Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs voor hebt of als je er geen invloed op hebt. In het Nederlands gebruik je vaak zal of zullen: It will probably rain this afternoon. People won’t drive their own cars in the future.
Future met going to Gebruik je om te zeggen dat je iets van plan bent. In het Nederlands gebruik je vaak gaan. I am going to do some shopping this afternoon. They are going to play tennis tomorrow. Je gebruikt to be going to ook als je (bijna) zeker weet dat iets gaat gebeuren omdat je er bewijs voor hebt. Look at those dark clouds! It’s going to rain. My aunt is pregnant. She’s going to have a baby.
Future met de present simple Gebruik je als het gaat om tijden volgens een vast schema aan te geven, bijvoorbeeld een dienstregeling of openings- en sluitingstijden. The post office opens at half past eight. The boat race starts at nine. Future met de present continuous Gebruik je om aan te geven dat iets binnenkort gaat gebeuren. Het gaat om afspraken of dingen die georganiseerd zijn. They are travelling to Canada next month. My sister is giving a party this Saturday.
Now show what you know! (Maak zinnen met will of won’t of met to be going to) 1 The sun is shining so bright. It ______ a hot day! (be) 2 I don’t know if he ______. He told me he had some other plans. (come) 3 When the earthquake hit I was so scared. I thought: ‘I ______.’ (die) 4 I can’t help you if you ______ me. (let) (Maak zinnen met present continuous of de present simple). 5. Tomorrow I ______ dinner with two of my best friends. (have) 6. The clothes store on Queen Street never ______ before 6 pm. (close) 7. That Irish rockband, The Kleptomaniacs, ______ across Europe this summer. (tour) 8. The rugby game ______ at 3 pm. (start)