Geef wat om de rommelpot, ‘t Is zo goed voor hutsepot. Van de liere, van de lare, van de lierom lierom lieromla, vrouwtje geef het Gods deel.
God heeft mij zo lang geholpen dat mijn koetjes zijn gemolken. Van de liere, van de lare, van de lierom lierom lieromla, vrouwtje geef het Gods deel.
God heeft mij zo lang bewaard dat ik draag een grijzen baard. Van de liere, van de lare, van de lierom lierom lieromla, vrouwtje geef het Gods deel.
Schön und lieblich ist einer Stimme Melodie.
Und die zweite verschönert und verbessert sie.
Aber die dritte gibt erst die richte Harmonie.
Handen heb je om te geven en voeten om te gaan en een hart dat uit wil leven, ‘t Is fijn dat wij bestaan. Op mij mag je rekenen daar kun je op aan! Ik zal als dat moet door een vuur voor je gaan. Ik zal als dat moet door een vuur voor je gaan.