Inleiding in de biologie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H2 Cellen in Werking De bouw van cellen
Advertisements

de cel als bouwsteen van levende wezens
De Cel Een blik op de cel.
Marjolein Willemse Postvakje in oost Dinsdag, woensdag en donderdag.
de submicroscopische bouw van een cel
De wondere wereld van de cel
Cellen en organen Wat zijn dierlijke cellen, hoe zijn ze opgebouwd.
Celorganellen.
Diffusie, osmose en plasmolyse.
5 Plantaardige en dierlijke cellen
Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving
Membranen en transport van moleculen
Osmose bij planten Turgor en plasmolyse.
Welke van onderstaande keuzemogelijkheden is geen stofeigenschap?
Uitscheiding 6A.
Animatie Turgor en plasmolyse.
De wondere wereld van de cel
Passief en actief transport
Natuurwetenschappelijk verslag
STOFFEN – HET MOLECUULMODEL
Cel structuur en functie
Thema 1. Inleiding in de biologie.
STOFUITWISSELING TUSSEN CELLEN EN HUN OMGEVING
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
Paragraaf 2.4 Aan de celgrens.
STOFUITWISSELING TUSSEN CELLEN EN HUN OMGEVING
Thema 1. Inleiding in de biologie.
Transport van stoffen Deze les leer je: – de stappen van wetenschappelijk onderzoek opzetten. – hoe transport van stoffen plaatsvindt in een vloeibaar.
Thema 2 Cellen § 2.4 Opname en afgifte van stoffen tussen cellen en het uit- of inwendig milieu.
Organellen in de cel Submicroscopische bouw van de cel.
Thema 1. Inleiding in de biologie.
Thema 1. Inleiding in de biologie.
THEMA 2 CELLEN BIOLOGIE DIGITAAL
THEMA 2 CELLEN Basisstof 1: Weefselonderzoek
Bouwstenen van het leven
Bs.1: onderzoek doen Bs.6: een werkplan maken
B. Stof 5 De celorganellen Plantencellen en hun organellen 1
B. Stof 7 Membranen en het transport van stoffen
Thema 2 PLANTEN Basisstof 1 -De levenscyclus van een plant
Thema cellen Processen
HAVO 4 Thema 1: Inleiding in de biologie Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO A.
Hoofdstuk 2 De cel.
Hoofdstuk 4 Transport in cellen
Thema 3 Organen en cellen
Osmose, turgor en plasmolyse bij planten
Zelfstandigheidproject 3 VWO
Thema 3 Organen en cellen
Wat zijn nerven ? Vaatbundels  = ?? Rood = houtvaten ?
Menselijke cel De cel is de kleinste functionele bouweenheid van het menselijk lichaam.
Verschillen tussen plantencellen en dierlijke cellen
Celorganellen Een celorganel is een klein celonderdeel met een specifieke taak of taken Er zijn veel verschillende soorten organellen. Voor dit jaar moet.
Bs.1: onderzoek doen Bs.6: een werkplan maken
De huid in beweging Hst. 1 Cellen en weefsels (blz. 9 t/m 23)
Zelfstandigheidproject 3 VWO
Organellen in de cel Submicroscopische bouw van de cel.
Weefselonderzoek, weefsels en organen
Stoffen transport tussen cellen en hun omgeving.
Elektronenmicroscopisch
Practicum cellen bekijken
Organen en cellen Thema 1.
Celkern Kernplasma. Kernmembraan met kernporiën.
Dierlijke cel 1=lysosoom; 2=celmembraan; 3=mitochondrium; 4=endoplasmatisc reticulum (ER); 5=cytoplasma; 6=kernmembraan; 7=kernporie; 8=kern; 9=kernlichaampje;
Bemesting klas 2 De Groene Welle.
Bouw plantencellen in 3D
Plastiden Thema 3 BS 7.
Thema 1. Inleiding in de biologie.
Transcript van de presentatie:

Inleiding in de biologie Thema 1 T. van Alphen

Opfrissen Wat weten we nog van de afgelopen 3 jaar? Groepjes van 2 Woordspin (klassikaal) Groepjes van 2 Leg aan elkaar de termen uit die op het bord zijn onderstreept Docent loopt rond om te helpen Klassikaal bespreken (beloning?)

Wat is biologie? Lees (voor jezelf) basisstof (Bs) 1. Maak een lijstje van de dikgedrukte woorden. Zet de betekenis achter de woorden. Klassikaal bespreken, welke onderdelen lastig zijn.

Natuurwetenschappelijk onderzoek Generatio spontanea Zak met muizen Maden in vlees Pasteur Pasturiseren Wetenschappelijk experiment van pasteur Boulion, pasturiseren, etc.

Stappen van een onderzoek Waarnemingen: Wat neem je waar in de omgeving, dat je niet snapt, of wat je op valt? Onderzoeksvraag: De vraag die stelt, deze komt voort uit je waarneming.  Hypothese: Mogelijk antwoord op je vraag, dit ga je testen in je onderzoek. Voorspelling: Zal je hypothese juist of onjuist zijn? Experiment: Het testen van je hypothese. Resultaten: Beschrijving van je resultaten, GEEN antwoord op je hypothese! Conclusie: Klopt je hypothese? Waarom wel of niet? Discussie: Wat ging er goed bij het onderzoek? Wat moet er anders? (Nieuwe hypothese of onderzoeksvraag) Waarnemingen: Je loopt door de woestijn en ziet dat er in de grond vele zaden zitten, maar dat er weinig tot geen planten groeien. Na een regenbui verschijnen overal planten uit de grond.   Onderzoeksvraag: De onderzoeker bedenkt een vraag bij een waargenomen verschijnsel (probleemstelling). Je kan de vraag als volgt stellen: hoe komt het dat zaden ontkiemen en planten beginnen te groeien? Hypothese: De onderzoeker bedenkt een voorlopig antwoord op de vraag. Bij het formuleren van de hypothese (veronderstelling) geef je dus aan wat jij denkt dat de verklaring is. Je zag dat planten gingen groeien na een regenbui. Dus de hypothese zou kunnen zijn: zaden ontkiemen als ze water krijgen. Voorspelling: Een hypothese leidt tot een voorspelling. Als mijn hypothese waar is dan..... Dus de voorspelling is: als zaden water nodig hebben voor het ontkiemen zullen de zaden uitgroeien tot planten als ik ze nat maak. Experiment: De onderzoeker bedenkt een experiment om de hypothese te toetsen. Met het experiment ga je toetsen of de ‘als...-dan...’ voorspelling juist is. Je ontwerpt een experiment die de voorspelling uit moet laten komen. Dus een voorbeeld van een simpel experiment: neem een x-tal zaden die je in een schaaltje met een vochtig papier legt en neem een x-tal zaden (controle groep) die je in een schaaltje met droog papier legt. Kijk vervolgens naar de ontkieming van de zaden. Resultaten: De onderzoeker verwerkt de waarnemingen van het experiment. De resultaten van het experiment worden in een tabel en/of grafiek gezet. Het resultaat zou kunnen zijn dat de meeste zaden in het vochtige schaaltje ontkiemen en geen van de zaden in het schaaltje zonder water. Het is ook mogelijk dat in geen van beide schaaltjes de zaden ontkiemen. Conclusie: De onderzoeker stelt vast of de resultaten de hypothese bevestigen of weerleggen. In de conclusie (gevolgtrekking, slotsom, samenhang tussen feiten) zet je de resultaten voor jezelf op een rijtje. De conclusie sluit altijd aan bij de hypothese. De hypothese is juist of de hypothese is onjuist en moet dan worden verworpen. In het laatste geval moet je de hypothese bijstellen en deze opnieuw toetsen. De conclusie is dat zaden water nodig hebben als de zaden alleen in het schaaltje met water ontkiemen. De hypothese is dan juist. Echter, als in beide schaaltjes geen zaden ontkiemen is de conclusie dat water alleen blijkbaar niet voldoende is voor kieming Discussie: De onderzoeker stelt nieuwe onderzoeksvragen. In de discussie probeer je de resultaten te verklaren. Je kan de resultaten vergelijken met het werk van andere groepen. Je probeert de resultaten en conclusies te plaatsen in een groter geheel. Bijvoorbeeld passen jouw resultaten in een bepaalde theorie over het onderwerp dat je onderzoekt.

Voorbeelden van onderzoeken Bekende onderzoeken Hoe onstaan de onderzoeksvragen? Hoe welke methode zijn gebruikt? Wanneer is een onderzoek af? N. TINBERGEN W. THORPE H. HARLOW J. HUXLEY

Opdracht: Pasteur en zijn onderzoek Maak een verslag op basis van deze stappen van het experiment van pasteur. Volg de stappen en bedenk wat Pasteur gedaan heeft. Wat zou jij doen als je voor dit raadsel stond? Dit verslag moet in je practicum map! Zorg dat je alles netje op volgorde houd.

Vorm en functie Vorm hangt (vrijwel) ALTIJD samen met de functie. Lichaamsbouw Orgaanbouw Celstructuur 1. 2. 3. Poolvos (Fennec) Hart Spierweefsel

Voorbeeld van vorm en functie Hoe vliegt een vogel? Alleem gekeken naar structuur.

Microscopie Lichtmicroscoop TEM SEM Microscopie technieken Tot 400x Lichtgolven TEM Transmissie Electronen Microscoop. Electronen door een preparaat. Gevolgen? SEM Scanning Electronen Microscoop. Electronen kaatsen terug van het preparaat. Microscopie technieken Blz. 14 BVJ, thema 1

Practicum: Microscopie In je practicummap: 1x Tekening van waterpest 1x Tekening van de rode ui 1x Tekening van zetmeelkorrels, aardappel. (met Jodiumkleuring) Zet de juiste namen bij de celonderdelen. Let op de tekenregels. Oefen met scherpstellen van de microscoop. Cylosis (celstroming)

Cellen Wat is een cel? Wat maakt een cel? Wat is het doel van een cel? Bouwsteen? Structuur 4(5) rijken Wat maakt een cel? Celorganellen Wat is het doel van een cel? Functie, maar welke functie Hoe ontstaat een cel? Deling. De eerste cel komt van.....? Dierlijke cel. 1=lysosoom; 2=celmembraan; 3=mitochondrium; 4=endoplasmatisch reticulum (ER); 5=cytoplasma; 6=kernmembraan; 7=kernporie; 8=kern; 9=kernlichaampje; 10=ribosoom; 11=Golgi-systeem Extra info.

Celorganellen en hun functies Celmembraan Celwand Cytoplasma Celkern Mitochondria (mitochondrium) Ribosoom Endoplasmatisch reticulum (ER) 2. 1. Inner life of a cell – Harvert Uni. 3.

Celorganellen en hun functies Nucleus (celkern) Nucleolus Chromosomen Nucleaire porien Kernmembraan Kernplasma Celmembraan Fosfolipide 2x Eiwitten Transporteiwitten Koolhydraatketens Dierlijke cel

Celorganellen en hun functies Golgi – apparatus Aanmaak Fosfolipide Afscheiding eiwitten buiten cel Lysosoom Gemaakt in Golgi Transport Afbraak van stoffen

Wat herken je nu?

Cellulaire transport processen Cellen wisselen stoffen uit met de omgeving door: Diffusie Osmose Actief/passief transport Concentraties Eigenlijk altijd bij vloeistoffen. 95ml water en 5ml limonade Dan is de concetratie limonade 5ml tenopzichte van de totale 100 ml. g/l Ppm (0,00001%)

Diffusie Diffusie is de verplaatsing van een stof van een hoge concentratie naar een lage concentratie, tot op beide plekken de concentratie gelijk is. Hoe ontstaat die verplaatsing dan? Brownian movement, beweging van moleculen Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de beweging

Diffusie Diffusiesnelheid Osmose Meer ruimte = snellere diffusie Hoge waarde Lage waarde Diffusiesnelheid Meer ruimte = snellere diffusie Hoe kleiner de afstand, hoe sneller de diffusie Concentratie verschil, hoge concentratie = snellere diffusie. Osmose Diffusie door een semi- permeable membraan. Osmose = verplaatsing van water van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde. Osmose

Osmose in de cel Intern milieu Extern milieu Binnen waardes Extern milieu Buiten waardes Celmembraan = semi-permeabel Stoffen gaan naar binnen en naar buiten Transporteiwitten Actief Passief

Opdracht: Osmose bij planten Je gaat in een 2-tal aan elkaar basisstof 8 op blz. 22 en 23 aan elkaar uitleggen. Eerst lees je de stof. Bij het uitleggen let je vooral op Afb. 46. Vervolgens kiest de docent een groepje die het aan de klas kan uitleggen. De rest van de klas let goed op fouten, wanneer deze opvallen, mag de hand worden opgestoken. De verteller mag zelf bepalen of dat het moment is voor input. Je hebt 15-20 minuten

Osmose bij planten Turgor Osmotische waarde Plasmolyse Turgorscent Los van de celwand Plasmolyse Turgor effect

Osmose bij rode bloedcellen Bij welke situatie en op welke plek is de osmotische waarde hoog en laag? Water gaat van een lage Osmowaarde naar een lage waarde. Dus situatie 1: Buiten hoog, binnen laag. Situatie 2: Balans, afwisseling door concentratie uitwisseling. Situatie 3: Buiten laag, Binnen hoog. Cel zonder celwand zal barsten, cel sterft.