Uw inleider: Dr Alfred Kleinknecht, Emeritus hoogleraar economie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

SIER-spel Doelen: Leren hoe in een markteconomie de verbanden kunnen liggen tussen een aantal kern-concepten uit de algemene economie; Leren dat het moeilijk.
Averechtse selectie & marktfalen “Een Experiment”
Asymmentrische informatie
Havo 4: De arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op
Oerproducent (bijv. de veehouder)
in de bovenbouw van HAVO en VWO
Speltheorie een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende beslissingnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen.
Overheid beleid.
Vraag en aanbod: evenwichtsvorming in een experimentele marktsituatie.
Hoe komen producten tot stand?
Productiefactor Arbeid
Welvaart Hoofdstuk 4.
Modellen VWO 6.
Welvaart Hoofdstuk 2.
Boekje: Kopen en Werken Hoofdstuk 1:
HAVO 5 Inkomen en groei Hoofdstuk 4: Inkomensverdelingen
Hoe en waarom brengt de burger zijn snoeihout snel naar de biomassa verbrander? Van consument tot biomassaleverancier.
Goede tijden, slechte tijden
Opbrengsten van onderwijs
Consument Onderdeel marketing. Wat is marketing?.
AANBOD ARBEID IS GROTER DAN DE VRAAG NAAR ARBEID
Vandaag.
5.4 Hoe werk je? De overheid is ook een producent. Ze levert vooral diensten. Bijvoorbeeld: Gezondheidszorg & Onderwijs Een groot gedeelte van de kosten.
7.3: Trampolinebed of hangmat? Bespreken oplossingen armoede HC Opdracht.
De markt veroveren GETTING THE MARKET MARKET GETTING MARKETING.
Economische Crisis Hoofdstuk 1, paragraaf 3.
7.3: Trampolinebed of hangmat?
Arbeidsmarkt Als je op de markt loopt zie je om je heen verschillende kopers en verkopers. De vraag naar een product bestaat uit de mensen die een product.
HAVO/VWO Het prijsmechanisme
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Inventarisatie: Productiefactoren Afschrijving Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hfst 6.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Marktaandeel Ex-BTW en In-BTW Arbeidsproductiviteit Belangrijk PROGRAMMA:
Het geheel van vraag en aanbod
Mechanismen van tweedeling Over verarming en verrijking in Nederland.
Jongeren & geld. Zakgeld Hoeveel zakgeld krijgen jongeren? leeftijdzakgeld (per maand) 12€ 19 13€ 23 14€ 25 15€ 30 16€ 31 17€ 36.
Hoofdstuk 6 Productie.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
De competitieve markt Vraag- en aanbodschema StartSein pagina
Economische crisis Samenvatting. Hoofdstuk 1: kredietcrisis Huizen: – Om in te wonen (hypotheek – langdurige lening met onroerend goed als onderpand;
Samenvatting Lesbrief Werk & Werkloosheid Hoofdstukken 1-3.
Lesbrief Markt en Overheid
Geen marktmodel, maar een onderhandelingsmodel.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
Vraag en Aanbod van financiële middelen & nominale en reële rente
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
Lesbrief Markt en overheid
Welkom VWO 5..
Welkom Havo 5..
3.1 PRODUCTIE.
de markt voor 2e hands auto’s “Een Experiment”
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Markt & Overheid Les 1. Oligopolie Leerdoelen
Welkom Havo 5..
Voorbeeld Weging Indexcijfers 2011 Weging x indexcijfer Voeding
Hoofdstuk 5 Les 2: Markten.
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Welkom VWO 5..
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom havo 3..
Welkom Havo 5..
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom VWO 5..
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Vmbo 2 economie Goede producten?
Economische kringloop
Vraag en aanbod.
Optimale welvaart bij volledige mededinging
Transcript van de presentatie:

Uw inleider: Dr Alfred Kleinknecht, Emeritus hoogleraar economie 1977: Diplom Volkswirt, Freie Universität Berlin 1978-1980: Wissenschaftszentrum Berlin 1980-1984: Vrije Universiteit Amsterdam (Promotie in 1984) 1984-1988: Universitair docent, Univ. Maastricht 1988-1994: Stichting voor Economisch Onderzoek, UvA 1994-1997: Hoogleraar, VU 1997-2013: Hoogleraar, TU Delft 2006: Gastprofessor, Università La Sapienza, Rome 2009: Gastprofessor, Université Panthéon Sorbonne, Paris I 2012: Ridder in de Orde van Oranje Nassau 2013: WSI, Böckler Stiftung, Düsseldorf Contact: www.alfredkleinknecht.nl

Structuur lezing: Grote stromingen in de economie Is flexibilisering van de arbeidsmarkt wel zo wenselijk?

Neoklassieke micro-economie vanaf ca. 1840: Modelleert (keuze-) gedrag van individuen, individuele huishoudingen en individuele bedrijven → Poging tot voorspellen Concentratie op partiële markten “Stabiele” evenwichten: verstoringen van evenwichten worden “automatisch” gecorrigeerd – mits markt vrij kan werken Markt is efficiënt (optimale aanwending van schaarse middelen) Harmonistische theorie als tegenpool tegen het Marxisme Klassieke referentie: Alfred Marshall: Principles of Economics, Macmillan Press, First Edition: 1890.

Neoklassieke (micro-) economie: Concept van de ‘ideale’ markt (volledige mededinging): Een groot aantal kopers en verkopers: Niemand heeft marktmacht (men moet prijs accepteren) Homogene producten: Iedereen produceert dezelfde kwaliteit Vrije toe- en uittreding tot markten (Productiefactoren zijn mobiel; iedereen verdient een “normale” winst) Iedereen heeft perfecte kennis over prijzen, hoeveelheden of technologie Technologie en innovatie als ‘manna-from-heaven’ (‘exogeen’) Geen transactiekosten Goede garantie eigendomsrechten Vraag: zijn er markten die aan dit ideaal voldoen?

Vraag en aanbod van appels: Vraagcurve = willingness to pay curve (persoonlijke voorkeuren) Aanbodcurve = marginale kosten curve (willingness to supply curve) Mensen op dit gedeelte willen wel kopen (grote voorkeur voor appels!) Producenten op dit deel van de aanbodcurve willen niet leveren omdat hun kosten hoger zijn dat hun opbrengsten (=evenwichtsprijs) S Evenwichtsprijs: de markt ruimt! Aanbieders op dit gedeelte van de aanbodcurve willen wel leveren: hun kosten zijn lager dan de evenwichtsprijs D Mensen op dit deel van de curve willen de evenwichtsprijs niet betalen (geringe voorkeur voor appels) Evenwichtshoeveelheid (markt ruimt): alle appelen worden verkocht; alle klanten krijgen appels

oorspronkelijk evenwicht Een voorbeeld van een efficiënt "ruimende" markt: een slechte oogst reduceert het aanbod appels (Aanbodcurve verschuift) Deze mensen ontlenen voldoende nut aan appels om de oude evenwichtsprijs te betalen, maar niet genoeg nut om de nieuwe hogere evenwichtsprijs te betalen Dit zijn de echte appel liefhebbers! Zij ontlenen zo veel nut aan appels dat ze graag de nieuwe hogere prijs betalen Aanbod Nieuw evenwicht Aanbood oorspronkelijk evenwicht Vraag Efficiënte (welvaartsmaximaliserende) oplossing: Schaarse appels gaan naar de mensen met de hoogste bereidheid om te betalen (= hoogste nut!)

Nog een voorbeeld: De arbeidsmarkt voor hoogleraren is in evenwicht Vraag: hoe kan langdurige werkloosheid onder hoogleraren ontstaan? Als hoogleraren goedkoper worden, huren universiteiten meer hoogleraren in Lonen hoog-leraren Aanbod van hoogleraren Evenwichts-loon Als de lonen stijgen bieden zich meer mensen als hoogleraar aan Vraag naar hoogleraren Aantal verhandelde hoogleraren Markt "ruimt"!

Professoren worden werkloos omdat hun lonen te hoog zijn! De werkloosheid afschaffen? Volg de groene pijlen! Te hoge lonen door agressieve vakbonden S = Aanbod van professoren Marktruimend loon voor professoren D = vraag naar professoren Door hoge lonen vragen universiteiten minder professoren Door hoge lonen bieden zich meer mensen als professor aan Werkloze professoren

Na de grote crisis: “Keynesiaanse revolutie”: Diep wantrouwen in de markteconomie (Tinbergen: CPB!): Fiscaal & monetair beleid voor stabilisatie; overleg organen (bijv. SER) Keynesianisme lijkt erg succesvol vanaf de wederopbouw tot de jaren zeventig: Hoge groei Lage inflatie Lage werkloosheid Acceptabele inkomensverdeling The Age of Keynes Brede sociaaleconomische consensus: Een sociaal vangnet voor de zwakken Fiscale en monetaire bijsturing conjunctuur Goed gereguleerde (financiële) markten

Supply-side economics! Na een “Golden Age of Capitalism” (“Age of Keynes”, 1946-73) komt ca. 1975-1985 een keerpunt: Dalende economische groei Fiscale stimulering lijkt niet meer te werken Oliecrisis en “Stagflatie” (= stagnatie + inflatie) “Hollandse Ziekte” → bedrijfssluitingen, massa werkloosheid Stijgende staatschulden Keynesiaanse macro-modellen maken stevige voorspelfouten Dit alles was een voedingsbodem voor een anti-Keynesiaanse contrarevolutie van rechts: Supply-side economics!

Supply-side economics betekent (1): Grotere inkomensongelijkheid als programma: “Presteren moet weer lonen!” Versobering van uitkeringen (“ze maken mensen passief!”) Terugtredende overheid: deregulering, liberalisering, privatisering (Hayek: “Minimal State”!) Geen fiscale stimulering (jaagt alleen inflatie en staatsschuld op) Alleen monetair beleid voor inflatiebestrijding Deregulering financiële markten: meer financieel ondernemerschap! Verzwak de vakbonden (een kartelorganisatie!) Deregulering arbeidsmarkt: soepeler ontslag! Breek de “insider-outsider” arbeidsmarkten open! Markten vergissen zich nooit … en de overheid altijd!

Supply-side economics betekent (2): Theorie van de “natuurlijke werkloosheid” wordt dominant → er moet voldoende werkloosheid zijn om de arbeid te disciplineren, zodat er geen loonprijs-spiraal ontstaat. Werkloosheid is een sturingsinstrument: Nederland hoort minimaal 4,5% “natuurlijk werklozen” te hebben (minder is gevaarlijk!) Hoge werkloosheid in Zuid-Europa is geen probleem … maar onderdeel van de oplossing: → Meer concurrentie om schaarse banen → Verzwakking van de vakbeweging! → Ruimte voor afbraak verzorgingsstaat; neerwaarts flexibele lonen!

Supply-side economics werkt! Meer ongelijkheid van inkomens Aandeel in het Nationaal Inkomen van de VS: van de rijkste 10%: 33% in 1976 50% in 2007 En van de rijkste 1%: 8.9% in 1976 23.5% in 2007 Bron: Atkinson, Piketty and Saez (2011)

US: Average income of the bottom 90% and of the top 1%, 1933-2006 Keynesiaanse periode Supply-side politics Krediet

US: Domestic debt as a percentage of GDP (1950-2007) "Household" = Consumer and mortgage debt "Business" = Total non-financial business sector debt "Financial" = Total financial sector debt "Public" = total public sector debt (local and federal) Hefboom financieringen! Source: US Federal Reserve Zeepbel met huizenprijzen → hogere hypotheken voor consumptie

There is no such thing like ‘society’ Aanval op de neoklassieke theorie: Hoe realistisch is de ‘homo economicus’? Gaan mensen inderdaad hun individueel nut maximaliseren? There is no such thing like ‘society’ (Margret Thatcher)

Het ultimatum spel: Je mag een bedrag van €100 verdelen tussen jouw en je medespeler Spelregels: Je moet hem minimaal €1 geven Je medespeler kan het bedrag accepteren of weigeren Bij acceptatie worden de bedragen toegekend Bij weigering krijgen jullie allebei niets De twee spelers blijven anoniem voor elkaar; na het spel zullen ze elkaar nooit meer ontmoeten Er wordt maar 1 spelronde gespeeld. Stel dat beiden hun individuele opbrengsten willen maximaliseren, wat is de logische uitkomst van het spel? Als iedereen geldgierig en egoïstisch is? (‘homo economicus’) Als mensen bepaalde normen en waarden hebben? (bijv. fairness …)

Praktische experimenten met het ultimatum laten zien: Veel (niet alle!) mensen hebben de neiging om de ander een bod fair bod te doen (50:50) Bieden ze aanzienlijk minder aan dan 50:50, dan neigen de tegenspelers tot weigering – en ontlenen een zeker genoegen aan het bestraffen van de ander … ook al bestraffen ze zichzelf Ergo: De ‘homo economicus’ houdt (in de meeste gevallen) niet stand!

Strategische interactie: speltheorie en het gevangenen dilemma Het klassieke voorbeeld: Piet en Jan hebben samen een delict gepleegd en zitten gevangen (ze kunnen niet met elkaar communiceren). Er zijn vier mogelijkheden: Allebei zwijgen ze; justitie komt bewijs tekort, dus komen ze met een moderate straf weg Allebei praten ze; justitie weet alles maar legt een iets minder zware straf op als beloning voor de medewerking Piet zwijgt, maar Jan praat: de politie weet alles; Piet krijgt zwaar straf; Jan komt redelijk weg omdat hij gepraat heeft Jan zwijgt, maar Piet praat: Jan is de klos Wat zou jij doen als je Piet of Jan was?

Het gevangenen dilemma Jan praat niet Piet praat Beiden krijgen 6 jaar Jan: 20 jaar Piet: 1 jaar Piet: 20 jaar Jan: 1 jaar Beiden krijgen 3 jaar Wat zou jij doen als je Piet of Jan was?

Andere applicaties van het gevangenen dilemma: Op een feest wordt je hees in je keel: je moet heel hard praten omdat iedereen zo hard praat In een voetbalstadion staat iedereen op om het spel beter te kunnen zien … Je moet je kinderen met de auto naar school brengen; fietsen is te gevaarlijk vanwege de vele auto’s … Er zijn drie dominante bedrijven in een markt. Plotseling begint een van hen met een dure en agressieve reclame campagne: wat doen de andere twee? Als de NMA aanbiedt, dat kartelleden die het kartel verklikken zelf straffeloos wegkomen … Idem een kroongetuige bij justitie … Kartelleden kunnen het kartel oplichten door: Stiekem net iets beneden de afgesproken kartelprijs te verkopen Stiekem hun productie iets groter te maken dan afgesproken

Herhaald spelen: Tot slot: het gevangenen dilemma pakt anders uit als het vele keren wordt gespeeld, met dezelfde betrokkenen. Dominante strategie? “Tit-for-tat” is meest efficiënt: je ‘spiegelt’ telkens het gedrag van je tegenspeler. Of stel dat Piet en Jan leden zijn van een maffia clan met een sterke peetvader …?

Tegenbewegingen: theorieën over falende markten Marktfalen door externe effecten: →Positieve externe effecten: iemand profiteert van jouw inspanning zonder ervoor te betalen (bijv. gratis na-apen van je uitvinding) →Negatieve externe effecten: Iemand heeft nadeel van jouw activiteiten zonder ervoor gecompenseerd te worden (bijvoorbeeld: je mag gratis de stadslucht vervuilen)

Een voorbeeld van positieve externe effecten: Inentingen Veronderstelling: Inentingen worden vrij verkocht; u betaald er zelf voor . Onder-investering in inentingen D * = Gewenste vraagcurve vanuit maatschappelijk oogpunt (rekening houdend met het individuele en maatschappelijk nut van inentingen P S D = Bereidheid om te betalen voor inentingen (individuele voorkeuren) Q Hoeveelheid inentingen die individuen kiezen Welvaart maximaliserende hoeveelheid inentingen

Een voorbeeld van negatieve externe effecten: milieuvervuiling N.B.: In uw individueel besluit om al of niet te vervuilen, houdt u geen rekening met het negatieve nut van uw vervuiling voor anderen! Maatschappelijk optimale aanbodcurve wanneer kosten vervuiling aan vervuiler worden opgelegd Overproductie wanneer vervuiling gratis is Prijs met vuiltaks Aanbodcurve van bedrijf dat gratis mag vervuilen Prijs bij gratis vervuiling vraagcurve Hoeveelheid productie wanneer vervuiling gratis is Hoeveelheid productie met vuiltaks

Samenvatting: externe effecten Positieve externe effecten leiden tot onderproductie (of onderinvestering) Negatieve externe effecten leiden tot overproductie (of overinvestering) Hoe verhelpen? Regulering door de overheid (emissie standaarden voorschrijven, leges, verhandelbare emissierechten) Subsidies (positieve externe effecten) Belastingen (negatieve externe effecten) Onderhandelen? (werkt alleen in kleine groepen; Coase) "Onderproductie" vanuit maatschappelijk oogpunt – voor u is het de goede hoeveelheid, aangezien u niet gecompenseerd wordt "Overproductie" vanuit maatschappelijk oogpunt – voor u is het de goede hoeveelheid omdat u gratis mag vervuilen

Nog een bron van marktfalen: "Asymmetrische informatie" (= één marktpartij weet veel meer dan de andere) Hoe te repareren? Voorbeelden: Tweedehands auto's: de verkoper weet meer dan de koper – maar vertelt niet dat het een maandagochtend auto is Dokters weten meer dan patiënten → als 'aanbieders' kunnen zij hun eigen vraag bepalen! Verzekeringen kunnen makkelijk worden opgelicht door hun klanten (bijv. reisverzekeringen) Advocaten weten meer dan hun cliënten – zij willen hun declaraties maximaliseren … … en allerlei andere soorten specialistische commerciële dienstverlening …

Vier typen goederen: markt of overheid? Gebruik is rivaliserend (uitputbaar): Privé goederen: Voedsel, auto’s, huizen Common resources: Vis in oceanen, natuurschoon Gebruik is niet-rivaliserend (niet uitputbaar): Natuurlijke monopolies: Internet, kabel-TV Publieke goederen: Rechtstaat; publieke veiligheid Uitsluitbaar: Geen meeliften mogelijk! (Sterke eigendomsrechten) Niet-uitsluitbar: Meeliften makkelijk (Zwakke eigendomsrechten)