). Wees op je hoede, deze eisen worden zeer slecht nageleefd. Het bureauonderzoek eindigt altijd met een gespecificeerde archeologische verwachting. Deze verwachting dient in principe altijd te worden gecontroleerd een enkele uitzondering daargelaten. Dit wordt gedaan door middel van een verkennend inventariserend veldonderzoek bestaande uit enkele handboringen. Op basis van dit verkennende onderzoek wordt een advies gegeven. Dit advies kan leiden tot een selectiebesluit van het bevoegd gezag. Het advies kan ook aanleiding geven verder onderzoek uit te voeren. Pas na het waarderend onderzoek heb je duidelijkheid of, waar, en welke kwaliteit archeologische vindplaatsen jij in je te ontwikkelen gebied hebt. Is het niet mogelijk dit in te passen in de planvorming en dan te zorgen voor behoud in situ, dan is het noodzakelijk een opgraving uit te voeren. 7

8 Belanghebbenden? Opdrachtgever (verstoorder betaalt)
Overheid (bevoegd gezag, gemeente, provincie of rijk) Belanghebbenden in het archeologisch proces zijn vanuit het economisch en wettelijk gezichtspunt maar twee instituten. De opdrachtgever, degene die verstoort dient volgens de wet immers te betalen en het bevoegd gezag, degene die het selectiebesluit moet nemen. De uitvoerende partij (het opgravingsbedrijf) en natuurlijk het publiek zijn ook belanghebbenden maar zijn van ondergeschikt belang. Opvallend is dat bij grote projecten archeologie vaak wordt gebruikt voor het verkrijgen van goodwill bij omwonenden, Betuweroute, Knooppunt A27, VINEX-locaties Houten, Rijswijk en Leidsche Rijn, etc. Archeologische resten worden vaak gebruikt in een stedenbouwkundig ontwerp als ankerpunt. In Leidsche Rijn hoor je bijvoorbeeld mensen zeggen: Ik woon achter het castellum, naast de wachttoren of bij het kasteelpark. Archeologische resten hebben hier een geheel nieuw leven gekregen in het collectieve geheugen van de bewoners. In stedenbouwkundige ontwerpen kan het archeologisch erfgoed of de landschappelijke karaktereigenschappen goed worden gebruikt als genius loci. 8

9 Archeologie en gebiedsontwikkeling
Archeologisch proces is helder Hoe past dit in het proces van de duurzame gebiedsontwikkeling? Het archeologisch onderzoeksproces staat natuurlijk niet op zichzelf. Dit proces vindt plaats in de grotere cyclus van de gebiedsontwikkeling. Het archeologisch onderzoek dient in dit proces al in een vroeg stadium te worden meegenomen. In de huidige dagelijkse praktijk is dit helaas nog niet altijd het geval. Hoe zat het ook al weer met dat overall proces? 9

10 Voorverkenning De Integrale duurzame gebiedsontwikkeling kent zoals in module 1.1 uitgelegd vijf duidelijk te onderscheiden fasen. Voorverkenning , de verkenning en de planstudie fase. Deze wordt afgesloten met een gebiedsvisie en – plan. Daarna vindt de realisatie plaats die na realisatie overgaat in de beheersfase. 10

11 Voorverkenning OF vraag Kunnen (kansen en dilemma’s) Raadpleeg: IKAW
Beleidsadvieskaarten m.b.t. archeologie en monumentenzorg (gemeente + provincie) In de voorverkenning stond de OF vraag centraal. Moet er een gebiedsontwikkeling plaatsvinden? Met name bij de vraag of de gewenste gebiedsontwikkeling op een bepaalde plek kan, speelt archeologie een rol. In deze fase moet er dus al enig inzicht bestaan in de kansen en dus ook risico’s. Dit is bij uitstek het moment voor het meenemen van informatie als IKAW en gemeentelijke en provinciale beleidskaders op het gebied van archeologie en monumentenzorg. Wellicht komt uit deze analyse dat andere gebieden meer geschikt zijn (vanuit archeologisch of een ander bodem-oogpunt) voor de gewenste ontwikkeling. 11

12 Verkenning Wie, wat en strategie
Haalbaar (beleid, effecten, acceptatie) Betaalbaar (kosten incidenteel en structureel) Duurzaam (ruimte, econ., soc. cultureel) Voorkeursstrategie (volksvertegenwoordigers) In de verkenning staan de wie en wat vraag centraal waaruit ook een politiek haalbare strategie volgt. Belangrijke elementen in deze fase zijn de haalbaarheid en de betaalbaarheid. Met name bij de laatste kunnen archeologie en monumentenzorg een belangrijke overweging vormen. Het is dus zaak op dit moment al een inschatting te geven van de potentiele kosten die behoud van archeologische vindplaatsen, zowel bekend als onbekend, met zich meebrengen. In dit kader worden in de huidige archeologische praktijk wel eens onderzoeken uitgevoerd maar gebruikelijk is dat niet. Doorgaans wordt in deze fase informatie ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de provinciale overheid of de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het archeologisch beleid gericht op behoud van archeologische waarden. Dat betekent dat de archeoloog per definitie geen gerommel in de ondergrond wil, niet fysiek (graven) en geen veranderingen in grondwaterniveau en -kwaliteit. Uiteraard is dat een niet realistische wens omdat het maatschappelijk belang van bepaalde ontwikkelingen groot kan zijn. Om die reden heeft in principe elke gemeente een archeologisch beleid geformuleerd waarin een beleidsadvieskaart is opgenomen. Voor elk gebied binnen een gemeente zijn hierin de richtlijnen m.b.t. archeologie opgenomen. Indien sprake is van archeologische monumenten binnen het te ontwikkelen gebied dan heeft de rijksoverheid (RCE) hiervoor richtlijnen geformuleerd. 12

13 Plan(studie) fase Hoe vraag
Publiek en Private partijen voor gezamenlijk uitvoering en beheer Procedures (wet- en regelgeving) Financieringsarrangementen (publieke/private) Uitvoeringsorganisatie (incl. voor beheer) Politieke besluitvorming (plan fin. uitv. org.) In de planstudiefase staat de hoe vraag centraal. Welke procedures worden gevolgd, op welke wijze vindt financiering plaats, wie voert het uit en hoe vindt de besluitvorming plaats. In deze fase wordt doorgaans besloten hoe om te gaan met archeologische resten en financiering van het archeologisch onderzoek. Zoveel projecten zoveel modellen. Voor kleine projecten geeft de eigenaar of ontwikkelaar doorgaans direct opdracht aan een archeologisch onderzoeksbureau. Bij grotere projecten wordt door de opdrachtgever vaak een extern bureau ingehuurd voor directievoering m.b.t. de uitvoering van het archeologisch onderzoek (Hanzelijn, HSL, etc.). Gemeenten met een eigen archeologische dienst sturen dit doorgaans zelf aan (Gemeente Utrecht Leidsche Rijn). Vanuit archeologisch oogpunt is er de zorg dat het grote aantal onderzoeken op kleine locaties los staat van elkaar. Op deze manier kan een lappendeken aan archeologische onderzoeksgegevens ontstaan terwijl niemand deze gegevens gebruikt om op grotere schaal tot kennisvermeerdering te komen. 13

14 Realisatie Grondverwerving Financiering Vergunningverlening
Aanbesteden en contracteren Voorontwerp en Ontwerp Bouwrijp maken Woonrijp maken Bouw Verkoop Oplevering Archeologische opgraving De realisatiefase is het moment waarop het archeologisch proces van bureauonderzoek, verkennend onderzoek, karterend onderzoek, waarderend onderzoek, opgraven of behouden wordt uitgevoerd. De eerste twee stappen vinden meestal plaats in dezelfde fase als de fase waarin de grondverwerving plaatsvindt. Doorgaans is het karterend onderzoek afgerond voorafgaand aan de vergunningverlening. Het is dan grosso modo bekend waar in het te ontwikkelen gebied daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Het heeft de voorkeur om op dit moment de waarderende fase te hebben afgerond zodat helder is welke waarde eventuele archeologische resten hebben en een besluit genomen kan worden voor “behoud”of “vrijgeven”. Daarnaast is dit het ideale moment om eventueel aanpassingen te maken in het ontwerp zodat behoud van archeologische vindplaatsen een serieuze optie is. Met name voor dit laatste is het van groot belang om de waarderende fase te hebben afgerond. Opgravingen vinden doorgaans plaats voorafgaand of zelfs tijdens het bouwrijp maken. Het instrument archeologische begeleiding wordt ingezet tijdens het bouwrijp en woonrijp maken en kan leiden tot spectaculaire vondsten zoals het Romeinse schip in Leidsche Rijn, waarover later meer. 14

15 Casus Leidsche Rijn RAAP-inventarisatie in kader MER
In het project Leidsche Rijn is archeologie in een vroeg stadium van de planvorming meegenomen. Reeds in het kader van de MER-procedure werd archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een van de kaarten die werd gemaakt is een kaart van ten behoeve van de baksteenindustrie afgevlette percelen weergeeft. Gedacht werd dat op de afgevlette percelen geen of uitsluitend slecht geconserveerde vindplaatsen (dus met een lage informatiewaarde) aanwezig zouden zijn. 15

16 Casus Leidsche Rijn Inventarisatie op basis van AHN na afronding
van het onderzoek Na afronding van het onderzoek in Leidsche Rijn is opnieuw een inventarisatie gemaakt van afgevlette percelen, ditmaal op basis van het AHN (Actueel Hoogtebestand van Nederland). Dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van een pilot naar mogelijkheden voor het gebruik van het AHN in archeologisch onderzoek. Alle vindplaatsen die tijdens de ontwikkeling van Leidsche Rijn zijn aangetroffen zijn op deze kaart weergegeven. Enkele zaken vallen op. De vooronderstelling dat op afgevlette percelen (rode vlakken) geen vindplaatsen meer aanwezig zijn door vergraving is onjuist gebleken. Alle vindplaatsen die op de afgevlette percelen zijn aangegeven zijn door middel van begeleiding van gravende werkzaamheden voorafgaand aan de inrichting van het terrein aangetroffen en niet door middel van booronderzoek of oppervlaktekarteringen. De bekendste van deze vondsten is het schip De Meern I waarover later meer. Een tweede opvallend gegeven is dat alle vindplaatsen op de stroomgordel blijken te liggen. In de afbeelding is het komgebied, het gebied buiten de stroomgordel, weergegeven in witte en blauwe tinten. Een stroomgordel wordt gevormd door de bedding- en oeverafzettingen van een voormalige rivierloop. Deze afzettingen liggen doorgaans hoger in het landschap en hebben betere landbouwkundige eigenschappen dan de omringende komgronden waardoor stroomgordels in het verleden aantrekkelijke vestigingsplaatsen vormden voor bewoning. 16

17 Casus Leidsche Rijn Leidsche Rijn is gelegen langs de Oude Rijn. De Oude Rijn, Kromme Rijn en Nederrijn vormden gedurende de Romeinse Tijd de noordgrens (de limes) van het Romeinse Rijk. Ter hoogte van Leidsche Rijn liep de Oude Rijn ruim een kilometer zuidelijker dan tegenwoordig. Deze oude loop van de Oude Rijn staat bekend als de Heldammer. Op de splitsing tussen de Heldammer en de huidige Oude Rijn bevond zich een Romeins legerkamp, een zogenaamd castellum. Alle bekende castella en castra (legioensplaatsen) aan de noordelijke grens van het West-Romeinse rijk zijn in de kaart weergegeven. Het is goed te zien dat in Nederland veel van deze Romeinse forten hebben gelegen. Vrijwel alle forten zijn gedeeltelijk opgegraven. Naast de castella stonden op korte afstand (ca 2 km) wachttorens tussen de castella. Langs de wachttorens en castella liep een weg waarover het leger zich snel kon verplaatsen, de zogenaamde limesweg. De castella komen ook voor op een Middeleeuwse kopie van een Romeinse wegenkaart 17

18 Casus Leidsche Rijn Deze kaart staat bekend onder de naam Peutingerkaart. Op deze kaart zijn alle wegen aangegeven en alle belangrijke plaatsen waaronder de castella. 18

19 Casus Leidsche Rijn Meinerswijk Zwammerdam
De castella werden veelal gebouwd volgens een vooropgesteld plan. Dit is goed te zien aan bijvoor beeld het principium (het hoofdgebouw) in de opgravingplattegronden van de castella Meinerswijk en Zwammerdam. 19

20 Casus Leidsche Rijn Valkenburg Zwammerdam
De inrichting en oriëntatie van de verschillende castella is aangepast aan de lokale omstandigheden zoals de ligging van de rivier. Dit is te zien in deze vergelijking tussen het castellum van Zwammerdam en Valkenburg 20

21 Casus Leidsche Rijn Waar het castellum in de wijk Leidsche Rijn aan het opervlak niet meer zichtbaar is, is het muurwerk van het Utrechtse castellum nog in situ te bewonderen in een cafe op het Domplein. 21

22 Casus Leidsche Rijn In het castellum van Alphen aan den Rijn waren delen van de barakken nog volledig in tact. De vloeren zijn duidelijk herkenbaar evenals de stookplaatsen en zelfs een enkele deur. Topvondst is een houten schrijftafeltje waarop de oorspronkelijke tekst helaas niet meer leesbaar is. 22

23 Casus Leidsche Rijn Bij graafwerkzaamheden ten behoeve van een gasleiding in Leidsche Rijn werd de Romeinse weg doorsneden. Vanuit deze locatie is deze Romeinse weg voor een belangrijk deel volledig getraceerd. In het stedenbouwkundig ontwerp is gebruik gemaakt van de ligging van deze Romeinse weg. De weg is vrijgehouden van bebouwing en in de gehele wijk gemarkeerd met een ander type bestrating. 23

24 Casus Leidsche Rijn Pal naast de weg werd een wachttoren aangetroffen. Wachttorens uit de Romeinse Tijd kenden wij nog niet in Nederland. In het buitenland is dit een bekend fenomeen. 24

25 Casus Leidsche Rijn De vondsten bij de wachttoren geven wel een goed beeld hoe de soldaten hun dag doorbrachten. Lekker vissen, beetje dobbelen, enzovoorts… 25

26 Casus Leidsche Rijn Naast resten van een wachttoren werden resten van een boot aangetroffen. Het is zeker niet de eerste boot die in Nederland werd aangetroffen. Eerder werden onder andere in Zwammerdam en Woerden enkele boten aangetroffen. De Meern I is wel een van de meest complete boten tot nu toe. De naam geeft aan dat op deze plaats meer dan een boot gelegen is. 26

27 Casus Leidsche Rijn Overzicht van het achterschip en de kajuit 27

28 Casus Leidsche Rijn Overzicht “kombuis” met de plaats van de vuurplaats, maalsteen en enig aardewerk 28

29 Casus Leidsche Rijn En zoals gezegd De Meern I betekent dat er ook andere schepen liggen zoals deze De Meern II. Hier invoegen BBC documentaire Time Team series 13 (episode 5) episode 147 "The Boat on the Rhine - A Roman Boat in Utrecht" Utrecht, Netherlands 19 February 2006 ( ) 29

30 Casus Leidsche Rijn Heeft hier dan misschien een slag plaatsgevonden om de wachttoren? Nee, dat is niet het geval, waarschijnlijk is De Meern I gezonken. De overige schepen liggen pal voor een geul die de oever en weg doorsnijdt, een zogenaamde crevasse. Zeer waarschijnlijk is de oever doorgebroken tijdens een hoog water waardoor de weg die op een lage dijk gelegen was is vernield. De schepen zijn waarschijnlijk afgezonken om het gat in de oever zo snel mogelijk te dichten en de weg te herstellen. 30

31 Samenvattend Archeologische risicoinventarisatie zo vroeg mogelijk in proces Verkenning archeologische beleidskaders in verkennende fase Afstemming over archeologisch onderzoek in planfase Archeologische waardering gereed voor ontwerp Archeologische opgravingen voor en tijdens bouwrijp maken Beheer archeologische monumenten komende 100 (?) jaar De boot, De Meern I is opgegraven, de wachttoren ook. Naast de wachttoren werden een klein haventje en een grafveld veiliggesteld. De boten die bewaard konden worden in de ondergrond vormen nu een wettelijk beschermd monument. Beheersmaatregelen moeten voorkomen dat de kwaliteit van deze boten achteruitgaat en dat het mogelijk is deze boten in de toekomst, wanneer we betere onderzoeksmethoden en –technieken hebben, te onderzoeken. Wat leert de casus Leidsche Rijn? Je moet in een vroeg stadium archeologisch onderzoek meenemen in je planvorming tegelijk met andere bodem en ondergrond aspecten. In de verkenning overleg je met overheden en vorm je jezelf een beeld van alle relevante richtlijnen en beleidskaders. In de planfase leg je vast hoe je gaat voldoen aan je opgave voor archeologisch onderzoek. Tijdens de grondverwerving voer je je archeologisch onderzoek uit tot en met de waarderende fase. Op basis hiervan ben je in staat om je planvorming daar waar nodig aan te passen. Daar waar het niet anders kan wordt een opgraving uitgevoerd. Daar waar mogelijk streef je behoud van archeologische resten na. Het kasteelpark in Leidsche Rijn herbergt op deze manier een Middeleeuws kasteelterrein en onder de sportvelden ligt een Romeinse nederzetting. Beide onaangetast en beschikbaar voor onderzoek in de verre toekomst. Hoewel de kosten van gravend onderzoek hier zijn uitgespaard zijn beheersmaatregelen en het monitoringsonderzoek dat op deze locaties plaatsvindt niet kosteloos. Na de realisatiefase zit je dan ook langdurig vast aan een beheersfase. Maar slim gebruik van archeologie kan ook een grote meerwaarde voor de bewoners van een gebied betekenen. Tijdens de gehele realisatiefase is het altijd mogelijk dat ergens onverwacht een opgraving noodzakelijk is. Een sanering kan je nog eens overdoen, een gebouw kan je nog eens opnieuw bouwen, een weg kan je verbreden, verdiepen, weghalen, enzovoorts. Een archeologische opgraving kan maar 1 keer en daarna nooit meer. Ga daarom voorzichtig en verantwoord om met dit erfgoed het is immers van ons allemaal en eenmaal weg komt het nooit meer terug. 31


Download ppt "Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond"

Verwante presentaties


Ads door Google