Examentrainer 2 Cellen ©JasperOut.nl.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De voortplantingsorganen
Advertisements

Planten hebben licht nodig om te groeien en om bladgroen aan te maken.
de cel als bouwsteen van levende wezens
Communicatie tussen cellen
Weet Wat Je Eet ! Vitamine wijzer! Wat en Hoeveel ? © Wieke.
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
B1 Stoffen worden omgezet
Oefenvragen 4.1 en 4.2.
2 Mitose en celdeling DNA.
1 Mitose en celdeling DNA.
Polariteit scheikundeblok.
Hoofdstuk 2 Moleculaire Stoffen
Producenten doen aan fotosynthese
Stoffen en stofeigenschappen
1. Moleculen Thema 4: Verfijning materiemodel: atomen en moleculen
Cellen en weefsels.
mineralen: atoombouw 1 Mineralen
ASSIMILATIE Basisstof 3 en 4.
DNA replicatie, celcyclus en mitose
Ruimtevaartquiz De Maan De.
Groei -Dankzij cel-cel communicatie: bevruchte eicel groeit uit tot individu: juiste vormen en alles op juiste plaats. -Gezonde voeding is nodig, veel.
Even opfrissen… In lichaamscel 46 chromosomen
Leer van de cellen.  Plantaardige cellen ◦ Zonnenergie (en water) omzetten in suikers ◦ Tijdens proces zuurstof afgeven  Dierlijke cellen ◦ Verbuiken.
Voortplanting & ontwikkeling
Centrale vraag Hoe kunnen inzichten in de moleculaire biologie helpen om ziektes te begrijpen, te voorkomen en te genezen?
Waar haal je de energie vandaan?
Voortgezette assimilatie =
Keuze-opdracht 3-1.
Hoofdstuk 3 Stoffen en reacties
Basisstof 1: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Voortgezette assimilatie =
Thema 2 Cellen § 2.4 Opname en afgifte van stoffen tussen cellen en het uit- of inwendig milieu.
Basisstof 6 & 7: Chromosomen en Celdeling
12.3 Koolstofassimilatie In de koolstofassimilatie:
THEMA 2 CELLEN BIOLOGIE DIGITAAL
BIO 42 Het centrale dogma.
B. Stof 5 De celorganellen Plantencellen en hun organellen 1
Thema cellen Processen
HAVO 4 Thema 1: Inleiding in de biologie Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO A.
Wat is kinderkanker?.
Molariteit Molariteit concentratie van stof X [X] = Eenheid molair M
Celdeling, celgroei en ontwikkeling
Thema 3 Organen en cellen
Zelfstandigheidproject 3 VWO
Thema 3 Organen en cellen
Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 4
Herhaling neerslag Vooral het rekenen…. Neerslag I Frits heeft 20 ml van een 0.20 M natriumcarbonaatoplossing en wil de carbonaationen hieruit verwijderen.
Meiose.
Primaire en secundaire immuunreactie 1 Bij het eerste contact tussen het waterpokkenvirus en B-cellen worden geheugen B-cellen en plasmacellen.
Mitose Kerndeling.
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
Thema 7 Bloemen, vruchten en zaden 1 HAVO
Grenzen Nabespreking over alcohol. Mogen -16-jarigen alcohol kopen?
Je lijf en zo.
De huid in beweging Hst. 1 Cellen en weefsels (blz. 9 t/m 23)
Maagdarmkanaal V31, Voeding.
Bloed, bloedafname en bloedonderzoek
Leerjaar 3 Nask1 H7 Materie §1 Moleculen.
Leerjaar 3 Nask1 H7 Materie §1 Moleculen.
Maagdarmkanaal V31, Voeding.
Thema 6 De cel Celdeling - Mitose.
Doelen van de les Aan het einde van de les weten jullie:
Transcript van de presentatie:

Examentrainer 2 Cellen ©JasperOut.nl

Cellen en celstructuren (2 + 3) Afbeelding 3 geeft van één cel een volledige doorsnede weer. Verschillende delen van deze cel zijn in de tekening met cijfers aangegeven. Uit de afbeelding is op te maken dat het om een plantaardige cel gaat en niet om een dierlijke. 2 Welke cijfers geven delen aan waaruit dit is op te maken? (2pt) De cijfers 1, 3 en 4 De cijfers 1, 4 en 6 De cijfers 1, 5 en 6 De cijfers 2, 3 en 5 De cijfers 2, 4 en 7 De cijfers 3, 5 en 6 3 Welk cijfer geeft een organel aan dat eiwitten voor de cel produceert? (2pt) 2 3 4 5 6 7 Zie BINAS tabel 79 B t/m D 2 Cellen ©JasperOut.nl

Een osmosepracticum (5) Osmoseproeven kun je doen met verschillende stoffen. Voorbeelden van dergelijke stoffen zijn: keukenzout (NaCl), glucose en eiwit. De moleculen van deze stoffen verschillen aanzienlijk in grootte. NaCl-moleculen zijn erg klein, suikermoleculen zijn groter en eiwitmoleculen zijn nog veel groter. Een leerling maakt een geconcentreerde 'oplossing' van bakkersgist in water (een zogenoemde gistsuspensie) en mengt deze met de drie genoemde stoffen en met water. In reageerbuis P mengt hij 20 gram gistsuspensie met 1 gram keukenzout. In reageerbuis Q mengt hij 20 gram gistsuspensie met 1 gram suiker. In reageerbuis R mengt hij 20 gram gistsuspensie met 1 gram eiwit. In reageerbuis S mengt hij 20 gram gistsuspensie met 1 mL water. 5 In welke reageerbuis zal het meeste water aan de gistcellen onttrokken worden? (2pt) In reageerbuis P In reageerbuis Q In reageerbuis R In reageerbuis S Zie BINAS tabel 75 2 Cellen ©JasperOut.nl

De bouw en werking van chromosomen (7+8) 7 Hoeveel DNA-moleculen komen er voor in het getekende chromosoom? (2pt) 1 2 4 8 8 Hoe komt het dat in niet-delende cellen een chromosoom na behandeling met de kleurstof niet zichtbaar is? (2pt) Het chromosoom bestaat dan uit slechts één chromatide. Het chromosoom is dan gespiraliseerd (opgerold). Het chromosoom is dan niet gespiraliseerd. Het chromosoom neemt dan geen kleurstof op. 2 Cellen ©JasperOut.nl

Eicel uit bot (12) 2 Cellen ©JasperOut.nl Vrouwelijke zoogdieren, inclusief de mens, hebben al voor hun geboorte een voorraad eicellen, die daarna geleidelijk kleiner wordt. Tenminste, dat dácht iedereen. Totdat Jonathan Tilly en zijn collega’s aantoonden dat het aantal eicellen bij muizen voortdurend wordt aangevuld. Ze zochten uit waar de eicellen vandaan komen. In hun onderzoek kregen muizen een specifieke chemokuur, waardoor hun voorraad eicellen werd gedood, terwijl de eierstokken verder intact bleven. Een dag na die behandeling waren er al weer eicellen in de eierstokken aanwezig. Twee maanden na de behandeling zagen de eierstokken er weer volledig normaal uit, met eicellen in diverse stadia van rijping. De cellen die deze eicellen leveren, zouden afkomstig kunnen zijn uit het beenmerg. Dit beenmerg bevat stamcellen, die nog tot andere cellen kunnen differentiëren. De onderzoekers toetsten hun hypothese door bij muizen naast de eicellen ook de stamcellen uit het beenmerg te vernietigen. Deze muizen maakten geen eicellen meer. Inspuiting van gezond beenmerg bij deze eicelloze muizen leidde tot de vorming van nieuwe eicellen. Stamcellen kunnen differentiëren tot andere cellen terwijl bijvoorbeeld zenuwcellen dit niet meer kunnen. Een leerling beweert dat dit komt omdat er veel meer verschillende genen in zenuwcellen aanwezig zijn. 12 Is de bewering van deze leerling juist of onjuist? Licht je antwoord toe. (1pt) Onjuist, In alle lichaamscellen, dus ook zenuwcellen, zijn dezelfde/evenveel genen aanwezig als in stamcellen. 2 Cellen ©JasperOut.nl