Het voorzetselvoorwerp Grammatica Havo 2
Opdracht 1 maken. Hoeveel voorzetsels kun je invullen op de stippellijnen? Onderstreep het werkwoord dat bij het voorzetsel hoort.
Hoe kun je het voorzetselvoorwerp vinden?!
VAST voorzetsel Een voorzetselvoorwerp heeft altijd een vast voorzetsel. Je kunt het dus niet vervangen door een ander voorzetsel. Voorbeelden zijn: - Mevr. Veenstra rekent op Hidde zijn aanwezigheid het 1 e uur.
Combinatie met het werkwoord Het vaste voorzetsel vormt een combinatie met het werkwoord. Voorbeelden: -Bekommeren om … -Wachten op … -Houden van … -Verlangen naar …
Verwar een VZVW niet met een Bijw. Bep.! Lisanne maakt haar huiswerk in de auto. De planten staan op het balkon. Figuurlijk en letterlijk taalgebruik Figuurlijk vzvw Letterlijk geen vzvw
Oefenzinnen: Fardau heeft het cadeau aan Esmee gegeven.
Fardau | heeft | het cadeau | aan Esmee | gegeven. Pv = heeft Wwg = heeft gegeven O = Paulien Lv = het boek Mv = aan Zara
Oefenzinnen: Mark verheugt zich op de les
Mark | verheugt | zich | op de les. Pv = verheugt Wwg = verheugt zich O = Hidde VZVW = op de les
Maken opdracht 2 & 3. (formulier) Vragen? Steek je vinger op en dan loop ik even bij je langs.